24 142
Wijziging van de Ziekenfondswet ter vereenvoudiging van de identificatie van verzekerden door het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsverzekering, alsmede om enige andere wijzigingen in die wet aan te brengen en wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ter bevordering van een gelijkvormige redactie van de informatiebepalingen van de sociale ziektekostenverzekeringen (Wet sociaal-fiscaal nummer Ziekenfondswet)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ALGEMEEN

1. Inleiding

Met dit voorstel van wet beoogt de regering een aantal veranderingen aan te brengen in de uitvoering van de Ziekenfondswet (ZFW). Het betreft met name maatregelen om de mogelijkheden tot identificatie van verzekerden ingevolge de ZFW te vergemakkelijken door het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de administraties ten behoeve van de uitvoering van die sociale ziektekostenverzekering voor te schrijven en door de mogelijkheid voor ziekenfondsen te vergroten om informatie op te vragen van een aantal met name genoemde instanties.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om nog enkele andere wijzigingen aan te brengen, van voornamelijk technische aard, waaronder het laten vervallen van een groot aantal inmiddels uitgewerkte overgangsbepalingen in de ZFW.

2. Het fiscaal en sociaal-fiscaal nummer

In talloze parlementaire stukken is het beleid met betrekking tot het gebruik van het fiscaal nummer en het sociaal-fiscaal nummer uitvoerig uiteengezet. Vele van die stukken zullen in het navolgende korte historisch overzicht de revue passeren. Een opname van een brede historische beschouwing in deze memorie wordt, met verwijzing naar die aangehaalde stukken, dan ook niet nodig geacht.

Het fiscaal nummer is bij wet van 27 juni 1985 tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met het gebruik van een registratienummer ten behoeve van de geautomatiseerde verwerking van loonbelastinggegevens door de rijksbelastingdienst (Staatsblad 1985, 369) ingevoerd. Het op geautomatiseerde wijze verwerken van loonbelastinggegevens biedt namelijk in vergelijking met een handmatige verwerking belangrijke efficiency voordelen, zeker indien daarbij in ogenschouw wordt genomen dat in verreweg de meeste gevallen de loonadministratie van werknemers wordt bijgehouden op geautomatiseerde wijze. Ook de inhouding geschiedt op geautomatiseerde wijze. Door aanlevering van de loonbelastinggegevens door inhoudingsplichtigen op media die door geautomatiseerde gegevensverwerkende apparatuur kunnen worden gelezen en worden verwerkt, zou het overgrote deel van het handmatig invoeren van de loonbelastinggegevens kunnen worden voorkomen. Voorwaarde hiervoor was wel dat op een snelle en efficiënte manier de loonbelastinggegevens betreffende een belastingplichtige, verstrekt door een inhoudingsplichtige, «gekoppeld» zouden kunnen worden met gegevens die bij de belastingdienst omtrent hem zijn opgenomen. Dit is gerealiseerd door de invoering van een uniek identificerend nummer: het fiscaal nummer. Het fiscaal nummer is, zoals in de memorie van toelichting op het desbetreffende wetsvoorstel uiteen is gezet, een persoonsgebonden neutraal identificerend nummer, dat voor iedere belastingplichtige is vastgelegd in een gegevensbestand van de Rijksbelastingdienst. Het fiscaal nummer is voortgekomen uit het zogeheten Landelijk Vast Nummer, dat door de Belastingdienst al werd gebruikt voor diverse interne doeleinden (zoals de verwerking van de aanslagen inkomstenbelasting, premieheffing volksverzekeringen, vermogensbelasting en schoolgeld).

Het Landelijk Vast Nummer was voor de belastingplichtigen reeds kenbaar, omdat het werd vermeld op de aangifte- en aanslagbiljetten.

Door de wens dit nummer – maar dan onder de naam fiscaal nummer – te gaan gebruiken bij de verwerking van loonbelastinggegevens, werd het noodzakelijk het nummer kenbaar te maken aan en op te doen nemen in de loonadministraties van de inhoudingsplichtigen. Deze zijn immers bij de heffing van de loonbelasting de tussenschakel tussen de belastingplichtige en de belastingdienst.

Het gebruik van het fiscaal nummer is wettelijk beperkt tot het gegevensverkeer in de driehoek: belastingplichtige – inhoudingsplichtige – fiscus. (Wel is het fiscaal nummer reeds in 1988 met instemming van de Tweede Kamer beschikbaar gesteld aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ten behoeve van de studiefinanciering en aan het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ten behoeve van de individuele huursubsidie).

De bescherming van de persoonlijke levenssfeer kreeg enerzijds gestalte door de duidelijke beperking van het gebruiksgebied van het fiscaal nummer, onder meer door toepassing van de fiscale geheimhoudingsbepaling, en anderzijds door regelgeving betreffende de privacybescherming, waaronder de latere Wet persoonsregistraties.

Op 23 januari 1985 bracht de regering de nota «Administratie-nummers bij de rijksoverheid» (Kamerstukken II, 1984/85, 18 838, nrs. 1 en 2), de zogenaamde Strategienotitie, uit. Daarin sprak de regering ondermeer haar voornemen uit tot invoering van het fiscaal nummer in de sfeer van de sociale zekerheid, waarbij een wettelijke regeling met voldoende waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zou moeten worden getroffen.

De keuze voor het gebruik van het fiscaal nummer in de sfeer van de sociale zekerheid is onder andere bepaald door de nauwe samenhang die, zowel aan de heffings- als aan de uitkeringskant van de sociale verzekeringen, met de belastingheffing bestaat, alsmede door de omstandigheid dat werkgevers reeds het fiscaal nummer voor de belastingheffing dienden te hanteren en de omstandigheid dat de bedrijfsverenigingen als inhoudingsplichtige voor de uitkeringsgerechtigden reeds het fiscaal nummer gebruikten.

Door de wet van 28 december 1988, houdende wijziging van de Organisatiewet Sociale Verzekering en enkele andere sociale verzekeringswetten tot invoering van een sociaal-fiscaal nummer, nadere regeling van het gegevensverkeer tussen verzekerde, werkgever en uitvoeringsorgaan en aanpassing van de geheimhoudingsbepalingen (Staatsblad 1988, 655), verder aan te halen als Wet invoering sociaal-fiscaal nummer, is de invoering van het sociaal-fiscaal nummer, de regulering van het gebruik daarvan en de verplichting tot het inrichten van verzekerdenadministraties geregeld in de Ziektewet, de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Algemene Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Toeslagenwet en de Wet arbeid gehandicapte werknemers, zijnde de wetten uitgevoerd door de bedrijfsverenigingen, en in de Algemene Ouderdomswet, de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de Algemene Kinderbijslagwet, wetten die uitgevoerd worden door de Sociale Verzekeringsbank.

Inmiddels is bij de Wet van 21 mei 1992 tot wijziging van de Algemene Bijstandswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Vreemdelingenwet inzake de uitwisseling van gegevens (Staatsblad 1992, 244), verder aan te halen als Wet invoering sociaal-fiscaal nummer gemeenten, ook het sociaal-fiscaal nummer ingevoerd in de administratie voor de uitvoering van de Algemene Bijstandswet, de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en arbeidsonge-schikte gewezen zelfstandigen, de onderdelen van de sociale zekerheidswetten die door de gemeenten worden uitgevoerd.

Invoering van het fiscaal nummer als persoonsidentificatie-nummer in de administratie van de door de gemeenten uit te voeren sociale zekerheidswetten geeft de samenhang aan tussen sociale verzekeringen en die door de gemeenten uit te voeren sociale wetten. Ook tussen gemeenten en belastingdienst vervult het sociaal-fiscaal nummer bij de gegevensuitwisseling een functie.

Mede op basis van de notitie «A-nummer en SoFi-nummer: een paar apart» (Kamerstukken II 1988/89, 21 178, nr. 1), de nota «Gegevensuitwisseling ter bestrijding van Misbruik en Oneigenlijk gebruik» (Kamerstukken II 1992/93, 17 050, nrs. 145–146), en Bijlage 22 van de Miljoenennota 1993, heeft de regering bij brief van 3 december 1992 over de voortgang van de maatregelen in de nota «Gegevensuitwisseling» aan de voorzitter van de vaste commissie Misbruik en oneigenlijk gebruik (Kamerstukken II 1992/93, 17 050, nr. 165) aangekondigd het sociaal-fiscaal nummer op te nemen in de gemeentelijke basisadministratie. Met de wet van 9 juni 1994, houdende regels ter zake van de gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), die met ingang van 1 oktober 1994 in werking is getreden, is dat voornemen formeel geconcretiseerd.

Op termijn zal een vergelijking mogelijk zijn met de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens waarin het sociaal-fiscaal nummer, naar verwachting in 1996, eveneens wordt ingevoerd en wel op een zodanige wijze dat op de persoonslijst van de in die administratie ingeschrevene niet alleen zijn eigen sociaal-fiscaal nummer wordt bijgehouden, maar ook dat van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten en de kinderen. Het sociaal-fiscaal nummer wordt opgenomen in de verwijsgegevens in de basisadministratie. Op deze wijze kunnen instanties en organisaties die over het sociaal-fiscaal nummer mogen beschikken, waaronder de ziekenfondsen, dit nummer gebruiken als toegangssleutel bij het bevragen van gemeenten waar een persoon ingeschreven is of is geweest (Kamerstukken II 1992/93, 21 123, nr. 21).

De ZFW en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekostenverzekering (AWBZ) zijn de enige sociale zekerheidswetten waarin het sociaal-fiscaal nummer nog niet is ingevoerd.

Met dit voorstel worden ook voor die wetten stappen gezet c.q. aangekondigd die moeten c.q. kunnen leiden tot invoering van dat nummer als persoonsidentificerend nummer bij de uitvoering van die wetten.

3. Het sociaal-fiscaal nummer en ziektekostenverzekeringen

3.1. Periode 1987–1993

Reeds in 1987 is aan de Ziekenfondsraad, in het kader van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in het geheel van de werknemersverzekeringen (Kamerstukken II 1988/89, 20 854), advies gevraagd over de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW. In het op 25 februari 1988 uitgebrachte advies (Advies inzake «administratie, gegevensverstrekking en geheimhouding in het kader van de sociale verzekeringen», Uitgave ZFR 387/88) is door een meerderheid van de Ziekenfondsraad invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering afgewezen. Hieraan lagen verschillende bezwaren ten grondslag, onder meer op het vlak van de privacy als ook van de doelmatigheid. Mede gelet op dit advies is door de regering destijds besloten om, als uitzondering op de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de overige werknemersverzekeringen, niet tot een gelijktijdige invoering daarvan in de ziekenfondsverzekering over te gaan. Daarbij speelde tevens een rol het voornemen om op korte termijn (eerst naar verwachting met ingang van het jaar 1992, later naar verwachting met ingang van het jaar 1995) een de gehele bevolking omvattende Wet op de zorgverzekering tot stand te brengen, waarin het sociaal-fiscaal nummer zou worden ingevoerd. Omdat bij de inwerkingtreding van de Wet op de zorgverzekering de ZFW zou worden ingetrokken, werd het niet opportuun geacht voor een betrekkelijk korte tijd een ingrijpende wijziging in de uitvoering van de ziekenfondsverzekering te weeg te brengen. Een belangrijke overweging daarbij was dat de ziekenfondsen voor de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in hun administraties aanzienlijke investeringen zouden moeten doen. Dit klemde te meer, omdat als gevolg van het verschil in verzekeringsgrondslag in enerzijds de ZFW en anderzijds de tot stand te brengen Wet op de zorgverzekering een groot deel van de vorenbedoelde investeringen van de ziekenfondsen bij invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering bij de totstandkoming van de zorgverzekering als verloren zou moeten worden beschouwd.

Inmiddels is een sociaal-fiscaal nummer voor iedere ingezetene in Nederland beschikbaar. Voorts ontstaat er in het kader van de fraudebestrijding een toenemend belang om gegevens met betrekking tot de vaststelling van de identiteit van personen die gebruik maken van een sociale verzekering of voorziening, tussen verschillende uitvoeringsorganen betrokken bij de sociale zekerheid uit te wisselen.

Nu er voor zowel de verzekerde als voor de medeverzekerden een sociaal-fiscaal nummer beschikbaar is, kan de ziekenfondsadministratie zo worden opgezet dat deze administratie ook bruikbaar zal zijn in een systeem van individuele verzekering. Daarmee is een belangrijk argument dat de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering tegenhield, te weten het voorkomen van kapitaalvernietiging door het doen van kostbare aanpassingen van administraties die na korte tijd onbruikbaar dreigen te worden vanwege een verandering in het verzekeringssysteem, vervallen.

3.2. Periode 1994 en verder

Met het aantreden van deze nieuwe regering is een beleidswijziging met betrekking tot de herziening van het stelsel van ziektekostenverzekeringen opgetreden. In het Regeerakkoord «Keuzes voor de toekomst» en de daarbijbehorende eerste bijlage «Bijlage Volksgezondheid» (Kamerstukken II 1993/94, 23 715, nr. 11) heeft de huidige regering uiteengezet dat – onder handhaving van de systematiek van de ziekenfondsverzekering en particuliere ziektekostenverzekering – beide verzekeringsvormen geleidelijk naar elkaar toe moeten groeien door wederzijds een aantal essentiële punten als pakket, premieheffing en eigen risico aan de voet, gelijk te schakelen. Een wet op de convergentie zal daarbij ook voor personen die voor hun verzekering tegen ziektekosten zijn aangewezen op de particuliere verzekeringsmarkt de verplichting scheppen zich te verzekeren tegen de kosten van een als noodzakelijke en gepaste zorg gedefinieerd pakket, dat gelijk is aan dat van ziekenfondsverzekerden. In dezelfde wet zal een plicht worden opgelegd aan particuliere ziektekostenverzekeraars om op de particuliere verzekeringsmarkt aangewezen personen te accepteren voor de verzekering van vorenbedoeld pakket.

De regering neemt zich voor bij de totstandkoming van die convergentiewet ook aandacht te besteden aan een eventuele invoering van het sociaal-fiscaal nummer voor de verzekerdenadministratie van die verplichte particuliere verzekering.

3.3. Belang opname sociaal-fiscaal nummer in Ziekenfondswet

In het advies van de Ziekenfondsraad van 25 februari 1988 acht die raad een eventuele invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering van belang in het kader van de samentelling van inkomsten, de toetsing van het inkomen aan de loongrens, de (maximum)premieheffing en de beoordeling van het recht op medeverzekering.

Het belang van de invoering van een uniek persoonsidentifica-tienummer in de administratie van de ziekenfondsverzekering is toegenomen na invoering van de Wet stelselwijziging ziektekostenverzekering tweede fase met ingang van 1 januari 1992. Met ingang van die datum is de verplichte regionale organisatie van de ziekenfondsverzekering losgelaten. De verzekerden hebben thans de keuze uit meer ziekenfondsen bij welke zij zich voor de ziekenfondsverzekering kunnen laten inschrijven. Ook kunnen verzekerden na een periode van ten hoogste twee jaren, te rekenen vanaf de datum van inschrijving, van ziekenfonds wisselen. Die wijzigingen stellen meer eisen aan de communicatie tussen ziekenfondsadministraties onderling en ook aan de communicatie met derden.

Het gebruik van een uniek persoonsidentificatienummer zal de communicatie vereenvoudigen tussen ziekenfondsen onderling met betrekking tot het voorkómen van gelijktijdige inschrijving bij meerdere ziekenfondsen, de overheveling van verzekerdengegevens tussen ziekenfondsen en het vaststellen van de (nog) verschuldigde nominale premie over een verzekeringsperiode.

Van groot belang acht de regering ook dat het gebruik van een uniek persoonsidentificatienummer gewenst is bij de communicatie tussen ziekenfondsen en derden, zoals bedrijfsverenigingen, werkgevers, uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid en Belastingdienst. Het sociaal-fiscaal nummer wordt reeds in toenemende mate uit oogpunt van administratieve efficiency in het berichtenverkeer tussen overige uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid onderling en tussen die organen en de Belastingdienst gebruikt. Nu er meerdere ziekenfondsen per regio werkzaam zijn, neemt het belang van een eenvoudige en eenduidige persoonsidentificatie bij die communicatie van derden met die fondsen sterk toe.

De regering beziet een en ander met name vanuit het brede belang van een goede en zuivere uitvoering van de sociale zekerheid.

Een belangrijk doel van de communicatie is namelijk het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de sociale zekerheid (Nota «Gegevensuitwisseling ter bestrijding van Misbruik en Oneigenlijk gebruik», Kamerstukken II 1991/92, 17 050, nrs. 145–146). Invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering levert aan die bestrijding – en in voorkomend geval wellicht ook van misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de ziekenfondsverzekering – een bijdrage. Ook in het regeringsstandpunt inzake de gegevensuitwisseling tussen ziekenfondsen en gemeentelijke sociale diensten, dat door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 25 mei 1994 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gezonden, wordt de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering als oplossing gezien voor het moeilijk identificeren van wederzijdse verzekerden/cliënten.

3.4. Belang opname sociaal-fiscaal nummer in AWBZ

Het invoeren van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW betekent dat de administraties van de ziekenfondsen moeten worden aangepast. Die fondsen voeren tevens voor de bij hen ingeschreven ziekenfondsverzekerden de verzekering ingevolge de AWBZ uit. Dat roept de vraag op of het wenselijk is voor deze AWBZ-verzekerden ook reeds het sociaal-fiscaal nummer als identificerend nummer te gebruiken.

Indien kan worden overgegaan tot het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer als identificerend nummer voor AWBZ-verzekerden die tevens verzekerd zijn ingevolge de ZFW, rijst de vraag of dit ook wenselijk wordt geacht voor AWBZ-verzekerden die tevens verzekerd zijn ingevolge een verzekeringsovereenkomst met een ziektekostenverzekeraar of tevens als deelnemers of als gezinsleden van deelnemers deelnemen aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren.

Die vragen zijn bij brief van 21 december 1992, kenmerk VMP/VVU-923522, voorgelegd aan de Ziekenfondsraad.

In zijn adviezen van 25 maart 1993 (advies inzake invoering sofi-nummer in Ziekenfondswet en AWBZ, uitgave Ziekenfondsraad 1993 nummer 574) en van 13 september 1993 (advies inzake invoering sofi-nummer in de AWBZ, kenmerk BU/26738/93) stelt de raad vast dat het sociaal-fiscaal nummer als leidend identificatienummer een belangrijke rol is toebedeeld in het kader van de uitvoering van het geheel van de sociale zekerheid. Daar de ZFW en de AWBZ daartoe behoren, ligt het volgens die raad voor de hand het sociaal-fiscaal nummer tevens in te voeren in die wetten.

Voorts stelt de raad dat het belang van invoering van het sociaal-fiscaal nummer in verzekerdenadministratie voor de uitvoering van de AWBZ zeer betrekkelijk is.

Een zeker belang is gelegen in de uitbreiding van de controlemogelijkheden met het oog op premieheffing en de vaststelling van de verzekeringsplicht. Taken die in eerste instantie op het bordje liggen van de Belastingdienst, al hebben ook de uitvoeringsorganen AWBZ een eigen taak in dezen.

Het sociaal-fiscaal nummer zou de communicatie kunnen bevorderen tussen uitvoeringsorganen van de AWBZ en de Belastingdienst respectievelijk andere organen die betrokken zijn bij de uitvoering van de sociale zekerheid.

Ook heeft de raad bezien of invoering van het sociaal-fiscaal nummer van belang zou kunnen zijn voor de uitvoering van de Eigen-bijdrageregeling AWBZ. Daartoe zou voor de uitvoering van de regeling een koppeling moeten worden aangebracht met de gegevens van de Belastingdienst. Omdat de Belastingdienst een inkomensbegrip hanteert dat verschilt van de wijze van berekening van het bijdrageplichtig inkomen op grond van de Eigen-bijdrageregeling AWBZ en de gegevens van de Belastingdienst niet actueel genoeg zijn voor de uitvoering van die regeling, acht de raad invoering van het sociaal-fiscaal nummer om die reden weinig zinvol.

Daarnaast vindt de controle van de juistheid en volledigheid van de inhoudingen aan de bron bij pensioen- en uitkeringsinstanties op een zodanig verantwoorde wijze plaats dat ook daar de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie voor de uitvoering van de AWBZ geen toegevoegde waarde heeft. Aldus de Ziekenfondsraad.

3.5. Het standpunt van de regering

3.5.1. Standpunt ten aanzien van de Ziekenfondswet

De regering acht de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering van belang in het kader van de samentelling van inkomsten, de toetsing van het inkomen aan de loongrens, de (maximum)premieheffing en de beoordeling van het recht op medeverzekering. Daarbij acht de regering van belang dat thans niet op korte termijn met een spoedige opheffing van de ZFW rekening wordt gehouden. Voorts geldt dat er inmiddels een sociaal-fiscaal nummer voor iedere ingezetene in Nederland beschikbaar is en dat op niet al te lange termijn voor iedere verzekerde en medeverzekerde, ongeacht leeftijd, zijn of haar sociaal-fiscaal nummer toegankelijk is via de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens.

Doordat er zowel voor de verzekerde als voor de medeverzekerden een sociaal-fiscaal nummer beschikbaar is, kan de ziekenfondsadministratie zo worden opgezet dat deze administratie ook bruikbaar zal zijn in een systeem van individuele verzekering. Daarmee is kapitaalvernietiging door het doen van kostbare aanpassingen van administraties die na korte tijd onbruikbaar dreigen te worden vanwege een eventuele verandering in het verzekeringssysteem, uitgesloten.

Het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer zal de communicatie vereenvoudigen tussen ziekenfondsen onderling met betrekking tot het voorkómen van gelijktijdige inschrijving bij meerdere ziekenfondsen en de overheveling van verzekerdengegevens tussen ziekenfondsen en het vaststellen van de (nog) verschuldigde nominale premie over een verzekeringsperiode vergemakkelijken.

Van groot belang acht de regering ook dat het gebruik van een uniek persoonsidentificatienummer gewenst is bij de communicatie tussen ziekenfondsen en derden, zoals bedrijfsverenigingen, werkgevers, uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid en de Belastingdienst. Het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer draagt bij aan het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de sociale zekerheid.

Mede naar aanleiding van de positieve advisering van de Ziekenfondsraad heeft de regering besloten dat in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsen ter zake van de uitvoering van de Ziekenfondswet het sociaal-fiscaal nummer wordt opgenomen waaronder verzekerden en medeverzekerden zijn geregistreerd bij de Belastingdienst.

3.5.2. Standpunt ten aanzien van de AWBZ

De regering deelt de mening van de Ziekenfondsraad dat invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ omwille van verbetering van de communicatie met de Belastingdienst in het kader van uitbreiding van controlemogelijkheden bij premieheffing, vaststelling verzekeringsplicht, uitvoering Eigen-bijdrageregeling of controle bij broninhouding weinig zinvol is.

Wel zou er nog een andere reden kunnen zijn voor die invoering.

Nu ziekenfondsen verplicht zullen worden het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken voor de registratie van hun ziekenfondsverzekerden, is het, uit oogpunt van een adequate interne registratie en uit kostenoverwegingen, niet wenselijk in de AWBZ-verzekerden-registratie voor diezelfde personen een ander uniek persoonsidentificatienummer te moeten hanteren. Om dat te kunnen realiseren, is het nodig de AWBZ zodanig te wijzigen dat ziekenfondsen de mogelijkheid krijgen om voor hun AWBZ-verzekerden, die tevens ziekenfondsverzekerd zijn, het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken.

De regering ziet geen reden waarom aan particuliere ziektekostenverzekeraars en de uitvoeringsorganen van publiekrechtelijke ziektekostenregelingen voor ambtenaren met betrekking tot de door hen uitgevoerde AWBZ-verzekerdenregistratie die mogelijkheid zou moeten worden onthouden, zonder echter voor deze uitvoeringsorganen van de AWBZ, die niet, zoals het geval is bij de ziekenfondsverzekering, een voorliggende verzekering kennen waarbij het gebruik van het nummer in de verzekerdenadministratie verplicht is, een hiertoe strekkende verplichting in het leven te roepen.

Derhalve staat de regering voor dat elk individueel uitvoeringsorgaan van de AWBZ zelf mag bepalen of het van de mogelijkheid het sociaal-fiscaal nummer van verzekerden ingevolge de AWBZ te gebruiken in de AWBZ-verzekerdenregistratie gebruik wil maken. Op deze wijze kan een – uit kostenoverwegingen – adequate invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ plaatsvinden.

De regering is er zich van bewust dat zo'n onverplicht karakter van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in een sociale verzekering, in casu de AWBZ, een novum is.

De regering meent dat veel waarde moet worden gehecht aan de motivering van de noodzaak tot invoering van het sociaal-fiscaal nummer, aan het antwoord op de vraag of het invoeren van het sociaal-fiscaal nummer in redelijke verhouding staat tot de doeleinden die met die invoering worden nagestreefd en aan het antwoord op de vraag of er om die doeleinden te bereiken geen andere mogelijkheden zijn (de eisen van proportionaliteit en van subsidiariteit).

In dat licht realiseert de regering zich dat de vrijwillige opname van dat nummer – in hoofdzaak op efficiencygronden – onvoldoende grondslag is om die invoering volgens geldend regeringsbeleid toe te staan.

Dat beleid staat het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer thans immers slechts toe aan instanties met een publiekrechtelijke taak, die hiermee een bijdrage leveren tot het bestrijden van fraude met overheidsregelingen.

Ingeval het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in het kader van de uitvoering van de AWBZ met name zou berusten op efficiencyvoordelen, voldoet die grondslag niet aan dat criterium.

De regering concludeert derhalve dat het noodzakelijk is voorafgaand aan het indienen van een ontwerp-voorstel van wet tot invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ, over de motieven en de afwegingen van de regering om op bovenvermelde gronden het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ mogelijk te maken, aan de Registratiekamer advies te vragen. Het advies van de Registratiekamer is noodzakelijk zolang de steeds verdere verspreiding en gebruik van het sociaal-fiscaal nummer als uniek persoonsidentificerend nummer in het gegevensverkeer tussen een veelheid van overheidsorganen, semi-overheidsorganen en pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeraars waardoor dat nummer zich meer en meer tot een sociale zekerheidsnummer, met een algemeen karakter ontwikkeld, nog niet heeft geleid tot een bijstelling van dat harde criterium van fraudebestrijding, op welke grond door de Belastingdienst het sociaal-fiscaal nummer beschikbaar wordt gesteld.

Aan de hand van het advies van de Registratiekamer zal, mede afhankelijk van de omstandigheden op dat moment, opnieuw worden bezien of invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ mogelijk en wenselijk is.

Dat betekent dat de eventuele invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ en de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW voorshands van elkaar worden losgekoppeld om geen vertraging in de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW op te lopen.

4. Implementatie en gebruik sociaal-fiscaal nummer

De regering beoogt in het kader van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheid met behulp van het sociaal-fiscaal nummer te komen tot gegevensuitwisseling tussen uitvoeringsorganen van sociale verzekeringswetten. Om die reden zal in het kader van deze wet de mogelijkheid moeten worden gecreëerd om via dat nummer toegang te krijgen tot de (geautomatiseerde) verzekerdenbestanden benodigd voor de uitvoering van de ZFW.

Voordat die gegevensuitwisseling daadwerkelijk tot stand komt worden er een aantal implementatiestappen gezet.

De computerprogrammatuur van ziekenfondsen en Belastingdienst benodigd voor de gegevensuitwisseling wordt op elkaar afgestemd. Daarna volgt een eerste vulling van de verzekerdenbestanden van ziekenfondsen door de Belastingdienst met het sociaal-fiscaal nummer. En tenslotte vindt correctie plaats van de verzekerdenbestanden na de controle van de eerste vulling.

Na de implementatie breekt de fase aan van normale periodieke mutaties van het verzekerdenbestand met opgave door de verzekerde, bij de inschrijving als ziekenfondsverzekerde, van zijn sociaal-fiscaal nummer aan het ziekenfonds, en periodieke verificatie van het bij het ziekenfonds geregistreerde sociaal-fiscaal nummer door afstemming met het bestand van de Belastingdienst.

Zorgverzekeraars Nederland coördineert de activiteiten van de ziekenfondsen in dit kader.

De eerste implementatiestap bestaat uit aanpassing van de computerprogrammatuur van ziekenfondsen betreffende de gegevensbestanden van verzekerden ingeschreven bij die ziekenfondsen, ten einde in die bestanden het sociaal-fiscaal nummer van de desbetreffende verzekerden op te kunnen nemen. Daarnaast zal een aantal programmatuuraanpassingen moeten plaatsvinden, ten einde te voorzien in selectie van gegevens en koppeling met andere gegevens.

Nadat vorenbedoelde aanpassingen hebben plaatsgevonden, komt de tweede implementatiestap en dienen de bestanden van de ziekenfondsen met de sociaal-fiscale nummers van hun verzekerden te worden gevuld. Ten behoeve van de eerste vulling van de bestanden worden de sociaal-fiscale nummers opgevraagd bij de Belastingdienst. De ziekenfondsen leveren daartoe in voor geautomatiseerde gegevensverwerkende apparatuur leesbare vorm op een tevoren vastgestelde wijze een aantal gegevens per verzekerde, zoals naam, adres, woonplaats en geboortedatum, aan de Belastingdienst, die deze gegevens aanvult met de voor de desbetreffende verzekerden toegekende sociaal-fiscale nummers. Deze nummers verwerken de ziekenfondsen in hun bestanden.

En ten slotte vindt correctie plaats van de verzekerdenbestanden na de controle van de eerste vulling. Bij de initiële vulling in samenwerking met de Belastingdienst zal sprake zijn van bij de Belastingdienst niet bekende sociaal-fiscale nummers, de zogenoemde uitval. Hiermee wordt bedoeld dat in bepaalde gevallen bij de door ziekenfondsen aangeleverde gegevens bij de Belastingdienst geen daarmee corresponderend uniek sociaal-fiscaal nummer bekend is. Deze uitval zal hoofdzakelijk worden veroorzaakt door een afwijkende combinatie van gegevens omtrent naam, adres, woonplaats of geboortedatum. Ten einde correcte gegevens te achterhalen, zal een nader onderzoek door het ziekenfonds plaatsvinden, waarbij uitwisseling – eventueel in voor geautomatiseerde gegevensverwerkende apparatuur leesbare vorm – plaats zal hebben met de desbetreffende gemeenten, dan wel de verzekerde rechtstreeks zal worden benaderd. Vervolgens kunnen de nummers in de periodieke verificatie met de Belastingdienst op hun juistheid worden bezien.

Na de implementatiefase breekt de fase aan van normale mutaties van het verzekerdenbestand, doordat verzekerden zich in en uitschrijven bij een ziekenfonds. Ten behoeve van de verdere verkrijging van het sociaal-fiscaal nummer in verband met mutaties van het verzekerdenbestand, kunnen ziekenfondsen verzekerden verplichten het sociaal-fiscaal nummer te vermelden als een van de gegevens die door de verzekerde bij zijn inschrijving moet worden verstrekt. Dat nummer is op termijn voor de verzekerde en zijn medeverzekerden toegankelijk via de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens.

Overigens is, als de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsen eenmaal is aangepast, ook voorzien in de mogelijkheid van een periodieke verificatie van de van verzekerden verkregen sociaal-fiscale nummers tezamen met de Belastingdienst.

Ook de coördinatie van deze periodieke verificatie is voorshands door de Ziekenfondsraad in handen gelegd van Zorgverzekeraars Nederland (ZN).

Uit overleg tussen ZN en de Belastingdienst is gebleken dat het de voorkeur verdient bij de initiële vulling en bij de mutaties met dezelfde programmatuur te werken. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst in alle gevallen het bij de persoonsgegevens behorende sociaal-fiscaal nummer van alle hoofd- en medeverzekerden identificeert. De ziekenfondsen kunnen vervolgens een eventueel door de verzekerde opgegeven nummer verifiëren en zonodig corrigeren.

Met die handelwijze wordt verwacht dat het verwerken van mutaties met een grotere frequentie dan een half jaar wenselijk is, waarschijnlijk maandelijks. Indien het sociaal-fiscaal nummer op enigerlei wijze op het definitieve bewijs van inschrijving moet worden opgenomen, is deze maandelijkse mutatieverwerking nodig om de periode waarin een voorlopig bewijs van inschrijving moet worden gebruikt te beperken.

Voor het opvragen van gegevens door daartoe gerechtigde derden, bijvoorbeeld door gemeentelijke sociale diensten, moet het bestand eveneens zo actueel mogelijk zijn.

De ziekenfondsen worden verplicht tot gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie met betrekking tot de ZFW. Niet alle ziekenfondsverzekerden beschikken echter over een sociaal-fiscaal nummer.

Er zijn groepen van personen als categorie van verzekerden in de zin van de ZFW aangewezen, ten aanzien van welke het door de regering niet wenselijk wordt geacht dat aan de leden van die groep een sociaal-fiscaal nummer wordt verstrekt. Hierbij valt te denken aan personen die behoren tot de groepen van personen die hier te lande in beginsel slechts tijdelijk verblijven.

Er moet worden voorkomen dat aan deze personen, enkel op grond van het feit dat zij behoren tot een groep van personen die als categorie van verzekerden in de zin van de ZFW is aangewezen, een sociaal-fiscaal nummer moet worden uitgereikt, omdat de ziekenfondsen daardoor kunnen voldoen aan de in dit voorstel van wet opgelegde verplichting om in de verzekerdenadministratie van de ZFW het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken. Derhalve is de mogelijkheid geschapen dat Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kan bepalen dat die verplichting niet van toepassing is ten aanzien van personen die behoren tot een daartoe aangewezen groep van ziekenfondsverzekerden.

Ten einde de invoering van het sociaal-fiscaal nummer zo spoedig mogelijk te doen plaatsvinden heeft de Ziekenfondsraad, vooruitlopend op de totstandkoming van de terzake nodige wetsaanpassingen, aan de ziekenfondsen verzocht aan te vangen met de noodzakelijke voorbereidingen, zoals de ontwikkeling of aanpassing van programmatuur en het opnemen van het sociaal-fiscaal nummer als door de verzekerde te vermelden gegevens bij inschrijving.

Reeds in het kader van het Besluit controle rechtmatigheid van inschrijving als ziekenfondsverzekerde, besluit van de Ziekenfondsraad van 22 februari 1990, heeft de Ziekenfondsraad gesteld dat het aanbeveling verdient dat van iedere verzekerde – in verband met de gegevensuitwisseling met werkgever/uitvoeringsorgaan – het sociaal-fiscaal nummer bekend is, dan wel dat de mogelijkheid tot opneming daarvan in de verzekerdengegevens aanwezig is (Tweede alinea, punt 20 van de Bijlage bij het Besluit controle rechtmatigheid van inschrijving als ziekenfondsverzekerde).

5. Reikwijdte en beperking gebruik sociaal-fiscaal nummer

In de toekomst zal het sociaal-fiscaal nummer een belangrijke rol vervullen bij de uitwisseling van gegevens tussen de ziekenfondsen en andere instanties, waarmee en tussen welke een wettelijke informatieverplichting bestaat. Door de aanwezigheid van een uniek persoonsidentificatienummer ontstaat de mogelijkheid om op basis van dit sociaal-fiscaal nummer reeds aan het begin van het onderzoek naar de rechtsgrond van de verzekering verificatie van gegevens te laten plaatsvinden.

Voorwaarde hierbij is wel dat voorafgaand aan dit onderzoeksproces, de koppeling van het sociaal-fiscaal nummer aan een betrokken persoon door het informatievragende ziekenfonds op juistheid is gecontroleerd. Indien daarover geen zekerheid bestaat, zal het effect van het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer verminderen en zal bestandsvervuiling in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsen optreden.

Het sociaal-fiscaal nummer zal niet, zoals bij de verzekerdenadministratie in het kader van de wetten uitgevoerd door de bedrijfsverenigingen en de Sociale Verzekeringsbank, het enige registratienummer hoeven te zijn, waarmee de ziekenfondsen hun administratie inrichten. Een door de ziekenfondsen zelf toegekend eigen verzekerdennummer neemt vaak een belangrijke plaats in bij de geautomatiseerde gegevensverwerking, als ingang naar de individuele verzekerdengegevens en als zoekcode voor het onderscheiden van de verschillende groepen verzekerden en medeverzekerden. Daarnaast kunnen ook andere nummers worden gebruikt bijvoorbeeld het bank- of gironummer in contacten met bank of giro.

In de opzet van dit wetsvoorstel ligt het accent op de identificerende functie van het nummer voor toepassing bij de uitwisseling van gegevens tussen ziekenfondsen onderling en tussen ziekenfondsen en derden die ook over dat sociaal-fiscaal nummer mogen beschikken.

Een verplichting om dit nummer te gebruiken als enig registratienummer binnen de verzekerdenadministratie valt buiten de strekking van dit wetsvoorstel. Uiteraard is het ziekenfondsen, net als andere uitvoeringsorganen in de sociale zekerheid, toegestaan het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken als inschrijvings-/verzekerdennummer, al is dat om praktische reden in de ziekenfondsverzekering niet aan te bevelen.

Reeds is vermeld dat niet alle verzekerden over een sociaal-fiscaal nummer beschikken. Maar er zijn nog meer redenen, die hieronder worden uiteengezet.

Ten eerste dient te worden vermeld dat het invoeren en gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsverzekering strikt beperkt blijft tot die administratie en geen dienst mag doen ten behoeve van andere activiteiten die door het ziekenfonds worden uitgevoerd ten behoeve van derden. Dat betekent dat het sociaal-fiscaal nummer alleen in de zogenaamde aanvullende ziekenfondsverzekering mag worden toegepast, indien die aanvullende verzekering is ondergebracht bij de rechtspersoon die is toegelaten als ziekenfonds in de zin van de ZFW.

In veel gevallen wordt die aanvullende verzekering uitgevoerd door afzonderlijke rechtspersonen waarop het stelsel van toezichthoudende regels in het kader van de ziekenfondsverzekering niet van toepassing is. Het ziekenfonds verricht in dat geval hoogstens «werkzaamheden voor derden». De aanvullende verzekering is een aparte privaatrechtelijke particuliere verzekering, uitgevoerd door een rechtspersoon die niet is toegelaten als ziekenfonds in de zin van de ZFW. Daarbij maakt het niet uit dat het sluiten van een dergelijke aanvullende verzekering gebonden is aan het als ziekenfondsverzekerde ingeschreven zijn bij een bepaald ziekenfonds.

Het toestaan van het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer aan andere, met de ziekenfondsen in de zin van de ZFW nauw verwante, rechtspersonen zou ongewenste precedenten scheppen ten aanzien van de rechtspersonen die verzekeringen uitvoeren als bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Indien het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer zou worden toegestaan aan de afzonderlijke rechtspersonen die de aanvullende ziekenfondsverzekering uitvoeren, is er geen reden meer het gebruik ook niet toe te staan aan andere particuliere (ziektekosten)verzekeringsinstellingen. De regering meent dat een zodanig beleid in strijd is met de beoogde privacybescherming die bij de Wet op de identificatieplicht verscherpt is vastgelegd in de Wet persoonsregistratie (Artikel 6a).

Een andere beperking van het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in het berichtenverkeer is het volgende.

De Ziekenfondsraad heeft zich in zijn advies van 25 maart 1993 over de vraag gebogen of het sociaal-fiscaal nummer, naast het gebruik ervan in de verzekerdenadministraties, tevens zou kunnen worden gebruikt ten behoeve van het berichtenverkeer tussen ziekenfondsen en hulpverleners c.q. instellingen.

De raad constateert dat de ziekenfondsen in het algemeen in hun administratie een inschrijvingsnummer hanteren per verzekeringseenheid, waaraan voor registratieve doeleinden per verzekerde een aantal classificerende kenmerken zijn toegevoegd, zoals een koppeling met de medeverzekerde(n).

Het inschrijvingsnummer wordt ondermeer gebruikt in het berichtenverkeer met hulpverleners en instellingen.

Deze systematiek leidt er volgens de raad toe dat na de invoering van het sociaal-fiscaal nummer, de toevoeging van gegevens ten behoeve van «interne» koppeling en het sociaal-fiscaal nummer vooralsnog naast elkaar zullen bestaan. Gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in het berichtenverkeer tussen ziekenfondsen en hulpverleners c.q. instellingen zou eveneens betekenen dat beide nummers naast elkaar zouden worden gebruikt. Een en ander levert naar het oordeel van de raad in het kader van identificatie en communicatie geen voordelen op. De Ziekenfondsraad ziet geen reden tot gebruik van het onderhavige nummer in het vorenbedoeld berichtenverkeer op korte termijn.

De regering ondersteunt die mening en ziet dan ook geen reden in het onderhavig voorstel het opnemen van het sociaal-fiscaal nummer in de administraties van de hulpverleners c.q. instellingen en tot het gebruik daarvan in bovenbedoeld berichtenverkeer verplicht te stellen.

Zoals hiervoor reeds is gesteld, hecht de regering er bij invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW aan dat de koppeling tussen hoofdverzekerde en de van hem afhankelijke medeverzekerden in de verzekerdenadministratie in stand blijft. Op termijn zal een vergelijking mogelijk zijn met de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens waarin het sociaal-fiscaal nummer, naar verwachting in 1996, eveneens wordt ingevoerd en wel op een zodanige wijze dat op de persoonslijst van de in die administratie ingeschrevene niet alleen zijn eigen sociaal-fiscaal nummer wordt bijgehouden, maar ook dat van de ouders, de echtgenoot, de eerdere echtgenoten en de kinderen. Het sociaal-fiscaal nummer wordt opgenomen in de verwijsgegevens in de basisadministratie. Op deze wijze kunnen instanties en organisaties die over het sociaal-fiscaal nummer mogen beschikken, waaronder de ziekenfondsen, dit nummer gebruiken als toegangssleutel bij het bevragen van gemeenten waar een persoon ingeschreven is of is geweest. (Kamerstukken II 1992/93, 21 123, nr. 21).

6. Inlichtingenplicht

Tot op heden ontbrak in de ZFW een specifieke bepaling waarin organen en instanties verplicht worden inlichtingen te verstrekken aan organen en instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van die wet.

Omdat bij de verstrekking van gegevens aan de ziekenfondsen het sociaal-fiscaal nummer wordt gebruikt, is het op grond van de Wet persoonsregistratie nodig die inlichtingenplichtigen nader te benoemen. Bij de formulering van de inlichtingenplicht in de ZFW is aansluiting gezocht bij de bestaande bepalingen in de AWBZ en bij de formuleringen in de Wet invoering sociaal-fiscaal nummer, de Wet invoering sociaal-fiscaal nummer gemeenten, de op 1 januari 1995 in werking getreden Organisatiewet sociale verzekeringen en de Nota van wijziging van het voorstel van wet tot herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Kamerstukken II 1993–1994, 22 545, nr. 18).

Gebleken is dat de uitwisseling van gegevens ten behoeve van de sociale ziektekostenverzekeringen aanleiding kan geven tot een discussie over een compensatie van de financiële gevolgen van deze informatie-uitwisseling. In dit verband kan als richtsnoer het in juli 1988 door de Bestuurlijke Overlegcommissie Overheidsinformatievoorziening uitgebrachte advies «Op waarde geschat» inzake middelentoedeling en kostenverrekening bij informatievoorziening worden gehanteerd. Op basis van dat advies heeft de Minister van Binnenlandse Zaken in het kader van het Besluit Informatievoorziening in de Rijksdienst (Besluit IVR 1990) de door de ministerraad geaccordeerde aanbeveling «Kostenverrekening van de informatievoorziening in de openbare sector» uitgebracht. De in deze aanbeveling opgenomen principes houden onder meer in dat de gegevensuitwisseling tussen informatieplichtige uitvoeringsorganen van sociale zekerheidswetten, overheidsorganen en gemeenten zonder kostenverrekening zal geschieden.

In het licht daarvan is ter verduidelijking in de ZFW en in de AWBZ buiten twijfel gesteld dat ook de verstrekking van gegevens benodigd voor de uitvoering van die wet door publiekrechtelijke lichamen aan ziekenfondsen kosteloos is. Onze Minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken kunnen bij ministeriële regeling aangeven op welke wijze en in welke vorm de gegevens benodigd voor de uitvoering van de ZFW door publiekrechtelijke lichamen moeten worden verstrekt.

Naast de verplichtingen en bevoegdheden, waarmee voor de uitvoerende instantie mogelijkheden zijn geschapen om informatie in te winnen, kan nog melding worden gemaakt van de bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek en het verzamelen van informatie door de ambtenaren belast met bijzondere controle die tevens algemene opsporingsbevoegdheid bezitten. Artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering geeft deze personen de bevoegdheid om informatie te vergaren bij een gegrond vermoeden van overtreding van een van de strafbepalingen die van belang zijn bij sociale ziektekostenverzekeringswetten.

Voorts heeft de Ziekenfondsraad er in zijn advies van 28 oktober 1993 met betrekking tot invoering van het regresrecht in de AWBZ (uitgave Ziekenfondsraad 1993, nummer 594) op gewezen dat de regelgeving ter zake van het verstrekken van gegevens uit politieregisters problemen kan opleveren bij het uitoefenen van het regresrecht door uitvoeringsorganen van de sociale ziektekostenverzekeringen. Een oplossing zou zijn de zogenaamde aanwijzing, op basis van artikel 14, derde lid, van de Wet Politieregisters van de uitvoeringsorganen van de ZFW (en AWBZ). Op grond van deze aanwijzing dienen in een aantal met name te noemen gevallen gegevens uit politieregisters aan die organen te worden verstrekt. Het belang van een goede gegevensverstrekking aan die uitvoeringsorganen wordt groot genoeg geacht om een wijziging in het relevante Besluit politieregisters te realiseren. Onze Minister van Justitie zal derhalve bevorderen dat het besluit wordt aangepast.

7. Privacybescherming

De ziekenfondsen zijn ook zelf informatieplichtig. De verplichting om informatie te verstrekken bestaat ten opzichte van uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen, de Rijksbelastingdienst en naar die instanties waarvoor in enige wet of wettelijke regeling zo'n verplichting voor ziekenfondsen is opgenomen.

De grondslag van zo'n verplichting wordt over het algemeen neergelegd in de desbetreffende wetgeving. Dit gebeurt niet alleen vanuit een oogpunt van wetgevingssystematiek. Hiermee wordt ook vermeden dat het doel waartoe de gegevens worden verzameld en vastgelegd, door de informatieplichtige zodanig wordt verruimd dat strijdigheid met de eigenlijke doelomschrijving moet worden geconstateerd. Indien de ziekenfondsen gegevens aan derden verstrekken ten behoeve van door deze instanties uit te voeren wettelijke regelingen ontstaat er een zekere spanning tussen het doel van de registratie en doelverruiming. Een dergelijke doelverruiming kan evenwel geoorloofd zijn indien een directe relatie met het oorspronkelijke doel aanwijsbaar is dan wel zwaarwegende belangen hiertoe noodzaken.

Met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn in de WPR algemene bepalingen opgenomen inzake het verstrekken van gegevens uit persoonsregistraties aan derden. De in dit voorstel van wet opgenomen regeling van inlichtingenplicht en gegevensverstrekking bevat geclausuleerde verplichtingen en bevoegdheden tot gegevensverstrekking, die niet in de WPR zijn opgenomen. Voor zover dit voorstel van wet daarbij afwijkt van de WPR, is door de wetgever reeds de belangenafweging gemaakt waartoe de WPR in andere gevallen verplicht. In het kader van dit voorstel van wet gestelde regels met betrekking tot gegevensverstrekking moeten dan ook worden beschouwd als regels die prevaleren boven de WPR.

8. Identificatieplicht

In de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot de Wet op de identificatieplicht (Kamerstukken I 1993/94, 22 694, nr. 51a) heeft de regering aangegeven, dat zij zich in het kader van het voorstel van wet inzake de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de sociale ziektekostenverzekeringen, nader beraadt over de vraag of de reeds bestaande inlichtingenplichten in de ZFW en de AWBZ zouden moeten worden vervangen door een expliciete identificatieplicht, waarbij iemand met behulp van limitatief aangewezen documenten moet aantonen dat hij is wie hij zegt te zijn. Enerzijds bij inschrijving als verzekerde, anderzijds bij het geldend maken van verzekeringsaanspraken.

In dit kader heeft de regering het volgende overwogen.

Ingevolge de regelgeving van de sociale ziektekostenverzekeringen is ieder verplicht aan de bij de uitvoering van die wetten betrokken instanties de ten behoeve van de uitvoering van die wetten van hem verlangde inlichtingen te geven. Desgevraagd moet dat door inzage te verlenen van boeken, bescheiden en andere stukken, voor zover dat nodig is ten behoeve van de uitvoering van die wetten. Onder die verplichting kan ook worden begrepen het overleggen van documenten als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht. Bij de ZFW is die algemene inlichtingenplicht geregeld in het Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering en het Besluit nadere regeling inschrijving ziekenfondsverzekering, in de AWBZ in artikel 56 van die wet.

Om de aanspraken die uit de verzekering ingevolge de ZFW of de AWBZ voortvloeien, tot gelding te kunnen brengen, is het voor de verzekerde noodzakelijk zich bij een verzekeringsinstelling die de ZFW of de AWBZ uitvoert in te schrijven.

Indien de betrokken verzekerde aan de juiste vaststelling van zijn identiteit geen medewerking wil of kan verlenen, komt de inschrijving bij een verzekeringsinstelling niet tot stand. Dit heeft voor hem tot gevolg dat hij de aanspraken die uit de ZFW en AWBZ voortvloeien, niet geldend kan maken. Betrokkenen hebben om die reden alle belang bij identificatie.

De regering concludeert dat aan de ziekenfondsen en uitvoeringsorganen in de zin van de AWBZ voor de vaststelling van de identiteit en voor de vaststelling van de verzekeringsplicht een dermate groot aantal wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden zijn toegekend, waaronder het inzien van een groot aantal documenten, dat het geen reden ziet de mogelijkheden tot vaststelling van de identiteit van een verzekerde te beperken tot een geldig reisdocument in de zin van de Paspoortwet of een document ingevolge de Vreemdelingenwet waaruit de vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van de betrokken persoon blijkt, noch anderszins beperkingen te stellen met betrekking tot die identificatie.

Wel meent de regering dat aan die algemene inlichtingenplicht in de ziekenfondsverzekering een meer zichtbare en expliciete plaats moet worden gegeven, door net als in de AWBZ, de inlichtingenplicht in de wet zelf op te nemen.

9. Enkele andere wijzigingen

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een groot aantal inmiddels uitgewerkte overgangsbepalingen in de ZFW te laten vervallen. Het laten vervallen van bedoelde overgangsbepalingen komt de leesbaarheid van de wet ten goede. Voorts zijn een aantal verwijzingen gecorrigeerd.

10. Financiële aspecten

10.1. Toerekening kosten aan uitvoering Ziekenfondswet

De invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering en de daarmee samenhangende aanpassing van de gegevensverstrekking en geheimhoudingsbepalingen maken deel uit van het pakket van maatregelen op het terrein van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de sociale zekerheidswetten. De regering is er zich van bewust dat de kosten van invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering niet zozeer zijn toe te rekenen aan de uitvoering van de ZFW, omdat die invoering voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de ziekenfondsverzekering niet een adequaat middel is. Wel verbetert de invoering van dat nummer de gegevensuitwisseling tussen ziekenfondsen onderling en tussen ziekenfondsen en derden die betrokken zijn bij de uitvoering van de ZFW dan wel de uitvoering van andere sociale zekerheidswetten (zie 10.2 en 10.4). De regering is echter van mening dat een andere wijze van toerekening van de met de invoering van het sociaal-fiscaal nummer gemoeide kosten, bijvoorbeeld in de vorm van toerekening naar de mate waarin de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering bijdraagt aan de bestrijding van fraude in andere sociale zekerheidswetten, niet of nauwelijks uitvoerbaar is. Het ontdekken van een geval van fraude komt veelal door het vergelijken van meer dan een gegevensbron, waardoor niet goed en zuiver de opbrengst kan worden gemeten en in vervolg daarop kan worden toegerekend.

Alles overwegende komt de regering tot de conclusie dat, nu er geen efficiënte wijze is de kosten verbonden aan de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering aan derden toe te rekenen en de ZFW een essentieel onderdeel uitmaakt van het geheel van sociale zekerheid, het onvermijdelijk is dat de kosten van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering neerslaan in de kosten die met de uitvoering van de ZFW zijn gemoeid.

10.2. Kosten ziekenfondsen en particuliere verzekeraars

Naar aanleiding van de brief van de Minister van Justitie van 3 december 1992 over de voortgang van de maatregelen in de nota «Gegevensuitwisseling» aan de voorzitter van de vaste commissie Misbruik en oneigenlijk gebruik (Kamerstukken II 1992/93, 17 050, nr. 165) hebben een aantal ziekenfondsen en particuliere verzekeraars in een op 9 december 1992 aan de toenmalige staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur verzonden notitie aangedrongen op een snelle invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie van de sociale ziektekostenverzekering. Volgens die ziekenfondsen en particuliere verzekeraars bleek uit gegevensuitwisseling met gemeentelijke sociale diensten dat de niet-beschikbaarheid van het sociaal-fiscaal nummer grote problemen bij die uitwisseling met zich brengt.

De gemeentelijke sociale diensten beschikken sedert de inwerkingtreding van de Wet sociaal-fiscaal nummer gemeenten, wel over het sociaal-fiscaal nummer.

Het niet kunnen beschikken over een eenduidig identificatienummer in de sociale ziektekostenverzekeringen belemmert volgens bovenbedoelde notitie in algemene zin een efficiënte gegevensuitwisseling zowel binnen de verzekeringsinstellingen, tussen de verzekeringsinstellingen onderling en tussen verzekeringsinstellingen en andere organen en instellingen die bij de uitvoering van de sociale zekerheid zijn betrokken, en werkt kostenverhogend. Het ontbreken van duidelijkheid met betrekking tot een eenduidig persoonsidentificerend nummer in de sociale ziektekostenverzekeringen klemt volgens de opstellers van bedoelde notitie te meer, daar diverse verzekeringsinstellingen staan voor belangrijke beslissingen inzake investering in nieuwe informatiesystemen. Systemen, die hoge eisen stellen aan het op unieke wijze kunnen identificeren van personen. De invoering van het sociaal-fiscaal nummer zal dan ook belangrijke desinvesteringen voorkomen.

De regering deelt de mening van de opstellers van de notitie dat de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de sociale ziektekostenverzekeringen op termijn een kostenbesparend effect zal hebben, zowel voor de interne als externe informatieuitwisseling. De gegevensuitwisseling kan sneller als gebruik kan worden gemaakt van geautomatiseerde gegevensverwerkende apparatuur, onnodige afwijkingen in gegevens worden sneller gecorrigeerd waardoor alle betrokkenen uit kunnen gaan van gelijke gegevenssets/dossiers en door deel te nemen aan efficiënt gegevensverkeer wordt het mogelijk om verschillende authentieke bronnen raad te plegen, die garant staan voor de correctheid van de in het bestand opgenomen gegevens, waardoor niet iedere gebruiker van de gegevens zelfstandig de gebruikte gegevens behoeft te verifiëren.

De kost gaat ook hier in zekere zin voor de baat uit.

10.3. Macro-budget beheerskosten Ziekenfondswet

De Ziekenfondsraad is in een aantal adviezen nader ingegaan op de financiële aspecten van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer (Advies inzake invoering van het sociaal-fiscaal nummer in Ziekenfondswet en AWBZ, uitgave Ziekenfondsraad 1993, nummer 574; Advies inzake invoering sociaal-fiscaal nummer in de AWBZ, van 13 september 1993, kenmerk BU/26738/93; Adviezen met betrekking tot het macrobedrag inzake beheerskosten van de uitvoeringsorganisatie van de ZFW en van de AWBZ van 24 juni 1993, kenmerk BU/17703/ 93, en van 28 oktober 1993, kenmerk BU/30153/93).

De raad verwacht financiële consequenties van de technische integratie van het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de desbetreffende geautomatiseerde systemen van ziekenfondsen. De inzet van capaciteit, die eenmalig van aard is, wordt daarbij niet van een zodanige omvang geacht dat hiervoor een structurele aanpassing van het macrobudget beheerskosten van de ziekenfondsen noodzakelijk is.

De eenmalige vulling van de verzekerdenadministraties van de ziekenfondsen met het sociaal-fiscaal nummer door de Belastingdienst en de daarbij behorende verificaties zullen naar het oordeel van de raad tot een incidentele ophoging van het macrobudget voor de beheerskosten van de ziekenfondsverzekering moeten leiden.

Met betrekking tot het periodiek onderhoud en controle en verdere vulling van de verzekerdenadministraties met sociaal-fiscale nummers van verzekerden denkt de raad aan een structurele ophoging van voornoemd budget met enkele miljoenen guldens.

In het op 24 juni 1993 uitgebrachte advies inzake de beheerskosten heeft de raad in verband met de voorgenomen invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW geadviseerd tot een structurele en incidentele ophoging van het macrobedrag beheerskosten voor het jaar 1994, gelet op het toen bestaande voornemen van de regering om de invoering op 1 januari 1994 te laten plaatsvinden. Aangezien daarna het voornemen zodanig was gewijzigd dat die invoering eerst met ingang van 1 januari 1995 zou worden gerealiseerd, adviseerde de Ziekenfondsraad in zijn advies van 28 oktober 1993 slechts tot ophoging van het macrobedrag 1994 voor de door de ziekenfondsen te maken incidentele kosten met een bedrag van 12 miljoen gulden. De raad merkt daarbij op dat te zijner tijd rekening gehouden moet worden met ophoging van het macrobedrag 1995 voor de met de maatregel samenhangende structurele kosten.

10.4. Kosten gegevensuitwisseling openbare en sociale sector

Met betrekking tot de financiële aspecten van de uitwisseling van gegevens tussen uitvoeringsorganen van sociale zekerheidswetten is in deze memorie al gewezen op het in juli 1988 door de Bestuurlijke Overlegcommissie Overheidsinformatievoorziening uitgebrachte advies «Op waarde geschat» inzake middelentoedeling en kostenverrekening bij informatievoorziening en het op basis van dat advies, in het kader van het Besluit Informatievoorziening in de Rijksdienst (Besluit IVR 1990), door de ministerraad geaccordeerde aanbeveling «Kostenverrekening van de informatievoorziening in de openbare sector», die inhoudt dat de gegevensuitwisseling tussen informatieplichtige overheidsorganen en gemeenten zonder kostenverrekening zal geschieden. Het is bestaand overheidsbeleid, om kostenverrekening van de informatievoorziening tussen organen in de openbare sector, waaronder ook moet worden verstaan de sector sociale zekerheid, zoveel mogelijk te vermijden en eventuele compensatie via de algemene middelen te laten plaatsvinden.

10.5. Standpunt regering inzake financiële aspecten

De regering komt op basis van de onder 10.1 uiteengezette gronden tot de conclusie dat, nu er geen efficiënte wijze bestaat de kosten verbonden aan de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering aan derden toe te rekenen en de ZFW een essentieel onderdeel uitmaakt van het geheel van sociale zekerheid, het onvermijdelijk is dat de kosten van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ziekenfondsverzekering neerslaan in de kosten die met de uitvoering van de ZFW zijn gemoeid.

De regering wenst door middel van een evaluatie van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW zicht te krijgen op de kosten die daadwerkelijk met die invoering zijn gemoeid (zie ook onder 11.). Vooreerst houdt de regering de berekening in het advies van de Ziekenfondsraad als maximum aan. Daarom is bij brief en besluit van 2 november 1993, kenmerk VMP/FAV-932938, van de toenmalige staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur aan de Ziekenfondsraad inzake de voorlopige vaststelling van de aanvaardbare beheerskosten ziekenfondsverzekering en AWBZ voor het jaar 1994, voor de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministraties van de ziekenfondsverzekering een bedrag van f 12,0 miljoen beschikbaar gesteld. Bij de definitieve vaststelling aanvaardbare beheerskosten ziekenfondsverzekering, brief en besluit van 11 oktober 1994, kenmerk VMP/FAV-942732, is de Ziekenfondsraad er op gewezen dat dat incidentele bedrag een stelpost is. Daarbij is voorts aangekondigd dat in het kader van het onderhavige ontwerp-voorstel van wet een evaluatie gehouden zal worden van die invoering en – vooruitlopend op de daartoe strekkende adviesaanvraag aan die raad – is die raad verzocht er alvast rekening mee te houden dat als onderdeel van die evaluatie ook moet worden nagegaan welk bedrag feitelijk gemoeid is geweest met het implementeren van het sociaal-fiscaal nummer in bedoelde administraties.

In het kader van de voorlopige vaststelling van de aanvaardbare beheerskosten ziekenfondsverzekering en AWBZ voor het jaar 1995 is bij brief van 11 oktober 1994, kenmerk VMP/FAV-942733, door eerste ondergetekende aan de Ziekenfondsraad meegedeeld dat het macrobudget voor de beheerskosten van de ziekenfondsverzekering niet structureel wordt verhoogd met een bedrag ter dekking van de kosten voor het periodiek onderhoud en controle en verdere vulling van de verzekerdenadministratie bij de ziekenfondsen. De Ziekenfondsraad adviseerde tot een structurele verhoging met f 1,3 miljoen gulden op jaarbasis. De regering veronderstelt, mede op basis van het onder 10.2. bedoelde pleidooi van individuele verzekeraars voor snelle invoering van het sociaal-fiscaal nummer waarbij met nadruk is gewezen op kostenbesparingen die met die invoering voor die individuele verzekeraars kunnen worden bereikt, dat deze geringe structurele kosten kunnen worden gedekt uit de kostenbesparingen die met het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in het berichtenverkeer van die ziekenfondsen met derden worden behaald.

Onder het motto «de kost gaat voor de baat uit» zullen ook de revenuen van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in die administratie ten goede komen aan de beheerskosten van de individuele ziekenfondsen.

11. Algemeen bestuurlijke aspecten en evaluatie

De bepalingen inzake informatieverplichtingen, de regeling van de gegevensuitwisseling, de geheimhoudingsbepalingen en de privacy-toets zorgen voor een overzichtelijk en privacy beschermend stelsel inzake de informatie en gegevensuitwisseling binnen de sociale zekerheidssector.

Voor de ziekenfondsen en voor verzekerden wordt duidelijk op welke wijze en in welke omvang gegevens kunnen worden uitgewisseld. De invoering van het sociaal-fiscaal nummer zal, vanwege het feit dat er in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsen daarvoor reeds ruimte is opgenomen, relatief eenvoudig kunnen zijn.

Het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer kan het onderzoek naar en verificatie van gegevens doelmatiger laten plaatsvinden. Hierdoor zullen de bestuurlijke lasten na verloop van tijd verminderen. Ook mag vanuit de noodzaak van een effectieve bestrijding van fraude in de sociale zekerheid uitbreiding met deze regelgeving als redelijk worden gezien.

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal verslag doen over de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie van de ziekenfondsen voor de uitvoering van de ZFW en de doeltreffendheid en de effecten van die invoering op het gegevensverkeer tussen ziekenfondsen onderling en tussen ziekenfondsen met andere instanties en organen die betrokken zijn bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Tevens zal deze evaluatie van de invoering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW zicht moeten geven op de kosten die daadwerkelijk met die invoering zijn gemoeid.

12. Inwerkingtreding

De regering streeft ernaar de operationalisering van het sociaal-fiscaal nummer in de ZFW in 1995 te bereiken.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Sociaal-fiscaal nummer en inlichtingenplicht

Artikelen I, onderdelen G, K, II en III

Met het nieuwe eerste lid van artikel 40 van de ZFW worden de ziekenfondsen verplicht het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie ten behoeve van de uitvoering van die wet op te nemen. Op basis van het nieuwe derde lid van dat artikel worden zij verplicht bij de gegevensverstrekking ten behoeve van de uitvoering van de ZFW aan de Ziekenfondsraad, het College van toezicht sociale verzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank, de Rijksbelastingdienst, het gemeentebestuur, andere ziekenfondsen of aan een daartoe door of vanwege een van deze instanties aangewezen persoon, de werkgever of de met werkgever in de zin van deze ZFW gelijkgestelde, de bedrijfsvereniging en de uitvoeringsinstellingen, bedoeld in de Organisatiewet sociale verzekeringen, dat sociaal-fiscaal nummer als persoonsidentificatienummer te gebruiken. De tekst van het huidige artikel 40 van de ZFW is opgenomen als vierde lid van dat artikel. (Artikel I, onderdeel G).

De ziekenfondsen worden verplicht tot gebruik van het sociaal-fiscaal nummer in de verzekerdenadministratie met betrekking tot de ZFW. Niet alle ziekenfondsverzekerden beschikken echter over een sociaal-fiscaal nummer.

Er zijn groepen van personen als verzekerden in de zin van de ZFW zijn aangewezen, ten aanzien van welke het door de regering niet wenselijk wordt geacht aan de leden van die groep een sociaal-fiscaal nummer te verstrekken. Hierbij valt te denken aan personen die behoren tot de groepen van personen die hier te lande in beginsel slechts tijdelijk verblijven, zoals de groepen die ingevolge artikel 1, aanhef en onder bb, cc en ee, van het Aanwijzingsbesluit verplicht-verzekerden Ziekenfondswet (Aanwijzingsbesluit) als categorieën van ziekenfondsverzekerden zijn aangewezen. Het betreft de vreemdeling met een voorlopige vergunning tot tijdelijk verblijf die een uitkering geniet ingevolge de Algemene Bijstandswet, de door de Nederlandse regering uitgenodigde vluchteling in wiens eerste opvang wordt voorzien krachtens de Welzijnswet, de vreemdeling door wie of ten behoeve van wie een asielverzoek is ingediend en in wiens noodzakelijke bestaansvoorwaarden wordt voorzien door middel van opvang op grond van de Regeling opvang asielzoekers en de ontheemde en zijn kind in wier eerste opvang wordt voorzien door de Tijdelijke regeling opvang ontheemden.

Er moet worden voorkomen dat aan personen, enkel op grond van het feit dat zij behoren tot een groep van personen die als categorie van verzekerden in de zin van de ZFW is aangewezen, een sociaal-fiscaal nummer moet worden uitgereikt, omdat de ziekenfondsen daardoor kunnen voldoen aan de in dit voorstel van wet opgelegde verplichting om in de verzekerdenadministratie van de ZFW het sociaal-fiscaal nummer te gebruiken. Derhalve is in het tweede lid van artikel 40 de mogelijkheid geschapen dat Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kan bepalen dat die verplichting niet van toepassing is ten aanzien van personen die behoren tot een daartoe aangewezen groep van ziekenfondsverzekerden.

Bij de formulering van de artikelen 73b en 73c van de ZFW in het nieuwe hoofdstuk V A is aansluiting gezocht bij de sinds 1967 bestaande bepalingen met betrekking tot de inlichtingenplicht die zijn opgenomen in de artikelen 56 en 57 van de AWBZ.

De expliciete opname van deze inlichtingenbepalingen in de ZFW geeft duidelijkheid over de, reeds bovengenoemde, instanties waarmee de ziekenfondsen gegevens uitwisselen ten behoeve van de uitvoering van de ZFW.

Artikel 73d is het spiegelbeeld van het nieuwe artikel 40, derde lid, en completeert de verplichting het sociaal-fiscaal nummer als persoonsidentificatienummer in het gegevensverkeer te gebruiken. Bovendien wordt aan de vorenbedoelde instanties en personen de plicht opgelegd na te gaan of degene aan wie de gegevens worden verstrekt, redelijkerwijs, bevoegd is te achten om die gegevens te verkrijgen. (Artikel I, onderdeel K).

Met betrekking tot de formulering van de artikelen 40, eerste en derde lid, en 73e van de ZFW is aangesloten bij de formulering die is gebruikt in de Wet invoering sociaal-fiscaal nummer gemeenten. Voorts is meer eenheid in de omschrijving en de beperking van de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen binnen de sociale zekerheidssector aangebracht door de redactie van artikel 73b van de ZFW zoveel mogelijk gelijk te laten zijn aan artikel 91 van de Organisatiewet sociale verzekeringen.

Om de eenheid in de formulering van de informatiebepalingen binnen de sociale ziektekostenverzekeringen te bewaren is er voor gekozen ook de reeds sedert 1967 bestaande bepalingen in de AWBZ aan te passen aan de modernere formuleringen in de ZFW en de Organisatiewet sociale verzekeringen. (Artikel II).

In het hoofdstuk Implementatie en gebruik sociaal-fiscaal nummer is uitvoerig uiteengezet hoe de vulling van de verzekerdenadministraties met het sociaal-fiscaal nummer zal plaatsvinden. Desondanks kan het nodig zijn dat er bij de verzekerde een verificatie plaatsvindt. Een overgangsartikel biedt daartoe aan ziekenfondsen de mogelijkheid. (Artikel III).

Sanctiebepalingen en Inwerkingtreding

Artikel I, onderdeel M, en artikel IV

In deze artikelen zijn sanctiebepalingen opgenomen met betrekking tot het voldoen aan de verplichting tot het geven van inlichtingen, tot het gebruik van het sociaal-fiscaal nummer bij de gegevensuitwisseling en het nagaan bij de gegevensuitwisseling of de verzoeker redelijkerwijs bevoegd is te achten de gevraagde informatie te verkrijgen.

Bij de strafmaat en de formulering van artikel 89 (nieuw) van de ZFW is aangesloten bij de Wet sociaal-fiscaal nummer gemeenten. (Artikel I, onderdeel N).

Er is geen sanctie gesteld op het niet voldoen aan de verplichting tot opname van het sociaal-fiscaal nummer in de administratie van ziekenfondsen. Er wordt vanuit gegaan dat, zo dat al nodig mocht blijken, de Ziekenfondsraad, als toezichthoudende instantie over voldoende (rechts)middelen beschikt om dat af te dwingen.

Nu met dit voorstel de inlichtingenplicht expliciet in de ZFW wordt opgenomen, en daarbij aansluiting is gezocht bij de desbetreffende bepalingen in de AWBZ, is er reden ook in de ZFW de strafbepalingen met betrekking tot de inlichtingenplicht, zoals die strafbepalingen in de AWBZ zijn opgenomen (artikelen 69 en 70 van de AWBZ), voor zover mogelijk in eenzelfde redactie in de ZFW op te nemen. Dat is geconcretiseerd in de artikelen 89a en 89b van de ZFW. (Artikel I, onderdeel M).

Bij Koninklijke Boodschap van 17 november 1994 is bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een voorstel van wet ingediend tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten met het oog op de opneming in het Wetboek van Strafrecht van eenvormige strafbepalingen inzake het verstrekken van onware gegevens en het nalaten te voldoen aan de wettelijke verplichtingen om tijdig gegevens te verstrekken (Concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen) (Kamerstukken II 1994/95, 23 993, nrs. 1–2). Met dit voorstel wordt beoogd de strafbepalingen die thans in de afzonderlijke sociale zekerheidswetten, waaronder de ZFW en de AWBZ, zijn vermeld, te harmoniseren. Op de achtergronden van die harmonisatie wordt in de Memorie van toelichting van het desbetreffende voorstel van wet uitvoerig ingegaan (Kamerstukken II 1994/95, 23 993, nr. 3).

Voor het onderhavige voorstel van wet is de volgorde van de inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet en de inwerkingtreding van het bedoelde voorstel van wet Concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen van belang.

De voorziene opneming van sanctiebepalingen in de ZFW zal niet in werking worden gesteld indien op het tijdstip van inwerkingtreding van dit voorstel het voorstel van wet Concentratie strafbaarstelling frauduleuze gedragingen reeds tot wet is verheven en in werking is getreden. Bij die wet komen onder meer reeds thans bestaande bepalingen in de ZFW te vervallen. Het gaat daarbij om de artikelen 85 en 88 in de ZFW. De artikelen 87, 91 en 92 van de ZFW zullen dan worden gewijzigd (Artikel IV).

Technische wijzigingen

Artikel I, onderdelen A, B, C, D, E, F, H, I, J, L en M

Ten einde een nieuw hoofdstuk in te voegen met betrekking tot de inlichtingenplicht, is het nodig de bestaande aanduiding van hoofdstukken in de ZFW op een zodanige wijze aan te passen dat een nieuw hoofdstuk van een passende aanduiding kan worden voorzien. (Artikel I, onderdeel A).

Tevens dienen de in artikel 1, vierde lid, van de ZFW opgenomen verwijzingen naar een tweetal hoofdstukken te worden aangepast. (Artikel I, onderdeel B).

Het tiende lid van artikel 3 van de ZFW is opgenomen met ingang van 1 januari 1987 in verband met de stelselherziening van de sociale zekerheid. Personen die een beroep doen op de Werkloosheidswet en die voor de datum waarop zij op die wet een beroep doen, niet verzekerd zijn ingevolge de ZFW, hebben een «wachttijd» van een jaar alvorens zij op grond van hun sedert de datum van beroep op die Werkloosheidswet veranderde inkomenspositie ingevolge de ZFW verzekerd kunnen worden. Het onderhavige lid had tot doel te voorkomen dat personen die reeds een deel van de wachttijd gedurende de «oude» Werkloosheidswet dan wel de Wet Werkloosheidsvoorziening, die beide met ingang van 1 januari 1987 zijn vervallen, hadden doorlopen, een nieuwe wachttijd van een jaar op grond van het inwerkingtreden van de Nieuwe Werkloosheidswet zou moeten doorlopen. Het tiende lid bepaalde dat tijdvakken onder de vorenbedoelde achtereenvolgende rechtsregimes werden samengeteld. Het onderhavige lid is thans uitgewerkt en kan derhalve vervallen. (Artikel I, onderdeel C).

Met de inwerkingtreding van de Wet voltooiing herziening rechterlijke organisatie met ingang van 1 januari 1994 is de redactie van artikel 77 zodanig gewijzigd dat de verwijzing in artikel 8i naar de uitzondering op het beroep tegen een erkenningsbeschikking als bedoeld in artikel 8a, die is gebaseerd op besluiten genomen in het kader van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, eveneens dient te worden aangepast. (Artikel I, onderdeel D).

De eerste volzin van artikel 17, derde lid, van de ZFW wordt aangepast omdat de overgangsregel bij de invoering van dat artikel inmiddels is uitgewerkt. (Artikel I, onderdeel E).

In artikel 18, tweede lid, van de ZFW wordt verwezen naar artikel 17, negende lid, van de ZFW. Laatstgenoemd artikellid is met ingang van 1 januari 1992 vervallen, zodat de eerderbedoelde verwijzing eveneens dient te vervallen. (Artikel I, onderdeel F).

Artikel 42, zevende lid, heeft betrekking op het inmiddels vervallen vijfde en zesde lid van dat artikel, zodat het zevende lid eveneens dient te vervallen. Met inachtname van de nodige aanpassing van verwijzingen worden de leden van dit artikel doorgenummerd. (Artikel I, onderdeel H).

De verwijzingen in artikel 44, negende lid, en in artikel 44a, vierde lid, van de ZFW naar artikel 45 van de ZFW zijn gecorrigeerd. (Artikel I, onderdeel I).

De verwijzing in artikel 47, derde lid, van de ZFW naar het relevante lid in artikel 44 van de ZFW is gecorrigeerd. (Artikel I, onderdeel J).

Artikel 88 van de ZFW heeft betrekking op artikel 42, zesde lid, van de ZFW. Dit laatste artikellid is met ingang van 1 januari 1992 vervallen, zodat ook het eerstgenoemde artikel dient te vervallen. (Artikel I, onderdeel L).

De artikelen 94 tot en met 106 van de ZFW zijn overgangsbepalingen die hun werking hebben verloren en derhalve kunnen vervallen. (Artikel I, onderdeel N).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven