Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24140 nr. 36 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24140 nr. 36 |
Vastgesteld 7 februari 1997
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 18 december 1996 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:
– diens brief van 24 juni 1996 over de stimulering van vernieuwende projecten op het terrein van markt en concurrentiekracht en vernieuwing van het landelijk gebied (24 140, nr. 24);
– diens brief van 15 november 1996 over de AMvB tot wijziging van het Besluit dierenvervoer 1994 (25 112, nr. 1);
– diens brief van 13 december 1996 ter beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Van der Linden en Van Ardenne-van der Hoeven over de import van ruwsuiker in de EU.
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
De brief van 24 juni 1996 over de stimulering van vernieuwende projecten op het terrein van markt en concurrentiekracht en vernieuwing van het landelijk gebied (24 140, nr. 24)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Huys (PvdA) herinnerde eraan dat zijn fractie bij de bespreking van de nota Dynamiek en vernieuwing reeds aangaf, deze kaderregeling te steunen. Wel moet de Kamer zich jaarlijks kunnen uitspreken over de algemene richting waarin prioriteiten moeten worden gesteld. Dat kan aan de hand van een rapportage bij de begroting over ontwikkelingen in het voorgaande jaar en het toekomstige beleid. Hij bepleitte voor versoepeling van kaderregeling op onderdelen. Zo is het voor aanvragers van projecten in het innovatieprogramma vrijwel ondoenlijk om al direct inzicht te geven in het gedachte verloop van een project. Innovaties komen namelijk veelal werkende weg tot stand. Zijn voorbeelden bekend van projecten die goed passen in de kaderregeling? Is de aanvrage van The Greenery voor partiële subsidiëring van aanloopkosten onder het hoofdje «innovatie» te vatten, of is dit normaal bedrijfsrisico? Waartoe leidt de grens van f 20 000 voor de subsidiëring van innovatieprojecten? Vergen kleinschaligere projecten geen eenvoudigere regeling? Aanvragen kunnen achteraf worden gehonoreerd, bijvoorbeeld in de vorm van een
stimuleringsprijs. Dat de kaderregeling alleen bedoeld zou zijn voor sterke en grote bedrijven en leidt tot uitstoot van kleinere, wat zwakkere bedrijven onderschreef hij niet. Hoe ziet de minister dit? Welke effecten kunnen op dit gebied worden verwacht?
De heer Van der Linden (CDA) stemde in met het beleid ter stimulering van vernieuwing en versterking van concurrentiekracht, alsmede met vergroting van flexibiliteit en herschikking van bestaande regelingen. Hij had echter de indruk dat de stimuleringsregeling een bezuinigingskarakter draagt. Voor 1997 is er in feite nog slechts 20 mln. te besteden. Worden de in de bijlage bij het antwoord op vraag 14 bedoelde bedragen voor investerings- en demoregelingen integrale mestnotitie ook meegerekend in de pot van 475 mln.? Gevreesd moet worden voor willekeur bij de besteding van fondsen voor de regeling ter versterking van markt en concurrentiekracht. Het leggen van de grens bij f 20 000 doet vrezen dat beleid vooral gericht wordt op stimulering van grotere bedrijven, terwijl juist bedrijven in de primaire sector van deze mogelijkheden zouden moeten profiteren. Daartoe moeten ook kleinere projecten onder de regeling gebracht kunnen worden. Wanneer kunnen projectaanvragen concreet worden gehonoreerd? Gezien de lange voorbereidingsperiode valt te betwijfelen of de regeling nog voor medio 1997 in werking zal kunnen treden. Welke van de bestaande regelingen staan nog open in afwachting van inwerkingtreding van de nieuwe regeling en welke bedragen worden daaruit besteed? Zijn de meeste de oude regelingen niet eigenlijk al gesloten? Er moet een duidelijk overzicht komen waaruit blijkt dat onder de nieuwe regeling per saldo meer middelen beschikbaar komen dan onder de oude regelingen tezamen. Ook moet er een overzicht komen van de toedeling van middelen en van het aandeel daarin van de primaire landbouw.
Verheugd was de heer Van der Linden over de aankondiging van een innovatiesteunpunt. Wordt dit een soort innovatiecentrum? Hoe krijgt dit vorm? Wie gaat het betalen? Dit mag niet aan het budget voor de SEV worden onttrokken. Valt ook het cursusonderwijs voor individuele ondernemers of groepen ondernemers onder deze regeling en zo ja, leidt dat niet slechts tot vergroting van de bureaucratie? Worden in de beoordelingscommissie ook vertegenwoordigers uit de agrarische sector opgenomen? Kan een indicatie worden gegeven van de totaalkosten van de regeling? Hoewel de kans daarop klein is, kan een aanvrager van een project op een gebied waarop er sprake is van overlap met regelingen uit de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) van beide instrumenten gelijktijdig gebruik maken. Echter, gewone boeren kunnen per definitie geen beroep doen op de wet. Hoe denkt de minister overlap daarmee te voorkomen? Kritisch gestemd was hij over de inzet van het ministerie om het ontstaan van een enorme papieren rompslomp te voorkomen. Betwijfeld moet worden of de regeling wel op een praktische, eenvoudige en snelle manier kan worden uitgevoerd. Welke initiatieven mogen op dit gebied worden verwacht?
De regeling vernieuwing landelijk gebied staat los van regelingen van andere ministeries op dit gebied, zo begreep de heer Van der Linden uit de stukken. Hoe verhoudt dit zich echter tot de integrale aanpak van het landelijk gebied?
De heer Blauw (VVD) was in grote lijnen content met de onderhavige regeling. Aandacht vroeg hij wel voor ervaring opgedaan met de regeling ter bevordering van grootschalige mestverwerking. In dat kader konden plannen ongeacht hun rijpheid worden ingediend. Later bleek dan pas dat ze niet werden gehonoreerd. Herhaling hiervan kan worden voorkomen door vooraf duidelijke criteria te stellen waaraan moet worden voldaan. Aanvragers moeten op zo kort mogelijke termijn beschikken over een oordeel over hun initiatief. Voorkomen moet worden dat men in een te laat stadium tot de ontdekking komt dat een project niet wordt gehonoreerd.
Ervaringen met de stimuleringsregeling akkerbouw deden de heer Blauw ervoor waarschuwen dat de onderhavige regeling niet mag worden gebruikt voor verplaatsing van bedrijfsactiviteiten. Verder herinnerde hij aan zijn pleidooi bij de begrotingsbehandeling om projecten te honoreren die erop zijn gericht om via modern management te komen tot schaalvergroting en productiestijging. Aandacht vroeg hij voor verontrustende berichten over het functioneren van de helpdesk. De oude stammenoorlog tussen SEV en DLV zou daarin weer oplaaien. Wat is de feitelijke situatie? Het kan niet zo zijn dat DLV het monopolie in de helpdesk krijgt en met de vergaarde kennis de markt op kan gaan.
De heer Van der Vlies (SGP) stemde in grote lijnen in met de opzet van het stimuleringskader. Wil de minister klip en klaar toezeggen dat ook kleine bedrijven ervan kunnen profiteren? Hoe werkt de helpdesk in de praktijk? Kan een deel van de gelden worden gereserveerd voor kleine ondernemers? Aandacht vroeg ook hij voor de grens van f 20 000. Hoe wordt het verspreidingsprogramma praktisch gescheiden van het innovatieprogramma? Het programma vernieuwing landelijk gebied is bedoeld om initiatieven te stimuleren die door hun olievlekwerking vanuit nationaal perspectief het meest bijdragen aan de gewenste dynamiek en vernieuwing in het landelijk gebied. Is dit wel een concreet toetsbare basis? Hoe krijgt dit vorm? De voorgestelde herverkaveling van oude regelingen steunde hij, maar wel vroeg hij aandacht voor een «lek» van 100 mln. dat dreigt te ontstaan bij de overgang van oude naar nieuwe regelingen. Hoe zit het precies met de financiering? Zijn nieuwe geldstromen te verwachten? Hoe is de verdeling tussen de diverse programma's precies?
Mevrouw Vos (GroenLinks) herinnerde aan eerder door haar fractie uitgesproken steun voor het stimuleringskader. Positief vond zij het dat wordt gekozen voor een benadering van onderaf en voor het inbouwen van een zekere competitie tussen deelnemers. Ook zij vroeg aandacht voor de positie van kleine bedrijven. Hoe gaan de helpdesk en het innovatiesteunpunt werken? Zal de werking hiervan worden geëvalueerd? Waarom kunnen aanvragen beneden de f 20 000 niet worden gehonoreerd? De beoordelingscommissie moet een breed scala aan deskundigheid bevatten. Aan welk type deskundigheden denkt de minister? Kritiek had zij op de onvoldoende uitwerking van criteria op grond waarvan projecten worden beoordeeld. Deze moeten nader worden gedefinieerd. Het liefst zag zij dat de minister in een korte notitie aangaf welke richting hij wil inslaan met het stimuleringskader. Dat blijkt nu niet duidelijk uit de criteria. Welke inhoudelijke sturing wil de minister aan projecten geven? Welke politieke keuzes liggen aan deze regelingen ten grondslag? Zou het niet goed zijn om alle projectaanvragen aan een duurzaamheidstoets te onderwerpen? Is het juist dat alleen particuliere eigenaren of beheerders van bos en natuurterreinen toegang hebben tot de stimuleringsregeling en zo ja, valt een deel van het areaal aan bos en natuurterrein dan niet buiten de regeling?
De heer Ter Veer (D66) steunde de gedachtegang achter maatregelen gericht op plattelandsontwikkeling, maar vond dat bij de uitwerking van het beleid niet de juiste koers wordt gevolgd. Uit het beleid zoals het thans gestalte krijgt, spreekt te weinig de erkenning dat ontwikkelingen op het platteland een eigen merites hebben en ook op die manier gestimuleerd dienen te worden. Beleid ademt nog te weinig de geest dat er op het platteland meer gebeurt dan alleen maar landbouw. Ontschotting en een onorthodoxe benadering zijn nodig. Zo is het onacceptabel dat aan ruilverkaveling ettelijke miljoenen worden besteed, terwijl er geen geld is voor de instandhouding van beschermde dorpsgezichten. Meer aandacht moet er zijn voor sociologische aspecten van plattelandsontwikkeling. In dat verband beval hij ter lezing aan het boek van de schrijver Geert Mak, getiteld «Hoe God verdween uit Jorwert», waarvan hij een exemplaar aan de minister overhandigde. Wil de minister naar aanleiding van de goede ervaringen met het inwinnen van expertise van buitenaf (rapport-Peper) overwegen een adviescommissie/denktank in te stellen voor plattelandsontwikkeling? Door zo'n commissie heel onconventioneel samen te stellen kan een geweldige impuls worden gegeven aan de plattelandsontwikkeling.
De heer Van Middelkoop (GPV) steunde in algemene zin het vernieuwend karakter van de onderhavige regeling, maar zette er toch kritische kanttekeningen bij. De overheid wordt in de regeling wel erg op afstand geplaatst en er wordt wel erg veel aan de markt overgelaten. Het is uitstekend om subsidiestromen te bundelen en ontwikkelingen van onderop te laten komen, maar daarbij moet wel duidelijk zijn welke criteria gelden voor het verlenen van subsidieverstrekking. Zo bevat het innovatieprogramma slechts weinig inhoudelijke criteria als innovativiteit, economisch en technisch perspectief en eventuele spin-off. Op basis waarvan moet de beoordelingscommissie zich uitspreken over projectaanvragen en aan welke ijkpunten kan te zijner tijd bij een evaluatie worden vastgesteld of een project echt vernieuwend was? Zou het niet zinvol zijn om deze commissie een marktinnovatierapportage (MIR) te laten opstellen? Waarom moet deze commissie onafhankelijk zijn? Hoe wordt voorkomen dat subsidieverlening zich concentreert op deelgebieden, waardoor andere buiten beeld raken? Gaat de regeling niet te veel uit van het recht van de sterkste? Welke verplichtingen nemen bedrijven op zich als zij gebruik maken van de stimuleringsregeling? Bureaucratisering van de uitvoering moet worden voorkomen. Hij sloot zich aan bij vragen over de werking van de helpdesk. Zijn projecten aan een maximumtermijn gebonden om te lang lopende subsidiestromen te voorkomen en zo ja, zou het dan niet beter zijn de subsidieverlening op zich aan zo'n termijn te binden? Projecten mogen niet zo worden geformuleerd dat ze nog precies binnen de termijn passen, alleen maar om voor subsidie in aanmerking te komen. Overwogen zou kunnen worden om voor langer lopende projecten een startsubsidie te verlenen. Dat subsidieregelingen niet op overheden gericht zijn, vond hij begrijpelijk. Wel waarschuwde hij voor willekeur bij de toekenning van subsidies aan eigenaren van bos en natuurterreinen. Vallen publiek-private vormen van samenwerking buiten de regeling?
De minister verduidelijkte dat bij de opzet van het stimuleringskader bewust is gekozen voor een globale regeling om vernieuwende initiatieven een kans te geven. Strakke, nauwgezet geformuleerde regelgeving van bovenaf was eenvoudiger geweest, maar die zou slechts hebben geleid tot veel bureaucratie en ontoegankelijkheid. Uiteraard zijn aan het werken met een globale regeling risico's verbonden. Bij de bewaking daarvan en de hantering van criteria als bevordering van welzijn, hygiëne, productieverhoging en prijsontwikkeling speelt de beoordelingscommissie een rol. Het karakter van het innovatieprogramma brengt met zich mee dat de beoordelingscommissie een grote mate van vrijheid heeft in haar functioneren. Algemeen kader voor haar functioneren vormt artikel 2.1. van de regeling. Voor rechtsongelijkheid in deze vreesde hij niet. In het verspreidingsprogramma en het programma vernieuwing landelijk gebied is aangegeven in welke richting ontwikkelingen dienen te gaan. Via jaarlijkse verslaglegging bij de Voorjaarsnota wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de uitvoering van de regeling. Er is geen aanleiding te vrezen voor papieren rompslomp en bureaucratie.
Om belangenbehartiging te voorkomen, nemen geen vertegenwoordigers uit de agrarische sector zitting in de beoordelingscommissie. Leden ervan worden primair geselecteerd op deskundigheid. Gezocht wordt naar mensen met deskundigheid op het gebied van bedrijfseconomie en agro-economie, afzetmarkten, sector- en ketenontwikkeling, innovatieve technologie, innovatieprojecten en projectbeoordeling op zich. Ook wordt gezocht naar mensen met specifieke deskundigheid met projecten tot vernieuwing van het landelijk gebied. Een belangrijk thema daarin is de relatie tussen stad en platteland. In dat kader wordt ook gezocht naar mensen met ervaring met nieuwe beheersvormen en sectorontwikkelingen, alsmede naar mensen met een bepaalde deskundigheid vanuit de overheidssector. Aanvragers van projecten moeten de beslissing van de beoordelingscommissie snel vernemen. Snelle rapportage wordt bevorderd door terzake kundige personen in de commissie te benoemen. Ook de bestaffing van de commissie moet zodanig zijn dat snelle rapportage mogelijk is. Onder andere heeft de beoordelingscommissie tot taak om te bewaken dat ook projecten van kleine bedrijven aan bod komen. Het is zeker niet de bedoeling dat die buiten de regeling vallen. Ervaring leert namelijk dat juist op kleine schaal goede vernieuwingsinitiatieven totstandkomen. De grens van f 20 000 komt voort uit ervaringen met de huidige innovatieregeling voor de primaire landbouw, die leren dat slechts in 5% van de gevallen de subsidiabele kosten lager waren dan f 20 000. Daarbij komt dat onder de nieuwe regeling ook arbeidskosten subsidiabel zijn. Derhalve zal de gestelde grens al snel worden overschreden.
Het stimuleringskader is gericht op de totale agrarische keten en niet alleen op de primaire landbouw. Ook ketenontwikkelingen zijn aan de orde. Verder zou in het algemeen gedacht kunnen worden aan projecten betreffende agrologistiek, agrificatie, kostprijsverlaging bij het primaire bedrijf, milieu- en welzijnsbevorderende huisvesting en productie, verbetering van bedrijfssystemen e.d. De suggestie om vernieuwing in bepaalde richting te stimuleren door van overheidswege een prijs uit te loven, nam de minister in overweging, al had hij de indruk dat in diverse verbanden al voldoende van dit soort beloningssystemen functioneren. Voor het achteraf honoreren van projecten voelde hij niet, o.a. omdat achteraf de risicocomponent veel lager is, terwijl juist dit risico wordt gefinancierd.
Het stimuleringskader is ontworpen omdat sommige van de oude stimuleringsregelingen niet goed functioneerden. De minister ontkende dat het kader een verkapte bezuinigingsmaatregel is. Per saldo worden in de nieuwe regeling meer middelen ter beschikking gesteld dan in alle oude regelingen tezamen. Voor de twintig oude regelingen tezamen was 92,5 mln. beschikbaar, terwijl voor de nieuwe regeling in 1998 107 mln. beschikbaar is, structureel 119 mln. Desgevraagd zegde hij toe, dit in een overzicht nader uit te werken. Voor 1997 zijn de kasuitgaven 52 mln., wat oploopt tot 119 mln. in 2001. Voor verplichtingen is in 1997 voor het stimuleringskader 103 mln. beschikbaar, welk bedrag in 2001 zal zijn opgelopen tot 118 mln. Slechts een klein onderdeel van de regeling betreft innovatieve projecten in het kader van het mestbeleid. Voor het stimuleringskader komt o.a. meer geld beschikbaar door de extra middelen (17,5 mln.) die als uitvloeisel van cluster III van het regeerakkoord structureel aan de begroting van LNV zijn toegevoegd.
De inmiddels door de EU goedgekeurde innovatieregeling kan op korte termijn van kracht worden. Gezien de vlotte beoordeling van deze regeling door de EU, mag worden verwacht dat ook overige regelingen op niet te lange termijn in werking kunnen treden. Alles overziende ging de minister ervan uit dat het totale stimuleringskader in 1997 in werking zal zijn getreden. Een en ander wordt begeleid met een voorlichtingscampagne. Voor concentratie van projecten op een bepaald terrein en voor overlapping met de WBSO vreesde de minister niet. Bedrijven wier project wordt gehonoreerd, verplichten zich om daarover zakelijk verslag te doen, opdat anderen ervan kunnen leren.
Het innovatiesteunpunt wordt gefinancierd uit middelen van het stimuleringskader. De helpdesk is bedoeld om boeren te steunen bij het indienen van projecten. In overleg met het landbouwbedrijfsleven is deze helpdesk gecreëerd bij DLV. Van een herleving van de oude stammenstrijd tussen DLV en SEV is nog niet gebleken, maar desnoods kan dit via sturing van financieringsstromen worden voorkomen.
Over de vormgeving van regelingen tot vernieuwing van het landelijk gebied is uitvoerig overlegd met provinciale besturen en het IPO. Naast de beoordelingscommissie heeft de provinciale overheid in deze een zekere regiefunctie. De minister gaf aan inmiddels kennisgenomen te hebben van het boek van Geert Mak, die op verzoek van het ministerie actief betrokken was bij de organisatie van bijeenkomsten over het thema plattelandsontwikkeling. Zo wordt getracht op een breed front mensen met nieuwe ideeën erbij te betrekken.
Het verspreidingsprogramma voorziet in een duurzaamheidstoets. Gezien het karakter van het innovatieprogramma is daarin zo'n toets niet opgenomen. Het stimuleringskader richt zich op particulieren en niet op andere overheden en publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties e.d. Bossen en natuurterreinen die in gemeentelijk eigendom zijn, komen derhalve niet in aanmerking voor projecten uit hoofde van deze regeling.
De brief van 15 november 1996 over de AMvB tot wijziging van het Besluit dierenvervoer 1994 (25 112, nr. 1)
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Van der Vlies (SGP) vroeg er aandacht voor dat deze uit EU-regelgeving voortvloeiende aanscherping van een lastenverzwaring voor vervoerders oplevert. Welk beleid staat de minister in deze voor ogen? Terecht is regelgeving erop gericht dat bij het vervoer van dieren de nodige zorgvuldigheid in acht wordt genomen, maar gezien de gedetailleerdheid ervan is goede controle nodig om de handhaving ervan in de praktijk overeind te houden. Gebeurt dat niet, dan kalft het draagvlak voor dit soort regelgeving al snel af en leiden goeden die zich correct gedragen, onder het gedrag van de kwaden.
Mevrouw Vos (GroenLinks) stemde in met de voorgestelde wijziging van het Besluit dierenvervoer 1994. Omdat deze wijziging al lang tevoren bekend was, zag zij geen reden om certificering uit te stellen tot na 1 januari 1997. Ook zag zij geen reden om een uitzondering op kwaliteitsvereisten te maken voor binnenlands vervoer over meer dan 50 km. Dergelijke uitzonderingen leiden alleen maar tot controleproblemen e.d.
De heer Huys (PvdA) vond dat op afzienbare termijn een eind moet komen aan transporten van dieren over grote afstanden, ook al wist hij uit eigen ervaring dat de vervoerders tijdens het transport heel integer hun taak volbrengen. Toch mag het niet zo zijn dat tot in lengte van jaren het economisch nut van dergelijke transporten bovengeschikt blijft aan het welzijn van de dieren. Mede tegen deze achtergrond stemde hij van harte in met de thans voorgestelde wijziging van het besluit. Via standaardisering kan worden getracht een oplossing te bieden voor de extra administratieve last waarmee vervoerders als gevolg hiervan worden geconfronteerd. In het belang van een goede onderbouwing van het beleid op dit terrein pleitte hij ook voor monitoring van de uitvoering van het besluit.
De heer Meijer (CDA) bevestigde de steun van zijn fractie voor de uitvoering van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWW). Doelstellingen op het gebied van dierenwelzijn moeten onverkort worden gehaald. Toch vroeg hij er aandacht voor dat de onderhavige wijziging van het Besluit dierenvervoer niet in goede samenspraak met betrokkenen in de sector tot stand is gekomen. Kan er wat betreft de documenten die vervoerders moeten bijhouden, voor worden gekozen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de INR-systematiek? Vraagtekens zette hij bij handhaving van administratieve verplichtingen bij binnenlands vervoer over meer dan 50 km. Binnenlands vervoer mag niet ontaarden in grote bureaucratie. Welke alternatieven zijn er op dit punt? Papieren rompslomp levert geen enkele bijdrage aan het welzijn van het vervoerde dier. Schrijft EU-regelgeving voor dat bij vervoer binnen Nederland aan deze bepalingen moet worden voldaan? De erkenningsregeling kan onmogelijk per 1 januari 1997 ingaan. Kunnen alle vervoerders van levende dieren vooralsnog een voorlopige erkenning krijgen in afwachting van een zo snel mogelijk in goed overleg met de branche te ontwerpen regeling?
De heer Blauw (VVD) constateerde dat het thans aan de orde zijnde beleidsvoornemen op zich breed wordt gedragen, maar vroeg toch aandacht voor signalen dat het bedrijfsleven bij de voorbereiding ervan onvoldoende of te laat is betrokken. Bepalingen inzake het uitladen van dieren tijdens langere rustperiodes, deden hem vrezen voor een toename van stress en kannibalisme onder varkens. Ook ontstaan insleeprisico's. Wie organiseert waar, en voor wiens risico, de halteplaatsen? Wordt over de invulling van de erkenningsregeling met het bedrijfsleven overlegd? Aandacht vroeg hij ook voor een sanctiebeleid. Dat ontbreekt nog in de regeling. Wil de minister aandacht besteden aan onderzoek van de sector naar de diervriendelijkste beladingsdichtheid? Wordt onverkort vastgehouden aan ingang van de wijziging per 1 januari 1997, of kan dit nog even worden uitgesteld?
De minister benadrukte dat bij het vervoer van dieren zo nauwkeurig mogelijk omschreven regels een vereiste zijn. In dit verband is het terecht dat in de EU-richtlijn die ten grondslag ligt aan het Besluit dierenvervoer 1994 geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnen- en buitenlands vervoer. Derhalve is er geen ruimte om af te wijken in geval van binnenlands vervoer over meer dan 50 km. Desbetreffende bepalingen zijn al van kracht sinds 1 oktober 1995. De vervoerder is verplicht te beschikken over een document waaruit blijkt wat het bedrijf van oorsprong is, vanwaar hij is vertrokken en wat de plaats van bestemming is. Als deze gegevens al worden verstrekt op grond van een ander wettelijk voorschrift (RVV-exportcertificaat) dan kan daarmee worden volstaan. Beladingsnormen uit de Wet dierenvervoer zijn in 1994 omgezet in regelgeving ingevolge de GWW. De Wet dierenvervoer stelde eisen aan het vervoer en de belading, ongeacht de afstand waarover werd vervoerd. Bij de omzetting in regelgeving op basis van de GWW is ervoor gekozen dit regime voort te zetten. Hoofdoverweging was, dat voorschriften voor het vervoer van dieren zodanig zijn dat niet valt in te zien waarom daaraan niet voldaan zou moeten worden als dieren over een korte afstand moeten worden vervoerd. De in de EU-richtlijn gestelde beladingsnorm voor varkens van 235 kg per vierkante meter wordt ook aangehouden bij het vervoer over een afstand van minder dan 50 km. De resultaten van het lopende onderzoek van ID-DLO naar een zo diervriendelijk mogelijke belading wachtte de minister af.
De uitvoering van het besluit zal zeker worden gemonitord. Ook op Europees niveau zal voortdurend de vinger aan de pols worden gehouden. De RVV is belast met het toezicht op de naleving van het besluit. Toezicht op lange transporten vindt plaats door over de naleving van de reisschema's contact te onderhouden met collega's in het buitenland. De AID is belast met uitvoering van sancties. Voorschriften omtrent de 24-stop vloeien voort uit EU-regelgeving. Ruimte voor nationale regelgeving is er in deze niet. Per diersoort zijn verschillende regels voor het uitladen vastgesteld. Bij de Europese Commissie is er reeds herhaaldelijk op aangedrongen om spoedig te bepalen waar halteplaatsen moeten worden ingericht. Naar verwachting komt hierover duidelijkheid tijdens de Landbouwraad van 20 en 21 januari 1997.
De minister voelde er niet voor per 1 januari a.s. met voorlopige vergunningen te gaan werken. Vanaf die datum moet ingevolge de EU-regels iedere vervoerder beschikken over een erkenning die is afgegeven door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van vestiging. Deze erkenning wordt verstrekt indien de verantwoordelijke persoon bij de vervoersonderneming schriftelijk verklaart dat hij de geldende communautaire veterinaire voorschriften naleeft, dat hij de nodige voorzieningen heeft getroffen om de eisen van de richtlijn na te leven tot aan de plaats van bestemming en dat het personeel dat met het vervoer van dieren is belast, een opleiding heeft gevolgd of beschikt over gelijkwaardige beroepservaring om gewervelde dieren te vervoeren en op een passende wijze te verzorgen.
De heer Meijer (CDA) voelde niet voor voorlopige erkenningen, maar vroeg er aandacht voor dat het onmogelijk is om alle vervoerders per 1 januari a.s. een opleiding gevolgd te laten hebben. Wat wordt er in die situatie gedaan?
De heer Van der Vlies (SGP) sloot zich hierbij aan en was benieuwd naar de precieze uitwerking van de rustplaatsen. Wordt een en ander niet goed uitgewerkt, dan zal het draagvlak voor de regeling snel wegvallen.
De minister was bereid over problemen omtrent erkenningen mee te denken, maar benadrukte dat de primaire verantwoordelijkheid in deze ligt bij het bedrijfsleven zelf, dat de schriftelijke verklaring moet invullen. Mocht dit in de praktijk onverhoopt problemen blijken op te leveren, dan zal worden bezien welke nadere voorwaarden kunnen worden gesteld. Het besluit laat daartoe de mogelijkheid open. Bepaald ongelukkig was hij over de nog steeds voortdurende onduidelijkheid over de uitwerking van halteplaatsen. Een en ander laat overigens onverlet dat ook nu al met tussenpozen moet worden gestopt om dieren te drenken en te voederen. Dat stelsel kan worden voortgezet totdat de door de Commissie aangewezen halteplaatsen er zijn.
De brief van 13 december 1996 ter beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Van der Linden en Van Ardenne-van der Hoeven over de import van ruwsuiker in de EU
De heer Van der Linden (CDA) nam er met grote bezorgdheid kennis van dat Nederland als enige lidstaat EU-besluitvorming over de import van ruwsuiker blokkeert. Het antwoord op vraag 7 is ronduit onthutsend. Van de minister van LNV mag toch worden verwacht dat hij zich onverkort inzet voor de belangen van de Nederlandse akkerbouwers? Concessies op dit punt worden niet gefinancierd uit Europese middelen, maar door de akkerbouwers zelf. Dan is het toch niet reëel om eenzijdig verder te onderhandelen over een groter importcontingent dan 3000 ton? Het Ierse compromisvoorstel moet worden gezien als het uiterste en niet als uitgangspunt voor verdergaande onderhandelingen. Wil de minister dat tot zijn inzet maken, zeker ook gezien de Nederlandse traditie om niet als enige land EU-besluitvorming te blokkeren? Wordt geen oplossing gevonden dan moet worden gevreesd dat deze kwestie in een Algemene Raad wordt afgedaan zonder rekening te houden met belangen van de land- en tuinbouw in Nederland en de andere lidstaten. Wil de minister toezeggen zich ervoor in te zetten dat niet verder wordt gegaan dan 3000 ton? Hoe verloopt het overleg tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en van LNV over dit soort kwesties? Wordt de Kamer geïnformeerd indien besloten wordt tot iets anders dan die 3000 ton?
De heer Keur (VVD) had moeite met de voorkeur van het ministerie van Buitenlandse Zaken om import tot 20 000 ton toe te staan. Dat de betrokken suiker in de Antillen wordt be- en verwerkt geloofde hij niet. Welke bedrijven zitten er achter deze handel? Het is toch niet de bedoeling van internationale regelgeving dat een deel van de door de EU geëxporteerde suiker via de Antillen weer wordt geïmporteerd? EU-regelgeving is niet bedoeld om een evenwicht te scheppen tussen de belangen van de GLO en het GLB. In Europa zijn afspraken gemaakt over de productie en afzet van suiker en over de financiering daarvan. Niemand is erbij gebaat om de handel toe te staan op slinkse manier van regelgeving te profiteren. Daarom zag hij het liefst dat geen enkele import werd toegestaan en dat Nederland zou pleiten voor het niet toepassen van dit soort regelingen. Wordt import wel toegestaan dan is al snel het hek van de dam. Hoe kan dit worden voorkomen?
De heer Huys (PvdA) vroeg naar de herkomst van de suiker. Wie is hiermee gebaat? Mocht het inderdaad zo zijn dat ontwikkelingslanden bij deze import gebaat zijn, dan is enige toegeeflijkheid op zijn plaats.
De minister erkende dat het uitgangspunt van zelffinanciering de aanpak van de onderhavige problematiek van groot belang maakt voor de betrokken agrarische sector in Europa. Er moet dan ook een kwantitatieve beperking komen van de nu ongelimiteerde invoer van suiker uit overzeese gebiedsdelen zoals de Antillen. Daarbij moet wel een balans worden gevonden tussen de belangen van de LGO (waaronder een deel van het Koninkrijk) en die van het GLB (waaronder de Nederlandse boeren). In dat verband herinnerde hij eraan dat de LGO-regeling totstandkwam op initiatief van de vorige minister-president. Het Ierse compromisvoorstel dat uitgaat van 3000 ton, benadert de recente import van ruwsuiker uit de LGO dicht. Op basis van afspraken die zijn gemaakt in de koninkrijksregering onderhandelt de Nederlandse vertegenwoordiging verder over dit compromis. Daarbij bevindt Nederland zich inderdaad als enige tegenover alle andere lidstaten. Gezien het komende Nederlandse EU-voorzitterschap is spoedige oplossing van dit probleem van groot belang. Het overleg hierover in het kabinet gaat voort.
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD) en Th. A. M. Meijer (CDA).
Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Van Walsem (D66), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD) en Beinema (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24140-36.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.