B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 augustus
1994 en het nader rapport d.d. 3 maart 1995, aangeboden aan de Koningin door
de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 15 juni 1994, no. 94.004630, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Verkeer
en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wegenverkeerswet
1994 (wijziging van de regeling van de invordering en inhouding van rijbewijzen).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 15 juni 1994,
nr. 94.004630, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij en in afschrift aan
de Minister van Verkeer en Waterstaat te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
12 augustus 1994, nr. WO9.94.0352, bied ik U hierbij mede namens mijn ambtgenote
van Verkeer en Waterstaat aan.
1. Artikel I, onder B, van het wetsvoorstel bevat een wijziging van artikel
179, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verwijzing naar
artikel 164 is vervangen door een verwijzing naar artikel 164 onderscheidenlijk
artikel 164a. Bij het voorstel Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 is het
zevende lid van artikel 179 echter vernummerd tot zesde lid. Bovendien bevat
deze gewijzigde bepaling geen verwijzing meer naar artikel 164. De Raad van
State adviseert artikel I, onder B, aan te passen.
1. Terecht wijst de Raad er op dat artikel 179 van de Wegenverkeerswet
1994 (WVW 1994) bij het voorstel Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994 is gewijzigd
en dat daarmee in het onderhavige wetsvoorstel rekening moet worden gehouden.
Bij de door de Raad geadviseerde aanpassing van artikel 179 tekenen wij echter
het volgende aan. Wij stellen in dit wetsvoorstel voor zowel artikel 179 als
artikel 180 WVW 1994 op meer onderdelen te wijzigen. Deze artikelen regelen
de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid. Zij brachten, zoals
oorspronkelijk in het voorstel WVW 1994 werd voorzien, een aantal wijzigingen
met zich mee dat ingrijpende gevolgen zou hebben voor de uitvoeringspraktijk
van de ontzegging van de rijbevoegdheid. Omdat – toen nog – op
korte termijn na de inwerkingtreding van de WVW 1994 de invoering van een
puntenstelsel werd voorzien – en daarmee opnieuw ingrijpende veranderingen
voor de uitvoeringspraktijk –, zijn deze artikelen in de Invoeringswet
Wegenverkeerswet 1994 zodanig aangepast dat deze wijzigingen weer ongedaan
werden gemaakt.
Nu inmiddels besloten is af te zien van de invoering van een puntenstelsel,
kan alsnog worden voorzien in een aantal verbeteringen van de regeling van
de ontzegging van de rijbevoegdheid. Dit gebeurt in artikel C van het wetsvoorstel.
In de memorie van toelichting is over de wijziging van de regeling van de
bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid een aparte paragraaf
toegevoegd. Ook is het intitulé van het wetsvoorstel aangepast, zodat
daarin tot uitdrukking komt dat het wetsvoorstel mede ziet op een wijziging
van de regeling van de ontzegging van de rijbevoegdheid.
2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
2. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt. Van de gelegenheid is
gebruik gemaakt om de wijzigingen die in de Invoeringswet Wegenverkeerswet
1994 in artikel 164 WVW 1994 zijn aangebracht, in het wetsvoorstel te verwerken.
Tevens is artikel III van het wetsvoorstel, dat het tijdstip van inwerkingtreding
regelt, aangepast.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
W. Scholten
Ik moge U mede namens mijn ambtgenote van Verkeer en Waterstaat verzoeken,
het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 12
augustus 1994, no. W09.94.0352, met redactionele kanttekeningen die de Raad
in overweging geeft.
– In de toelichting, onder het kopje «Inhoud van het wetsvoorstel»,
slot tweede alinea, de verwijzing naar «het vierde lid» aanvullen
met een artikelnummer.
– De laatste twee zinnen van de toelichting, onderdeel «gevolgen
voor de politie en de rechterlijke macht» te lezen aldus: De toeneming
van de werklast voor het openbaar ministerie en de zittende magistratuur is
verwaarloosbaar klein.