24 135
Burundi

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 april 1995

Hierbij informeer ik U, mede namens mijn collega van Defensie, over de situatie in Burundi en meer in het bijzonder over het voornemen om een militair noodhulpverkenningsteam gereed te houden voor uitzending naar Burundi en/of omringende landen.

Na een eerdere lange reeks van gewelddadigheden in het land braken in Bujumbura op 24 maart wederom gewelddadigheden uit in gemengde wijken. Het Burundese leger sloot deze wijken af terwijl extremistische Tutsi-milities Hutu's en andere Bantoes aanvielen. Op 26 maart kalmeerde de situatie in Bujumbura weer enigszins. Het aantal doden wordt geschat op 150–500. Naar aanleiding van voornoemde gewelddadigheden zijn circa 24000 mensen naar Zaïre gevlucht. De helft van de vluchtelingen bestond uit Zaïrezen die in Bujumbura werkzaam waren en nu terugkeerden naar Zaïre. Na de recente gebeurtenissen is Kamenge de enig overgebleven etnisch gemengde wijk in Bujumbura.

De problemen bleven echter niet beperkt tot de hoofdstad. Tussen 27 en 31 maart zouden in Noord-Burundi zo'n 400 mensen zijn vermoord. Het leger zou hiervoor verantwoordelijk zijn. Deze situatie heeft ongeveer 50 000 naar Burundi gevluchte Rwandese Hutu's hun kampen in Noord-Burundi doen verlaten, om naar Tanzania te trekken. Dit land besloot echter op 2 april de grens met Burundi te sluiten. Hierdoor zijn vele vluchtelingen blijven steken op 50 km van de Tanzaniaanse grens. UNHCR is er in geslaagd slechts enkele duizenden mensen te overtuigen naar de vluchtelingenkampen terug te keren.

Op 24 maart voerde een ministeriële EU-troika in Burundi gesprekken met alle politieke leiders, de opperbevelhebbers van de krijgsmacht en de Speciaal Vertegenwoordigers van de SGVN en de SG-OAE. In ieder gesprek heeft de troika gepleit voor gematigdheid en gewezen op de vastbeslotenheid van de EU om te streven naar verzoening en herstel van de democratie. Dit streven blijkt uit de EU-verklaring over Burundi van 19 maart jongstleden. Deze verklaring is uitgewerkt in het Gemeenschappelijk Standpunt van 24 maart, dat specifieke actiepunten van de EU bevat. Ter uitvoering van dit Gemeenschappelijk Standpunt heeft de Europese Commissie contact opgenomen met de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens om 35 mensenrechtenexperts uit te zenden naar Burundi in het kader van preventieve diplomatie. De EU draagt 3 miljoen ECU bij aan deze missie van de VN.

Naar aanleiding van de onlusten is de Franse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Debré op 28 maart aangekomen in Burundi. Zijn bemiddeling heeft ertoe geleid dat president Ntibantunganya en minister-president Nduwayo, na overleg met hun partijen, de minister van Defensie en opperbevelhebbers van de krijgsmacht, een gezamenlijke verklaring hebben uitgegeven op 29 maart. In deze verklaring spreken zij hun bezorgdheid uit over de recente gebeurtenissen en veroordelen zij extremistische acties. Als actiepunten stellen zij te zullen overgaan tot ontwapening van diegenen die illegaal wapens bezitten; de veiligheid van alle Burundezen te zullen beschermen; reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden te zullen bevorderen en weer te zullen starten met programma's voor de economische en sociale ontwikkeling van het land.

De OAE heeft deze week besloten een missie naar Burundi te zenden. Deze zou bestaan uit SG-OAE Salim Salim en de ministers van Buitenlandse Zaken van Zuid-Afrika, Tunesië en Mauritius. Op 10 en 11 april aanstaande zal de Algemene Raad van de EU mogelijke steun voor deze missie bespreken.

Tijdens het bezoek van de Secretaris-Generaal van de WEU aan Nederland heb ik mijn verontrusting over de ontwikkelingen in Burundi ter sprake gebracht en voorgesteld om in de WEU Permanente Raad de situatie in dit land aan de orde te stellen. Dit betreft de mogelijkheden van coördinatie van een eventuele preventieve actie van WEU-lidstaten of het coördineren van een evacuatie van onderdanen, voor zover noodzakelijk, of het verlenen van humanitaire noodhulp. Het resultaat moet nog worden afgewacht.

De Veiligheidsraad heeft op 29 maart een verklaring uitgegeven over Burundi. In deze verklaring worden de moorden op de minister van Energie en Mijnen en de oud-burgemeester van Bujumbura veroordeeld, evenals de daaropvolgende etnische moorden en andere wandaden van extremisten. Steun wordt uitgesproken voor de regeringsconventie van 10 september 1994. Deze conventie heeft tot doel politieke stabiliteit tot stand te brengen door middel van een vaste verdeling van de belangrijkste staatsfuncties (president, premier, voorzitter van het parlement) tussen de verschillende politieke partijen. In de verklaring van de Veiligheidsraad wordt herhaald dat de straffeloosheid in Burundi een fundamenteel probleem is. Voorts wordt gesteld dat spoedig een nationaal debat zal moeten worden gehouden. De OAE en haar lidstaten in de subregio worden opgeroepen hun invloed te blijven aanwenden om de situatie in Burundi te stabiliseren. De buurlanden van Burundi worden opgeroepen geen wapens naar het land door te voeren of aan dit land te leveren. Ook wordt hen verzocht geen hulp of toevluchtsoord te bieden aan extremistische elementen uit Burundi.

Op 27 maart heeft Secretaris-Generaal Boutros-Ghali de permanente leden van de Veiligheidsraad geraadpleegd over instelling van een uit 500 man bestaande «multinational stand-by-force» voor Burundi. Deze bleken evenwel weinig te voelen voor instelling van een dergelijke internationale interventiemacht. Deze terughoudendheid wordt mede ingegeven door de afwijzende houding van de Burundese autoriteiten ten opzichte van een militaire interventiemacht.

Na de eerste berichten over toenemende spanningen in Burundi en het op gang komen van grote vluchtelingenstromen zijn bij het Ministerie van Defensie voorbereidingen getroffen voor een mogelijke uitzending van een noodhulp-verkenningsteam en zijn de mogelijkheden geïnventariseerd voor het ondersteunen van hulporganisaties bij het verlenen van de hulp in en of rondom Burundi.

Na de dramatische gebeurtenissen in de vluchtelingenkampen in Zaïre is duidelijk geworden dat de Nederlandse krijgsmacht beter voorbereid moet zijn op snelle noodhulpverlening. Als een beroep op de krijgsmacht wordt gedaan, mag het niet te lang duren voordat een eerste eenheid naar het rampgebied kan vertrekken. Het voorbereiden van militairen voor uitzending naar een rampgebied neemt enkele weken in beslag, onder meer in verband met de noodzakelijke vaccinatie van de militairen. Daarom is nu reeds een noodhulp-verkenningsteam in gereedheid gebracht en zijn de deelnemers gevaccineerd. Vanaf morgen is een team, bestaande uit zes militairen en een medewerkster van Ontwikkelingssamenwerking, gereed om binnen 72 uur naar Burundi te reizen. Het team zal ter plaatse moeten inventariseren met welke hulp de humanitaire situatie kan worden verbeterd. Uiteraard zal de komst van het team met het betrokken land moeten worden afgestemd.

Pas als een beroep op Nederland wordt gedaan voor aanvullende, militaire, assistentie, zal de Regering een besluit nemen over de uitzending van het noodhulpverkenningsteam, mede tegen de achtergrond van de dan heersende omstandigheden en veiligheidssituatie. Alsdan zal uiteraard op de gebruikelijke wijze, vóór uitzending, de Kamer daarover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Op dit ogenblik is echter nog geen beroep op de krijgsmacht gedaan. De humanitaire hulporganisaties kunnen de hulpverlening aan de vluchtelingen tot nu toe aan.

Parallel aan het in gereedheid brengen van het noodhulp-verkenningsteam is onderzocht welke aanvullende hulp Defensie zou kunnen leveren. Vooralsnog wordt rekening gehouden met een verzoek om assistentie voor transport, waterzuivering, het aanleggen van sanitaire voorzieningen en medische ondersteuning. Deze eenheden kunnen uiterlijk binnen twee weken worden uitgezonden. Een beslissing over een dergelijke uitzending zal in overleg met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, die thans in de regio verblijft, worden genomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Naar boven