24 115
Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 juni 1995

Met genoegen heb ik vastgesteld dat de leden van de fracties van de PvdA en de VVD ermee instemden dat het gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de acht overheidssectoren bepalend wordt voor het op peil houden van de welvaartsvastheid van de buitengewone pensioenen en uitkeringen ingevolge de wetten voor oorlogsgetroffenen. De leden van de fractie van D66 vroegen daarbij nader toe te lichten waarom niet de salariswijzigingen van het rijkspersoneel worden gevolgd.

In antwoord op deze vraag moet ik vooropstellen dat in de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet) ingevolge de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP sinds 1 januari 1995 geldt dat ook de welvaartsvastheid van de pensioenen van de gewezen rijksambtenaren is gerelateerd aan het gewogen gemiddelde van de algemene salariswijzigingen in de acht overheidssectoren. In de toelichting op die wetswijziging werd uiteengezet dat de bezoldigingswijzigingen van het rijkspersoneel in de oude overlegstructuur binnen de overheidssector als uitgangspunt voor de pensioenaanpassingen konden worden genomen, omdat de bezoldigingswijzigingen in de andere overheidssectoren die van het rijkspersoneel volgden. Nu dat niet meer het geval is moet worden gelet op de algemeen geldende salariswijzigingen binnen alle overheidssectoren. De zinsnede «bezoldiging van het overheidspersoneel» geeft aan dat het niet uitsluitend gaat om de aanpassingen van de salarissen van het burgerlijk overheidspersoneel, maar dat o.m. ook de salariswijzigingen van het militair beroepspersoneel dienen te worden meegewogen. Vanwege de nauwe samenhang tussen de Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet) en de Abp-wet, o.m. tot uiting komend in de systematiek van die wetten, die zoveel mogelijk eensluidend is, zijn ook de aanpassingen van de militaire invaliditeitspensioenen per 1 januari 1995 gerelateerd aan de algemene bezoldigingswijzigingen van het overheidspersoneel. En daar ligt de schakel met de wetten voor oorlogsgetroffenen. Bij wet van 13 december 1990 (Stb. 641) werd de welvaartsvastheid in die wetten gekoppeld aan de ontwikkelingen van de dienstinvaliditeitspensioenen van de militaire oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Vanwege die koppeling brengt de recente wijziging van de Amp-wet op dit punt nu dus ook een overeenkomstige wijziging van de wetten voor oorlogsgetroffenen met zich mee.

Voor een antwoord op de vraag van de leden van de fractie van D66 naar de verschillende uitkomsten – gesteld dat het idee van rechtstreekse koppeling aan de salariswijzigingen van het rijkspersoneel mogelijk was geweest – verwijs ik naar de Regeling van de algemene bezoldigingswijziging 1 januari 1995. Volgens deze beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1995 (Stcrt. 59) is naar de stand van 31 oktober 1994 per 1 januari 1995 voor bijvoorbeeld de sector Rijk en de sector Defensie een salariswijziging van 0,5 procent afgesproken en bedraagt de algemene bezoldigingswijziging 0,48 procent.

De leden van de fractie van de PvdA vroegen of de oorlogsgetroffenen zelf nog in de nieuw voorgestelde procedure worden betrokken. Het antwoord op die vraag luidt dat de welvaartsvastheid in de wetten voor oorlogsgetroffenen bij eerdergenoemde wet van 13 december 1990 zonder meer aan de militaire invaliditeitspensioenen en daarmee indirect aan de ambtelijke pensioenen is gekoppeld. Die koppeling zonder meer vloeide mede voort uit het feit dat de buitengewone pensioenen en uitkeringen geen parallel vertonen met het model van bijvoorbeeld de ambtelijke pensioenen in relatie tot de ambtelijke salariswijzigingen, waarover met de organisaties van belanghebbenden wordt overlegd. In het verlengde van die koppeling zonder meer is bij dezelfde wet van 13 december 1990 in de wetten voor oorlogsgetroffenen de verplichting vervallen, om voor de aanpassingen aan de pensioenwijzigingen van rijksambtenaren en militairen advies te vragen aan de wettelijk aangewezen adviesorganen op het terrein van de oorlogsgetroffenen.

De leden van de fracties van PvdA, VVD en D66 verzochten voorts een nadere motivering van de voorgestelde wettelijke basis om de pensioenen en uitkeringen met terugwerkende kracht aan te passen en met name te verlagen.

De systematiek is dat naar aanleiding van een bezoldigingswijziging de Minister van Binnenlandse Zaken, in overeenstemming met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, vaststelt of en zo ja, in hoeverre die bezoldigingswijziging een algemeen karakter heeft. Wordt aan die wijziging een algemeen karakter toegekend, dan worden bij zogenaamde aanpassingsbesluiten nadere regels gesteld om de pensioenen van de burgerlijke en militaire ambtenaren en de buitengewone pensioenen en uitkeringen ingevolge de wetten voor oorlogsgetroffenen in overeenkomstige mate aan de algemene bezoldigingswijziging aan te passen.

Bij de recente herziening van de Abp-wet en de Amp-wet is onder meer voorzien in de behoefte aan een adequate basis in deze wetten om een aanpassingsbesluit, waarin de pensioenen worden verlaagd, met terugwerkende kracht in werking te laten treden.

Daar de wetten voor oorlogsgetroffenen een overeenkomstig aanpassingssysteem hebben, is het nodig om ook voor deze wetten in een basis te voorzien om – indien zich dat geval mocht voordoen een aanpassingsbesluit waarin pensioenen worden verlaagd met terugwerkende kracht in werking te laten treden. Immers, alleen dan kunnen de buitengewone pensioenen en uitkeringen ingevolge de wetten voor oorlogsgetroffenen in overeenkomstige mate aan de algemene bezoldigingswijziging worden aangepast.

Sinds de koppeling in 1990 van de buitengewone pensioenen en uitkeringen in de wetten voor oorlogsgetroffenen aan de militaire invaliditeitspensioenen heeft overigens een verlaging niet plaatsgevonden. De laatste keer dat zich een verlaging van de uitkeringen en pensioenen voordeed, was de zogenaamde 3-procentsmaatregel per 1 januari 1984 in het kader van de toenmalige inkomensmatiging.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven