24 102
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake wederzijdse bijstand en uitwisseling van informatie op het gebied van effecten, termijncontracten en opties; Londen, 20 juli 1994

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 november 1994 en het nader rapport d.d. 15 februari 1995, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 augustus 1994, no. 94.006194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake wederzijdse bijstand en de uitwisseling van informatie op het gebied van effecten, termijncontracten en opties; Londen, 20 juli 1994, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 augustus 1994, nr. 94.006194, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 november 1994, nr. W06.94.0495, bied ik U hierbij aan.

1. Artikel 8 geeft blijkens de toelichtende nota de reikwijdte van de samenwerking onder het verdrag aan. Als zodanig – zo stelt de nota – kunnen alle activiteiten die op het terrein van het effectenverkeer worden ontplooid onder de reikwijdte van het verdrag worden gebracht.

De Raad van State merkt evenwel op dat blijkens artikel 8, aanhef, onder e, de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten ook kan zien op andere terreinen («other areas of financial regulation») indien partijen daartoe overeenstemming hebben bereikt.

Hiermee is de reikwijdte van het verdrag groter dan de titel en de toelichtende nota (met name de omschrijving van het toepassingsgebied in het slot van paragraaf 2 van het onderdeel Algemeen) doen vermoeden. De toelichtende nota dient op dit onderdeel nader te worden uitgewerkt.

1. Ter verduidelijking is de toelichting op het door de Raad genoemde punt met een passage uitgebreid.

2. Artikel 12 geeft enkele overwegingen voor de beslissing op een door een bevoegde autoriteit gedaan verzoek om informatie of administratieve bijstand.

De opsomming van deze overwegingen is door de zinsnede «in particular» niet limitatief. In de toelichtende nota dient zulks tot uitdrukking te worden gebracht. De Raad adviseert voorts in de toelichting eventuele andere overwegingen bij wijze van voorbeeld te duiden.

2. De toelichting bij artikel 12 is uitgebreid.

3. In artikel 16 wordt voorzien in een regeling wanneer de verzoekende autoriteit de informatie wenst te gebruiken voor een ander doel dan is aangegeven in het oorspronkelijke bijstandsverzoek. Dit is slechts toegestaan indien de autoriteit, die de informatie heeft verstrekt, daarmee instemt. Wil de verzoekende partij de verkregen informatie gebruiken in een strafzaak dan zal men hiervoor ingevolge dit artikel van tevoren expliciete toestemming van de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat dienen te hebben verkregen. Deze kan dan bezien of in het licht van de doelstellingen van het recht van de strafrechtelijke samenwerking geen bezwaar tegen dergelijk gebruik bestaat.

De toelichtende nota gaat er op dit punt aan voorbij dat bedoelde toestemming blijkens artikel 16, tweede alinea, van het verdrag, bovendien slechts dan kan worden gegeven indien de bevoegde autoriteit (in Nederland bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank of de Stichting Toezicht Effectenverkeer) de relevante autoriteit of autoriteiten inzake strafrechtelijke aangelegenheden in zijn staat heeft geconsulteerd.

De toelichting dient te worden aangevuld.

3. De toelichting bij artikel 16 is op het genoemde punt aangevuld.

4. Het college adviseert in de toelichtende nota aan te geven of artikel 19, aanhef, onder a, van het verdrag, mede bezien in het licht van artikel 12, impliceert dat de autoriteit tot wie het verzoek destijds is gericht – en die, als hij van de doorgifte aan andere instanties had geweten, zijn toestemming had kunnen weigeren – nu toestemming voor doorgifte aan derde instanties kan weigeren.

4. De toelichting bij artikel 19 is terzake aangepast.

5. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

5. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gehoor gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U mede namens de Minister van Financiën verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 november 1994, no. W06.94.0495, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft

– In de toelichtende nota verwijzingen naar Europese richtlijnen op het gebied van effecten nader aanduiden.

Naar boven