nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Gemeentewet en de Waterschapswet in verband met een verruiming
van de beleidsvrijheid van gemeenten en waterschappen met betrekking tot het
kwijtschelden van belastingschulden.
De toelichtende memorie die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
16 mei 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de beleidsruimte
van gemeenten en waterschappen met betrekking tot het kwijtschelden van belastingschulden
te vergroten en daartoe de Gemeentewet en de Waterschapswet te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 255 van de Gemeentewet wordt, onder vernummering van het derde
lid tot zesde lid, het tweede lid vervangen door:
2. Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding
zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze
Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels
van toepassing.
3. De raad kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede lid bedoelde
regels, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend, dan wel dat afwijkende
regels gelden die ertoe leiden dat in beperktere mate kwijtschelding wordt
verleend. Het stellen van afwijkende regels geschiedt bij afzonderlijk besluit.
4. Met inachtneming van door Onze Minister, in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën, te stellen regels kan de raad bij afzonderlijk
besluit afwijkende regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de kosten
van bestaan in aanmerking worden genomen.
5. Op de in het derde en het vierde lid bedoelde besluiten tot het stellen
van afwijkende regels is artikel 218 niet van toepassing.
ARTIKEL II
In artikel 144 van de Waterschapswet wordt, onder vernummering van het
derde lid tot zesde lid, het tweede lid vervangen door:
2. Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding
zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister
van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.
3. Het algemeen bestuur kan bepalen dat, in afwijking van de in het tweede
lid bedoelde regels, in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend, dan
wel dat afwijkende regels gelden die ertoe leiden dat in beperktere mate kwijtschelding
wordt verleend. Het stellen van afwijkende regels geschiedt bij afzonderlijk
besluit.
4. Met inachtneming van door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,
in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, te stellen regels
kan het algemeen bestuur bij afzonderlijk besluit afwijkende regels stellen
met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden
genomen.
5. De in het derde en het vierde lid bedoelde besluiten tot het stellen
van afwijkende regels behoeven niet ter inzage te worden gelegd en zijn niet
onderworpen aan goedkeuring.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1
januari 1995.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
De Staatssecretaris van Financiën,