A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 januari
1995 en het nader rapport d.d. 15 februari 1995, aangeboden aan de Koningin
door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie.
Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 23 december 1994, no. 94.010308, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister
van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt onder
meer het Verdrag tot wijziging van het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende
Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van
21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij
zijn bij het Noordatlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten,
met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde krijgsmachten;
Bonn, 16 mei 1994 (Trb. 1994, 143 en 177), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 december
1994, no. 94.010308, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 11 januari 1995, no. W02.94.0778, bied ik U hierbij, mede
namens mijn ambtgenoot van Defensie, aan.
1. Op grond van het verdrag zal onder meer het Gesetz über die Beteiligung
der Soldaten und der Zivildienstleistenden van 16 januari 1991 (Bundesgesetzblatt
1991, Teil I, bladzijde 47) van toepassing zijn op de afzonderlijke administratieve
onderdelen en inrichtingen van een krijgsmacht of van een civiele dienst op
het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland.
In de summiere toelichtende nota dient naar het oordeel van de Raad van
State meer aandacht te worden besteed aan de inhoud van die wet, opdat duidelijk
wordt wat de materiële gevolgen zijn voor de in Duitsland gestationeerde
buitenlandse krijgsmachtonderdelen. Daarbij dient dan ook te worden ingegaan
op de toepasselijke conflictenregels in voorkomende gevallen.
1. In het licht van de suggestie van de Raad aandacht te besteden aan
de inhoud van het «Gesetz über die Beteiligung der Soldaten und
der Zivildienstleistenden» van 16 januari 1991, is kort uiteengezet
wat de relevantie van die wet is. Voorts wordt vastgesteld dat, gegeven de
feitelijke situatie, die wet geen ingrijpende gevolgen voor Nederland heeft.
2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
W. Scholten
Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen
het verdrag, vergezeld met de gewijzigde toelichtende nota, ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 11 januari 1995, no.
W02.94.0778, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.
– In de toelichtende nota «een tiental maanden» wijzigen
in: veertien maanden.
– Aangezien de datum van inwerkingtreding van het «Gesetz
über die Beteiligung der Soldaten und der Zivildienstleistenden»
van 16 januari 1991 ligt op 22 januari 1991 in de tweede alinea van de toelichtende
nota «sinds 16 januari 1991» wijzigen in: sinds 22 februari 1991.