24 115
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 januari 1995 en het nader rapport d.d. 13 maart 1995, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 november 1994, no. 94.009260, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 23 november 1994, nr. 94.009260, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 januari 1995, nr. W13.94.0701, bied ik U hierbij aan.

1. In de toelichting op de artikelen I tot en met V wordt opgemerkt dat de nieuwe formulering van de bepalingen de mogelijkheid impliceert in het aanpassingsbesluit vast te leggen dat een verlaging van de buitengewone pensioenen en de uitkeringen met terugwerkende kracht geldt.

In de desbetreffende artikelen van de onderscheidene wetten voor oorlogsgetroffenen (steeds het eerste lid) wordt evenwel een bepaling van die strekking niet aangetroffen. Aan het slot wordt alleen de mogelijkheid geopend bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen krachtens welke de pensioenbedragen worden aangepast aan de algemene bezoldigingswijziging. Wel is sprake van terugwerkende kracht in het nieuw toegevoegde derde respectievelijk vierde lid, maar deze heeft uitsluitend betrekking op de aanpassing van de eenmalige uitkering.

De Raad van State adviseert de mogelijkheid tot het verlenen van terugwerkende kracht aan de in het eerste lid van de desbetreffende artikelen bedoelde regels overeenkomstig het bepaalde in artikel A8, zevende lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet (ABP-wet), zoals deze is gewijzigd bij de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP (Stb.1994, 302, blz. 20/21), uitdrukkelijk vast te leggen.

1. Overeenkomstig het advies van de Raad van State heb ik aan het nieuwe eerste lid van de bepalingen inzake de aanpassing aan de ambtelijke pensioenen uitdrukkelijk toegevoegd dat een aanpassingsbesluit zo nodig terugwerkt tot en met de datum waarop de algemene bezoldigingswijziging van het in dat lid bedoelde overheidspersoneel is ingegaan.

2. Het is de Raad opgevallen dat de artikelen inzake adviesprocedures en de zogenaamde voorhangprocedures niet zijn aangepast. Bij een eerdere wijziging van de wetten voor oorlogsgetroffenen betrekking hebbende op indexeringsregels (Stb. 1990, 641) is het horen van adviesinstanties niet nodig geoordeeld, omdat de herzieningen van de buitengewone pensioenen en uitkeringen een automatisme vormen waarop door de adviserende instellingen geen invloed kan worden uitgeoefend. Eveneens is de voorhangprocedure overbodig geoordeeld, omdat de algemene maatregelen van bestuur inzake aanpassing van de pensioenen een automatisch uitvloeisel zijn van de voorgestelde indexeringsregeling en geen nieuwe beleidsbeslissingen inhouden.

De Raad vraagt zich af of deze argumenten ook niet gelden met betrekking tot de aanpassingen van de eenmalige uitkeringen. In ieder geval dient hierop in de memorie van toelichting te worden ingegaan. Zo nodig dient tot aanpassing van de navolgende artikelen te worden overgegaan:

– artikelen 3, tweede lid, en 3a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945;

– artikel 2, vierde en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;

– artikel 5, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet;

– artikel 29, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945;

– artikel 80, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945.

2. Ik ben het eens met de opmerking van de Raad van State over de specifieke adviesprocedure in de wetten voor oorlogsgetroffenen en de zogenaamde voorhangprocedure in de buitengewone pensioenwetten. De argumenten om de besluiten inzake de aanpassing aan een structurele bezoldigingswijziging met een algemeen karakter van die procedures uit te zonderen, gelden ook voor de aanpassingsbesluiten inzake eenmalige uitkeringen. Het wetsvoorstel heb ik dan ook zo aangevuld, dat de in het advies aangegeven artikelen overeenkomstig het advies worden gewijzigd. Voor wat de specifieke adviesprocedure betreft, is daarbij ook rekening gehouden met het voorstel van Wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtingen; Kamerstukken II, 1994/95, 23 983). Ook is in het wetsvoorstel er alsnog in voorzien dat de bepaling in de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 inzake de voorhangprocedure tevens in overeenstemming wordt gebracht met de onlangs gewijzigde tekst van de overeenkomstige bepalingen in de Wet uitkeringen zeelieden-oorlogsslachtoffers en de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet.

Voorts is de memorie van toelichting met betrekking tot de hierbedoelde wijzigingen van het wetsvoorstel waar nodig artikelsgewijs aangevuld.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele aanwijzingen in de bijlage bij het advies heb ik opgevolgd.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ten slotte meld ik U dat de redactie van de artikelsgewijze toelichting op enkele plaatsen is verbeterd.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 24 januari 1995, no. W13.94.0701, met enkele redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– De verwijzing in artikel 18, achtste lid (nieuw), van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 naar het zesde lid van dit artikel in verband met de vernummering in artikel IV, onder 2, wijzigen in: zevende lid.

– In artikel VI omwille van een nauwkeurige aansluiting op de tekst van de toelichting de woorden «op 31 december 1994» wijzigen in: voor 1 januari 1995.

– Artikel VII actualiseren.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van Wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven