24 149
Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het opnemen van een document inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs

nr. 11
GEWIJZIGDE AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN STELLINGWERF EN VAN DER HOEVEN TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER DE NRS. 7 EN 8

Ontvangen 14 maart 1996

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel A komt de aanhef te luiden «Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:» en wordt na artikel 15 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16. Ontheffing in verband met eigen aard

1. Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de scholen ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag dat een of meer bijzondere scholen in stand houdt, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 15. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de scholen als van de bij de scholen betrokken ouders.

2. Onze minister verklaart de ontheffing vervallen, indien de gronden waarop zij berustte niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën.

3. Het bevoegd gezag doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

B

In onderdeel B wordt in de aanhef «artikel 15» vervangen door «de artikelen 15 en 16» en wordt toegevoegd:

Artikel 16. Ontheffing in verband met eigen aard.

II

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel A komt de aanhef te luiden «Na artikel 22 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:» en wordt na artikel 23 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24. Ontheffing in verband met eigen aard

1. Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag van een bijzondere school ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 23. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de school als van de bij de school betrokken ouders of leerlingen.

2. Onze minister verklaart de ontheffing vervallen, indien de gronden waarop zij berustte niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën.

3. Het bevoegd gezag doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

B

In onderdeel B wordt in de aanhef «artikel 23» vervangen door «de artikelen 23 en 24» en wordt toegevoegd:

Artikel 24. Ontheffing in verband met eigen aard.

III

In artikel III, onderdeel A, komt de aanhef te luiden «Na artikel 32b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:» en wordt na artikel 32c een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32d. Ontheffing in verband met eigen aard

1. Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag van een bijzondere school ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 32c. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de school als van de bij de school betrokken ouders of leerlingen.

2. Onze minister verklaart de ontheffing vervallen, indien de gronden waarop zij berustte niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën.

3. Het bevoegd gezag doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

IV

In artikel IV wordt in de aanhef «wordt» vervangen door «worden» en «een nieuw artikel 4.1.1a» door «twee nieuwe artikelen» en wordt na artikel 4.1.1a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1.1b. Ontheffing in verband met eigen aard

1. Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de instelling ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag van een bijzondere instelling ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4.1.1a. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt gesteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de instelling als van de bij de instelling ingeschreven deelnemers.

2. Onze minister verklaart de ontheffing vervallen, indien de gronden waarop zij berustte niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën.

3. Het bevoegd gezag doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

V

In artikel VI, onderdeel A, wordt «derde tot en met vijfde lid» vervangen door: derde tot en met achtste lid.

VI

In artikel VI, onderdeel B, aanhef, wordt «derde tot en met vijfde lid» vervangen door «derde tot en met achtste lid» en worden aan artikel 4.2 drie nieuwe leden toegevoegd luidende:

6. Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de instelling ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bestuur van een bijzondere instelling ontheffing verlenen van het bepaalde in het derde tot en met vijfde lid. Het instellingsbestuur toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt gesteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de instelling als van de bij de instelling ingeschreven studenten.

7. Onze minister verklaart de ontheffing vervallen, indien de gronden waarop zij berustte niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het zesde lid bedoelde categorieën.

8. Het bestuur doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

Toelichting

Het is wenselijk een ontheffingsmogelijkheid in de wet op te nemen voor scholen die op grond van de aan hun school ten grondslag liggende levensbeschouwing bezwaar hebben tegen de wet.

De formulering van de amendementen sluit aan bij die van de ontheffingsbepaling in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992. Deze bepaling verleent op dezelfde gronden ontheffing.

Stellingwerf

Van der Hoeven

Naar boven