24 135
Burundi

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 mei 1995

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en Defensie2 hebben op 6 april 1995 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Voorhoeve van Defensie over de situatie in Burundi en de mogelijke uitzending van Nederlandse verkenners naar aanleiding van de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 april 1995 (kamerstuk 24 135, nr. 1).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

De minister van Buitenlandse Zaken merkte vooraf op, de brief als enige te hebben ondertekend, omdat de minister van Defensie elders was en dus niet in staat was tot medeondertekening.

Hij benadrukte dat er slechts sprake is van een voornemen en niet van een besluit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Verhagen (CDA) betreurde het dat de regering de in de brief verstrekte informatie pas heeft gegeven nadat de CDA-fractie om een spoedoverleg had gevraagd, omdat zij via de media vernomen had dat het voornemen bestond om een verkennerseenheid van het Nederlandse leger vanaf vrijdagavond klaar te houden voor vertrek naar Burundi om daar de eventuele komst van andere Nederlandse militairen voor te bereiden.

Ook de CDA-fractie is van mening dat de internationale gemeenschap niet lijdzaam mag toekijken bij het drama dat zich in Burundi dreigt te ontwikkelen. Gegeven de discussie in december over het instemmingsrecht van de Kamer bij eventuele uitzending van Nederlandse militairen buiten het NAVO-gebied, zou het correcter zijn geweest als het kabinet niet alleen de media had ingelicht over dit voornemen, maar ook de Kamer. Een andere reden om dit overleg aan te vragen was, dat de fractie gelet op de alarmerende ontwikkelingen in Burundi en mede met het oog op de Algemene Raad van maandag a.s., reeds nu geïnformeerd wil worden over internationale stappen die door het kabinet worden gedaan. Voorts wenst de fractie opheldering over het standpunt van het kabinet over een eventuele internationale interventiemacht, omdat de ministers van Defensie en voor Ontwikkelingssamenwerking in de media daarover een tegengestelde mening hebben verkondigd.

Naar de mening van de heer Verhagen zal in EU-verband, bijvoorbeeld in het kader van Lomé, de druk moeten worden opgevoerd om de partijen in Burundi te bewegen tot voortzetting van de dialoog, tot het tegengaan van escalatie en tot ontwapening van illegale wapenbezitters. De EU zal voorts krachtig steun moeten verlenen aan de missie van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE). Welke mogelijkheden zijn er voor die steun? Er is al geruime tijd op die missie aangedrongen. Ook in de laatste discussie in de Veiligheidsraad is de regionale verantwoordelijkheid weer benadrukt. Zijn er mogelijkheden om in EU-verband te bewerkstelligen dat de wapenleveranties aan (groeperingen in) Burundi worden stopgezet?

De heer Verhagen had er op zich begrip voor dat Defensie maatregelen neemt, zoals vaccineren, die in het algemeen een snellere inzet van Nederlandse militairen mogelijk maken. Op grond van de tot op heden verkregen informatie meende hij evenwel dat er geenszins sprake kan zijn van uitzending. In de brief ontbreekt ieder VN- of EU-kader voor militaire activiteiten. Het is de vraag of men zich zolang dat kader ontbreekt, wel moet bezighouden met het voorbereiden van zo'n uitzending. Zonder dat kader is discussie over de besluitvorming prematuur. Nederland zal toch niet op eigen houtje in Burundi willen opereren. Of is het bezig een vraag op te roepen?

Uit de brief leidde hij af dat er zonder uitdrukkelijke instemming van de Kamer geen uitzending van Nederlandse militairen of van een verkenningseenheid zal plaatsvinden.

Kan er mededeling worden gedaan over de activiteiten in dit kader van andere Europese landen? Op grond van de discussie in de Veiligheidsraad van 29 maart jl. mag worden aangenomen dat Frankrijk, België en de Verenigde Staten voorlopig een militaire interventie uitsluiten. Welke activiteiten ontwikkelen OAE-landen buiten de voorziene missie om, op het terrein van de opvang van vluchtelingen en ter oplossing van het conflict?

Hoe moet de zin «Uiteraard zal de komst van het team met het betrokken land moeten worden afgestemd» worden gelezen? De Nederlandse honorair consul in Burundi heeft gisteren duidelijk gemaakt dat de verkenners niet naar Burundi kunnen gaan zonder toestemming van de regering aldaar. Het zou volgens de heer Verhagen volstrekt onverantwoord zijn als welk land dan ook in Burundi actief zou willen worden zonder instemming van de betrokken partijen (regering en leger) en zonder VN-besluit, ook als het om humanitaire hulpactiviteiten gaat. In reactie op de bij interruptie gemaakte opmerking dat aan de humanitaire inzet van onder meer Nederlandse militairen in de kampen in Zaïre tijdens de crisis in Rwanda geen specifiek besluit van de VN ten grondslag lag, zei de heer Verhagen dat op het moment dat, ook in het kader van humanitaire hulp, militairen van een land activiteiten ontplooien in een ander soeverein land, daarvoor een internationaal kader noodzakelijk is.

Tot slot vroeg de heer Verhagen van wie een beroep op Nederland voor aanvullende, militaire, assistentie afkomstig zou moeten zijn. Hij zette uiteen waarom niet zonder internationaal overleg tot inzet kan worden besloten als een humanitaire hulporganisatie daar om vraagt.

De heer Hoekema (D66) betoogde dat het in essentie thans gaat om het scheppen van de mogelijkheid om op korte termijn een krijgsmachteenheid uit te zenden, indien dit noodzakelijk blijkt te zijn; een planningsdaad dus. Zijn fractie steunt de inzet van het kabinet om actief te anticiperen op de mogelijkheid dat Nederland op het gebied van de humanitaire noodhulpverlening actief moet worden in Burundi in het geval dat de dreigende tragedie werkelijkheid blijkt te worden; iets waarover de Nederlandse bevolking zich grote zorgen maakt. Het is goed dat lering wordt getrokken uit de ervaringen, opgedaan in Rwanda.

Hij sloot zich aan bij de laatste vraag van de heer Verhagen. Mocht de regering besluiten tot uitzending van een noodhulpverkenningsteam (een fact finding team), dan zal de Kamer zich naar aanleiding van een brief daarover kunnen beraden op een dialoog met de regering over de manier waarop op een verzoek om assistentie moet worden gereageerd. De regering moet een zekere marge hebben om in de planningsfase te handelen.

Wat is de samenstelling van het noodhulpverkenningsteam? Wat zijn de terms of reference? Wat is de relatie tussen de missie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die nu ter plaatse is, en de mogelijke uitzending van dit team?

Noodhulp is één pilaar van het beleid. Nederland behoeft zich in zijn handelingsvrijheid niet te laten beperken als het gaat om humanitaire activiteiten van de Nederlandse krijgsmacht, al heeft het uit effectiviteitsoverwegingen wel zin om na te gaan wat andere landen doen. In het verleden hebben Nederlandse militairen in uniform al hulpverleningstaken uitgevoerd op verzoek van de betrokken regering. Welke andere landen spelen ook in op de acute noodhulpbehoefte?

Naast de noodhulpactiviteiten is er de optie van een interventiemacht. Bestaat er enig zicht op het inzetten van zo'n interventiemacht van circa 500 man? Of gaat dat niet door omdat de Burundese autoriteiten niet bereid zijn daarom te vragen en/of omdat de internationale gemeenschap en de Veiligheidsraad er weinig voor voelen? Herinnerend aan het niet uitvoeren van een soortgelijke resolutie verleden jaar inzake Rwanda, vroeg de heer Hoekema zich tot besluit af of het Rwandese drama zich in Burundi zal gaan herhalen.

De heer Rehwinkel (PvdA) bracht in herinnering dat zijn fractie op 28 maart jl. bij de regeling van werkzaamheden al heeft gevraagd om een brief over de ontwikkelingen in Burundi. Hij wilde er niet lang bij stilstaan dat de Kamer de thans verstrekte informatie inderdaad gisteren in eerste instantie via de media heeft vernomen. De gang van zaken op dit moment in Burundi verdient in de eerste plaats de aandacht.

Ook zijn fractie acht het van het grootste belang dat Nederland in EU- en WEU-verband tot een gecoördineerde inzet probeert te komen. Hoe denkt de regering over de suggestie van de Franse minister voor Ontwikkelingssamenwerking om een militaire missie naar Burundi te sturen? Is er enige kans op een militaire interventie in VN-verband?

De heer Rehwinkel stemde in met de voorbereidingen voor eventuele uitzending van het noodhulpverkenningsteam. Aan welke criteria zal een verzoek om assistentie worden getoetst? Moet dat niet afkomstig zijn van een VN-hulporganisatie? Erop vertrouwend dat de vragen tot tevredenheid zullen worden beantwoord, zei hij dat zijn fractie instemt met vertrek van het team onder de voorwaarde dat dit vertrek niet automatisch betekent dat Nederland ook aanvullende militaire hulp verleent. Als die aanvullende militaire hulp wel nodig is, zal daarover eerst met de Kamer moeten worden overlegd. Hij ging ervan uit dat als het noodhulpverkenningsteam wordt uitgezonden, de Kamer daarover zal worden geïnformeerd en iedere fractie afzonderlijk zal kunnen bepalen of zij daarmee instemming wil betuigen.

De heer Van den Doel (VVD) deelde de zorg over Burundi en memoreerde vervolgens dat de Kamer inzake de Golfoorlog, voormalig Joegoslavië en Rwanda de regering telkens weer heeft verweten niet tijdig maatregelen te hebben genomen om militairen voor uitzending gereed te hebben.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) stelde bij interruptie dat het verwijt steeds was dat er te laat werd ingespeeld op zichtbare ontwikkelingen.

De heer Van den Doel merkte op dat de minister van Defensie op 12 december jl. in zijn inleiding voor de Defensieleergangen heeft uiteengezet, dat op veiligheidspolitieke ontwikkelingen moet worden ingespeeld om eventueel noodzakelijke maatregelen politiek mogelijk te maken en snel humanitaire operaties te kunnen uitvoeren en dat het daarom nodig is om zogenaamde noodteams te formeren. Spreker noemde de brief een verdere uitwerking van die gedachte. De brief bevat een aantal maatregelen die zijn genomen «voor het geval dat». Hij wachtte verdere concretisering van die suggestie en de implicaties voor de defensie-organisatie af.

Ook de heer Van den Doel stelde vast dat het nu niet gaat om het uitzenden van een verkenningsteam. Wie een verkenningsteam uitzendt, overweegt een bepaalde missie. In de brief is sprake van een mogelijke humanitaire missie. Het uitzenden van een verkenningsteam en een eventuele vervolgmissie zal aan een aantal criteria moeten voldoen. Er zal in ieder geval een verzoek (mandaat) van de Verenigde Naties of de Europese Unie (na een verzoek van de VN om een Europese bijdrage) ten grondslag moeten liggen aan uitzending. Een verzoek van een niet-gouvernementele organisatie is onvoldoende basis. Uiteraard zal moeten worden voldaan aan de bij eerdere operaties gebruikelijke criteria.

Tot slot zei de heer Van den Doel te verwachten dat de regering de Kamer automatisch zal informeren als er een beroep op Nederland wordt gedaan, zodat de Kamer op dat moment een nadere afweging kan maken.

De heer Van Middelkoop (GPV) was het eens met de algemene strekking van de brief: betere voorbereiding krijgsmacht op snelle noodhulpverlening. Graag zou hij in een notitie neergelegd zien wat precies de taak van de krijgsmacht is bij snelle noodhulpverlening. Die duidelijkheid is ook van belang voor de militairen zelf. Het kan niet zo zijn dat de krijgsmacht bij wijze van spreken de militaire arm wordt van het Rode Kruis, UNHCR of Artsen zonder Grenzen. Het is overigens de vraag waarom er op dit moment een verkenningsteam naar Burundi zou moeten worden gestuurd en niet naar bijvoorbeeld de Soedan.

Burundi kent een wettige overheid waarmee internationaal wordt samengewerkt en die internationale steun ontvangt. In formele zin is er geen sprake van een bedreiging van vrede en veiligheid, de standaardformule uit het VN-Handvest die rechtsgrond biedt voor acties en resoluties van de Veiligheidsraad. Welke inzet zal er concreet van Nederland worden gevraagd en door welke politiek-ambtelijke autoriteit? De heer Van Middelkoop was geneigd de mening te delen dat uitzending niet ongemandateerd kan, maar vroeg zich, gezien de in de brief genoemde assistentieterreinen af, of er in dit geval wel sprake is van een echte militaire taak. Zo neen, dan lijkt er toch verschil te zijn met peace keeping, peace building en andere soortgelijke acties in het kader van VR-resoluties.

De Veiligheidsraad staat afwijzend tegenover inzet van militairen. De Europese Unie – en dus ook Nederland – zette op 19 maart jl. primair in op herstel van de rechtsstaat en van de democratie. Welk internationaal kader verwacht de regering voor de Nederlandse inzet van een verkenningsteam?

Minister Pronk heeft gepleit voor een «politieovermacht». Is dat een regeringsstandpunt? Is dat wel een taak voor de krijgsmacht? Als militairen moeten worden ingezet om te assisteren bij het evacueren van buitenlanders uit Burundi, moet er dan in de eerste plaats aan Nederlandse militairen worden gedacht?

Uitzending van militairen die instemming van de Kamer vergt, is niet aan de orde, aldus de heer Van Middelkoop, die het niet aangenaam vond dat dit overleg en de brief met spoed moesten worden aangevraagd op grond van persberichten over de regeringsvoornemens. De afgelopen jaren werd het regeringsoptreden juist gekenmerkt door een zeer zorgvuldig omgaan met en informeren van de Kamer. Het is jammer dat de minister van Defensie erop moet worden gewezen dat de Kamer zeer geëngageerd is en haar eigen verantwoordelijkheid wil beleven als het gaat om uitzending van militairen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) herinnerde eraan dat de afgelopen maanden keer op keer, wanneer er over Rwanda werd gesproken, aandacht is gevraagd voor de steeds dreigender wordende situatie in Burundi. Als de daarover gevraagde brief op tijd was gekomen, dan had de Kamer in alle rust alle aspecten van deze situatie kunnen bespreken, terwijl de Kamer zich nu moet concentreren op mogelijke uitzending van een noodhulpverkenningsteam.

Mevrouw Sipkes zou er overigens vóór zijn dat de krijgsmacht een militaire arm zou worden van het Rode Kruis, UNHCR, Artsen zonder Grenzen etcetera, ook al zou dat ingrijpend zijn.

Het was haar niet helemaal duidelijk wat Defensie in Burundi zou moeten gaan doen. Destijds zijn er inderdaad op verzoek van minister Pronk militairen naar Rwanda gegaan om waterputten te slaan, aangezien zij over de benodigde expertise beschikten. Het eventueel uitzenden van een noodhulpverkenningsteam om te bekijken hoe militairen humanitaire hulporganisaties kunnen ondersteunen, is nieuw. Zij was het eens met actiepunten als het tegengaan van illegaal wapenbezit, beveiliging van Burundese vluchtelingen en reïntegratie.

Mevrouw Sipkes benadrukte dat zij bij preventieve maatregelen altijd spreekt over politieke drukmiddelen en maatregelen. Daarom wilde zij graag weten waarom de WEU, een militaire organisatie, om preventieve actie is gevraagd.

Ook voor haar fractie is internationale steun voor enig optreden belangrijk. Hoe zal naar de verwachting van de regering de discussie binnen de Veiligheidsraad zich verder ontwikkelen? Gezien de grove schendingen van mensenrechten en de etnische zuiveringen die dreigen te gaan plaatsvinden, is het de vraag of de nationale soevereiniteit in dit geval niet op basis van het internationale recht ter zijde moet worden geschoven.

Waarom zou Nederland zo'n noodhulpverkenningsteam moeten uitzenden en op verzoek van wie? De fractie van GroenLinks wil harde garanties dat er in internationaal verband wordt opgetreden. Over de veiligheid van een mogelijke vervolgmissie kan pas worden geoordeeld na ommekomst van het verkenningsteam. Als er om welke politieke redenen dan ook in VN-verband geen overeenstemming kan worden bereikt, zou de fractie onder het motto «nood breekt wet» ook akkoord kunnen gaan met een Nederlandse optreden zonder VN-resolutie.

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken herinnerde eraan dat vandaag precies een jaar geleden het vliegtuig met de presidenten van Rwanda en Burundi werd neergeschoten, wat de inleiding was voor het gruwelijkste bloedbad dat na de oorlog op de televisie is vertoond. De Nederlandse regering is daarvan zo geschrokken, dat zij alles wil doen wat in haar vermogen ligt om dat niet nog eens te laten gebeuren. Vandaar de nu genomen voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er weer te laat wordt gereageerd.

De Kamer heeft inderdaad eerder om informatie over Burundi gevraagd. De regering heeft overwogen of het niet het verstandigst zou zijn om met het sturen van die brief te wachten tot de terugkeer van minister Pronk uit Burundi, omdat dan optimale informatie zou kunnen worden verstrekt.

In reactie op enkele interrupties stelde de minister dat de minister van Defensie het recht heeft alle mogelijke militaire acties voor te bereiden zonder de Kamer daarover te informeren. De minister van Defensie moet de Kamer pas informeren als de Nederlandse regering een besluit neemt om militairen uit te zenden. Indien de minister van Defensie op de vraag van een journalist wat Rwanda hem heeft geleerd, antwoordt dat hij ervan heeft geleerd dat hij zijn mensen erop moet prepareren dat zij eerder kunnen worden ingezet, zodat hulp niet nog eens nodeloos te laat komt, dan geeft hij daarmee aan dat hij zijn krijgsmacht alert houdt voor haar taken. Naar aanleiding van een interruptie herhaalde de bewindsman dat de Kamer op het juiste moment door de regering zal worden ingelicht, namelijk op het moment dat wordt besloten om mensen uit te zenden. Als de minister van Defensie de zojuist genoemde vraag niet voorgelegd had gekregen, zou dit overleg niet hebben plaatsgevonden en zou de gebruikelijke weg zijn gevolgd. De Kamer zou dan, mocht het zover zijn gekomen, zijn geïnformeerd op het moment dat de regering tot uitzending had besloten.

Er is geen tegenspraak tussen de wens van minister Pronk dat er een preventieve interventiemacht in Burundi wordt gestationeerd en de opmerking van minister Voorhoeve dat die nu niet aan de orde is. De kans dat er een preventieve interventiemacht komt, is buitengewoon klein, gegeven de afwijzing hiervan door vele landen en de Veiligheidsraad. Dat neemt niet weg dat het mogelijk is dat later zal worden betreurd, dat er geen preventieve interventiemacht is geweest. De regering van Burundi wil zo'n interventiemacht ook niet. Dat roept de vraag op wat de volkenrechtelijke basis zou zijn van een eventueel besluit van de Nederlandse regering om zo'n verkenningsteam te sturen. De regering is van mening dat dit moet gebeuren als er een dringend beroep om noodhulp komt van UNHCR of het internationale Rode Kruis. Zou minister Pronk, die overigens niet in verband met deze mogelijke missie naar Burundi is gegaan, na terugkeer stellen dat het noodzakelijk is humanitaire hulp te bieden, dan zou de regering daar ook serieus over willen nadenken. Dat zou aanleiding kunnen zijn de regering van Burundi te vragen om visa voor de leden van het verkenningsteam en dat zou aanleiding kunnen zijn om met de Kamer van gedachten te wisselen over het besluit tot uitzending. Mocht de Burundese regering die visa willen verstrekken, dan kan dit worden beschouwd als de volkenrechtelijke basis voor de aanwezigheid van de betrokkenen. Minister Pronk heeft beloofd relevante nieuwe informatie, zo die er is, aan spreker te zullen doorgeven terwijl deze de Algemene Raad bijwoont, zodat hij daar eventuele voorstellen kan doen.

Desgevraagd verklaarde de minister dat Nederland bereid is om op eigen houtje een verkenningsteam te sturen en dat het zelfs niet uitgesloten is dat het alleen een vervolgmissie zal zenden, al zal die normaal gesproken breder moeten worden opgezet. Nederland heeft ten opzichte van verschillende ontwikkelingslanden het gevoel dat het waar het dat kan, acute nood moet lenigen en dat er sprake kan zijn van een verplichting in het geval dat Nederland zou kunnen bijdragen aan het voorkomen van een ramp. Op het moment dat de regering daartoe wil overgaan, heeft de Kamer nog alle gelegenheid om daarop afwijzend te reageren, omdat zij bijvoorbeeld van mening is dat de volkenrechtelijke basis te gering is en Nederland met anderen samen moet optreden.

Bij interruptie werd door de heer Van den Doel tegengeworpen dat in de Prioriteitennota is vastgelegd dat Nederland dergelijke operaties alleen in internationaal verband zal uitvoeren, zodat de genoemde afwegingen voorafgaand aan de uitzending van een verkenningsteam zullen moeten worden gemaakt. De minister zei in reactie hierop, dat als de Burundese regering Nederland vraagt om zo'n verkenningsteam of om een eenheid voor humanitaire hulp die het best door militairen kan worden verleend, de regering de Kamer haar beslissing en het daaraan ten grondslag liggende verzoek zal voorleggen, zodat de Kamer kan bepalen of zij de basis voor die uitzending toereikend vindt. Hij was derhalve van mening dat dit overleg prematuur is, omdat er slechts sprake van is dat de minister van Defensie zich extra prepareert op een drama dat op komst lijkt te zijn.

Reagerend op de conclusie dat Nederlandse militairen wel met toestemming van de Burundese regering (in de vorm van visumverstrekking) zouden kunnen opereren, maar VN-militairen niet, wees de minister erop dat er in VN-verband is gesproken over een preventieve interventiemacht, terwijl het in dit geval gaat over het verkennen van de mogelijkheid van een humanitaire activiteit. Desgevraagd beaamde hij dat hulp in vluchtelingenkampen langs de Tanzaniaanse grens effectiever kan worden geboden in internationaal verband. Echter, zo stelde hij, het is niet alleen maar goed als ook anderen meedoen. Indien andere landen niet meedoen, zal Nederland misschien ook geen hulp kunnen bieden omdat dit zijn krachten te boven gaat.

In de komende Algemene Raad zal de EU in ieder geval het initiatief van de OAE steunen. In de Raad zal ook verslag worden gedaan van de werkzaamheden, verricht na de verklaring in Gymnich, het zenden van 35 experts en de terbeschikkingstelling van 3 mln. ecu aan de Hoge Commissaris voor de mensenrechten. Besproken zal worden welke effectieve maatregelen zullen kunnen worden genomen.

De Veiligheidsraad heeft de buurlanden van Burundi uitdrukkelijk gevraagd te stoppen met wapenleveranties. De EU zal er ongetwijfeld ook op aandringen. De president en de premier van Burundi hebben op 27 maart jl. verklaard te zullen overgaan tot ontwapening van degenen die illegaal wapens bezitten. Of dat zal lukken, is de vraag.

In het kader van haar wens zich te prepareren op mogelijk onheil heeft de regering ook overlegd met de secretaris-generaal van de WEU, onder meer over eventueel noodzakelijke militaire hulp bij evacuatie. De Permanente Raad van de WEU heeft vervolgens besloten tot nader overleg. Het resultaat daarvan is nog niet bekend.

De minister was de heer Rehwinkel dankbaar dat deze reeds nu akkoord wil gaan met uitzending, indien dit in het juiste kader gebeurt. Dit ontslaat de regering niet van de verplichting om, zoals gebruikelijk, over een eventueel besluit aan de Kamer te rapporteren, waarna de Kamer er voor het vertrek van het team een oordeel over kan geven. Het is sous-entendu geworden dat als de Kamer in meerderheid uitzending niet wenst, de regering daar niet toe overgaat. Een verkenningsteam verkent wat er aan nuttig werk kan worden gedaan. Op basis van het rapport van dat team zal mogelijk een nieuw besluit tot uitzending worden genomen, waarover dan weer met de Kamer zal worden gesproken.

De minister van Defensie deelde mee dat een zevental personen wordt voorbereid om in het geval dat dit nodig is op zeer korte termijn te kunnen vertrekken naar Burundi of een van de omliggende landen met grote vluchtelingenproblemen, teneinde er de behoefte aan internationale hulpverlening te inventariseren en na te gaan welke rol Nederland daarbij eventueel zal kunnen spelen. Het gaat dus om een verkenning en niet om enige committering tot hulpverlening. Er is nog niet besloten deze mensen uit te zenden, wel om hen gereed te houden. Het team zal bestaan uit een medicus, een transportdeskundige, een medewerker ontwikkelingssamenwerking, een deskundige voor het beoordelen van de veiligheidssituatie en drie ondersteunende personen.

Er wordt een beroep gedaan op militairen, omdat de krijgsmacht over middelen beschikt die op korte termijn kunnen worden ingezet voor dergelijke verkenningen. Verleden jaar bleek met name in de vluchtelingenkampen in Zaïre dat er in zeer korte tijd zulke drama's kunnen ontstaan, dat particuliere hulporganisaties en de UNHCR er door gebrek aan mensen en middelen niet adequaat op kunnen reageren. In het licht daarvan is tussen Ontwikkelingssamenwerking en Defensie afgesproken dat in voorkomende gevallen Defensie aanvullende hulp kan bieden. Defensie is bedoeld om veiligheidsproblemen op te lossen. Op Defensie kan evenwel ook een beroep worden gedaan om te helpen bij humanitaire taken in en buiten Nederland. Vandaar de inzet van Nederlandse militairen bij de dijkversterking tijdens de watersnood in Nederland. De eerste verantwoordelijkheid voor humanitaire noodhulp ligt bij de humanitaire hulporganisaties en, wat de Nederlandse rol daarin betreft, bij de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Defensie heeft, haar aanvullende rol serieus nemend, een aantal mensen beschikbaar gesteld om zo nodig op een termijn van drie dagen uit te zenden. Die uitzending vindt pas plaats nadat de regering daartoe heeft besloten. Van dat besluit wordt de Kamer onmiddellijk op de hoogte gesteld, zodat deze er direct met de regering over kan spreken.

Mocht de veiligheidssituatie in de gebieden waar het noodhulpverkenningsteam naartoe gaat zodanig zijn, dat het gewenst is dat leden van dat team een persoonlijk wapen meenemen voor zelfverdediging, dan zal dit bij het aanvragen van een visum worden voorgelegd aan de regering van het gastland. Als het gastland ermee instemt, betekent dit dat de regering van het gastland een mandaat geeft voor het gebruik van die wapens ter zelfverdediging. Mocht de regering van het gastland voor de veiligheid van het noodhulpverkenningsteam instaan en het team begeleiden, dan behoeven de leden van het team geen eigen wapen mee te nemen.

Desgevraagd zegde de minister op niet al te lange termijn een brief toe over de beschikbaarheid van defensiemiddelen en defensiepersoneel op het punt van internationale noodhulpverlening en over de mogelijkheden van de noodhulpteams, waarvan in een eerder overleg sprake is geweest. Hij zal deze brief schrijven in samenwerking met zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Verhagen zei uitvoerig op de onderhavige kwestie te willen terugkeren op het moment dat de regering een besluit tot uitzending neemt. Het verheugde hem dat dit overleg mogelijk is geweest. Immers, net als de regering is de Kamer bezorgd over de ontwikkelingen in Burundi. De Kamer wil graag op de hoogte worden gehouden van alle ontwikkelingen en alle stappen van de regering ter zake en daarover met de regering discussiëren.

De heer Van den Doel stelde dat hij vanwege de duidelijke brief dit overleg eigenlijk niet nodig had gevonden. De Kamer moet niet op de stoel van de regering willen zitten als het gaat om voorbereidingen. De minister van Buitenlandse Zaken is in brede zin ingegaan op onderwerpen die eigenlijk buiten de directe kern van het overleg vallen. De heer Van den Doel benadrukte dat de VVD-fractie als het zover is, het besluit tot uitzending op zijn merites zal bezien en daarbij de genoemde criteria en vraagpunten zal betrekken.

De heer Rehwinkel wilde de vinger aan de pols blijven houden en vroeg in dat kader of het verslag van de besprekingen over Burundi in de Algemene Raad de Kamer in de loop van de volgende week kan bereiken. Ook zou hij graag het verslag over de bespreking van dit onderwerp in de Permanente Raad van de WEU zo snel mogelijk ontvangen.

De heer Hoekema merkte op dat zijn fractie thans geen politiek oordeel wenst (en hoeft) te geven over wat in essentie een nuttige en noodzakelijke planningsactiviteit is van de regering. Of tot uitzending wordt besloten, is afhankelijk van de gebeurtenissen. Het hangt af van de informatie in de brief over het besluit tot uitzending of de Kamer met de regering in discussie zal treden.

Mevrouw Sipkes herhaalde dat haar fractie van oordeel is dat er hulp moet komen voor Burundi. Derhalve was GroenLinks voor dit overleg al bereid om akkoord te gaan met uitzending, zelfs zonder VR-resolutie. Het overleg heeft haar tot een terughoudender opstelling gebracht. Als tot uitzending wordt besloten, dan zal er ook een vervolgoverleg moeten komen.

Verrassend vond mevrouw Sipkes de veranderende taakopvatting van Defensie.

De minister van Buitenlandse Zaken zegde toe de Kamer in de loop van de volgende week, als de verschillende informatiestromen samen komen, zo uitvoerig mogelijk te zullen inlichten over de bespreking van Burundi in EU en WEU.

Hij gaf toe dat het overleg achteraf gezien niet onnuttig is geweest

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Bukman

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (AOV), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Dees (VVD), Mateman (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD)

Plv. leden: Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Terpstra (CDA), Van Rey (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Oudkerk (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Weisglas (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Hessing (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Beinema (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD), Marijnissen (SP).

Naar boven