24 095
Frequentiebeleid

nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 1996

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 26 maart 1996 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Verkeer en Waterstaat over Frequentiebeleid (kamerstuk 24 095, nr. 4) en elektromagnetische beïnvloeding van apparatuur door zaktelefoons (VW-95-1189).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Rooy (CDA) merkte op dat voordat de vraag kan worden beantwoord of het marktmechanisme een geschikt instrument is voor toewijzing van frequenties, enkele andere vragen beantwoording verdienen, zoals die naar het karakter van de frequentiemarkt. Zij beschouwde de frequentiemarkt als een heterogene markt met gemengd karakter, deels voor publiek en deels voor commercieel gebruik. Het marktmechanisme kan in ieder geval niet aan de orde zijn voor zover het om het publieke domein gaat. Het aantal frequenties moet toereikend zijn voor het vervullen van publieke taken als defensie en politie. Voor de publieke omroep betekent dit dat er sprake moet kunnen zijn van een landelijke dekking, wat voor Radio 1 niet optimaal schijnt te gelden. Men is in dat kader wel verplicht frequenties efficiënt te gebruiken en er geen onnodig beslag op te leggen. Alle medewerking van 's ministers ambtenaren ten spijt, vonden mevrouw Van Rooy en haar fractie het moeilijk daadwerkelijk inzicht te krijgen in de mate waarin frequenties efficiënt zijn verdeeld en worden gebruikt. Het gaat daarbij niet alleen om de wijze waarop de frequenties zijn verdeeld en worden benut, maar ook om de vraag of de indeling van frequenties optimaal is, met andere woorden of bijvoorbeeld het rendement kan worden geoptimaliseerd door nieuwe technieken, zoals single frequency planning. Om inzicht in de frequentiemarkt te krijgen, moet men bijvoorbeeld ook weten in welk tempo frequenties voor DCS-1800 beschikbaar komen en of ze voldoende ruimte bevatten voor vier aanbieders.

De commerciële markt valt uiteen in verschillende deelmarkten, zoals commerciële radio en mobiele telecommunicatie. Het gaat niet alleen om verschillen in delen van het frequentiespectrum die beschikbaar of geschikt zijn voor die deelmarkten, maar ook om wezenlijke verschillen in functie in de economische en maatschappelijke structuur. De mobiele telecommunicatie bijvoorbeeld is van wezenlijk belang voor het investeringsklimaat als Nederland echt de Telecom gateway van Europa wil worden.

Hoe moeilijk het is inzicht te krijgen in de beschikbaarheid van frequenties, blijkt uit de discussie over de tweede extra landelijke Telecom infrastructuuraanbieder, waarbij het tekort aan frequenties ter ondersteuning van het vaste net een belangrijke hinderpaal zou zijn, wat in de praktijk kennelijk meevalt. Vanwege deze onduidelijkheden verzocht mevrouw Van Rooy om onderzoek door een onafhankelijke instantie, zoals TNO, naar gebruik en beschikbaarheid van frequenties, rekening houdend met nieuwe technieken.

In de brief over het frequentiebeleid worden verschillende modaliteiten genoemd voor de toepassing van het marktmechanisme, maar vervolgens wordt zonder duidelijke argumentatie al snel gekozen voor het veilsysteem. In de brief wordt summier ingegaan op de inhoud van het rapport Meer marktwerking binnen een begrensde bandbreedte. De minister haakt vrijwel onmiddellijk in op de conclusies van het rapport. De nadelen van andere systemen worden in slechts tien regels vermeld. Dat bijvoorbeeld het systeem van openbare aanbestedingen arbeidsintensief en weinig transparant is en aanleiding kan geven tot rechtelijke procedures, betekent niet automatisch dat het geen goed systeem is. Welk criterium hanteert de minister bij haar keuze: een eenvoudig hanteerbaar systeem of een systeem dat leidt tot optimale uitkomsten voor de economische en maatschappelijke structuur? In het advies van het overlegorgaan post en telecommunicatie (OPT) wordt ook een reeks nadelen van het veilsysteem genoemd. Mevrouw Van Rooy sprak er haar bevreemding over uit dat de minister om dit advies heeft gevraagd, maar dat haar ambtenaren het OPT hebben gezegd dat de hoofdlijnen al vastliggen en niet door enig advies kunnen worden veranderd.

Er worden weinig overtuigende argumenten aangevoerd voor de stelling dat er geen kunstmatige schaarste is. Net als het OPT kon mevrouw Van Rooy zich niet aan de indruk onttrekken, dat de keuze voor het veilsysteem met name wordt ingegeven door de financiële opbrengst. De minister van Financiën zal dit systeem ongetwijfeld heel mooi vinden, maar de doelstelling van het veilen kan natuurlijk niet zijn, de opbrengst te maximaliseren.

Het OPT vreest dat hogere licentiekosten zullen leiden tot hogere tarieven. De minister stelt daar tegenover dat ondernemers hun winstmarge van tevoren exact plannen en dus precies weten wat een licentie hen hoogstens mag kosten. Alsof zij tevoren precies kunnen voorzien hoe de markt zich zal ontwikkelen en er geen rekening behoeft te worden gehouden met de mogelijkheid dat buitenlandse partijen coûte que coûte in Nederland een marktaandeel willen verwerven en bereid zijn daarop jarenlang verlies te lijden. Alsof er geen verschil is tussen partijen die via GSM al een positie op de markt hebben en DCS-1800 aanbieders die later op de markt komen en hogere investeringskosten hebben, terwijl die markten uiteindelijk zullen samenvloeien in één mobiele telecommarkt. Mevrouw Van Rooy verbaasde zich dan ook over de simpele argumentatie van de minister en adviseerde haar bij haar collega van Economische Zaken na te vragen hoe markten precies werken.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de Kamer kortelings een rapport toegestuurd dat, zoals hij stelt, misschien dienstig kan zijn voor de nadere gedachtenvorming ter zake van het zenderbeheer en een frequentietoewijzingssysteem. Dat wekt de indruk dat dit nog een open zaak is, terwijl de minister van Verkeer en Waterstaat zich al voor veilen heeft uitgesproken. Hoe is het interdepartementale overleg ter zake verlopen? Het rapport kan trouwens moeilijk worden beschouwd als ondersteuning van het veilsysteem, omdat dat systeem niet wordt toegepast in de beschreven landen, uitgezonderd Zweden, waar het niet als succes geldt.

Op veel terreinen is het Britse voorbeeld gevolgd, maar niet op dit terrein, want hoewel Engeland bij uitstek het land is dat de markt een warm hart toedraagt, heeft het niet gekozen voor een veilsysteem. Is er geen aanleiding om na te gaan waarom dat niet is gebeurd?

Mevrouw Van Rooy was sterk tegen het voornemen om via een noodwetje het veilsysteem ook te kunnen toepassen op de mobiele-telecommarkt voor wat DCS-1800 betreft. In de eerste plaats was zij ertegen, omdat dit betekent dat de start van DCS-1800 nog verder wordt vertraagd, terwijl de Kamer in het verleden juist heeft aangedrongen op een snelle start. In de tweede plaats heeft de ervaring in andere landen geleerd dat een goed veilsysteem een zeer complexe procedure vergt, zodat het opstellen ervan wel eens meer tijd zou kunnen kosten dan ervoor is uitgetrokken. In de derde plaats vermocht mevrouw Van Rooy niet in te zien waarom de voor de economie zo belangrijke telecomsector met een dergelijke kostenpost, dus lastenverzwaring, zou moeten worden geconfronteerd. Dat was haar voornaamste bezwaar tegen het veilvoornemen. Zij gaf er de voorkeur aan DCS-1800 langs dezelfde weg op de markt te brengen als GSM-licenties. Nederland zou dan ook niet in een positie komen te verkeren die afwijkt van die van andere landen, zoals Duitsland.

Op zich is haar fractie niet tegen het toepassen van het marktmechanisme, maar de nu bekende informatie is te beperkt om een afgewogen oordeel en besluit mogelijk te maken. Mocht het kabinet toch commerciële radiofrequenties willen veilen, dan zou de fractie graag zien dat er werd vastgehouden aan de indeling in blokken (nieuws, sport e.d.) en dat niet het Zweedse systeem werd gevolgd. Is het niet beter te wachten totdat de huidige licenties aflopen?

Hoe ziet het kabinet de (onafhankelijke) positie van Nozema in de toekomst? Wat verandert er op dat punt bij de nieuwe Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV)? Kan er nadere informatie worden gegeven over de door Nozema te hanteren prijsstelling?

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA) zei in te stemmen met het al eerder door het kabinet genomen besluit om het marktmechanisme in het algemeen en het instrument veilen in het bijzonder in te zetten voor de verdeling van de schaarse frequenties. Een veiling verplicht de overheid aan te tonen dat de frequentieruimte werkelijk schaars is; onzekerheid hierover is onwenselijk. Immers, een veiling brengt opbrengsten voor de overheid met zich. De commerciële radio-exploitanten wijzen er bij herhaling op dat de frequenties efficiënter kunnen worden gebruikt. Mede daarom lijkt het verstandig op korte termijn te onderzoeken wie welke frequenties gebruikt en waarom, en hoe efficiënt die frequenties worden gebruikt. Het is de vraag of bij herindeling van de ether in combinatie met het gebruik van nieuwe technische mogelijkheden niet meer etherpakketten zouden kunnen worden samengesteld dan nu het geval is. In het verlengde daarvan zou kunnen worden bepaald of de huidige verdeling tussen publieke en commerciële radio (90%:10%) nog langer houdbaar en wenselijk is, nu de verhouding in de luistercijfers richting 50%:50% gaat.

Een dergelijk onderzoek zal grondig door een onafhankelijke partij moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door TNO of de Engelse Nozema. Een bezwaar tegen een dergelijk onderzoek zou kunnen zijn, dat het de onzekerheid voor marktpartijen te lang doet voortduren. Daartegenover staat dat zo'n onderzoek in ieders belang is. Derhalve was mevrouw Van Zuijlen van mening dat uitstel van de frequentieverdeling dient te worden overwogen. Het lijkt ook wenselijk enige stroomlijning te brengen in de bestaande licentieverdeling. Hoe groot is in dit kader het risico van schadeclaims?

Ook al staat in brief nr. 4 dat er geen programma-inhoudelijke eisen worden gesteld aan de deelnemers aan de veiling, toch zal een deel van de frequentieruimte worden bestemd voor omroeporganisaties die zich specialiseren in bepaalde programmacategorieën. Is het waar dat één frequentie of een deel daarvan wordt gereserveerd voor doelgroepzenders? Dat zou op zich niet onbegrijpelijk zijn, omdat bij een ongeclausuleerde veiling de doelgroepzenders kansloos zouden zijn. Wel dient het aantal op een dergelijke manier te verdelen frequenties beperkt te blijven. Hoe zal worden bepaald wat een doelgroepzender is?

Er wordt wel gesproken over de mogelijkheid een aparte categorie te onderscheiden op basis van de bijdrage aan de Nederlandse economie. Is dat mogelijk of houdt Europese regelgeving dit tegen? Ook het tegengaan van machtsposities kan een apart criterium zijn. Is daarover nagedacht?

Vooralsnog was mevrouw Van Zuijlen van mening dat de overheid zoveel mogelijk moet afzien van programma-inhoudelijke eisen. Immers, worden die eisen gesteld, dan bedrijft de overheid via het frequentiebeleid bewust cultuurpolitiek. De PCS-veiling in Amerika heeft haars inziens aangetoond dat het laten meespelen van andere criteria dan economische tot een chaotische situatie leidt. Gelet op de PCS-ervaringen is een aparte veiling voor kleine partijen af te raden. Wel haalbaar achtte zij het stimuleren van speciale marktpartijen door eenvoudige financiële regels, zoals een afbetalingsregeling.

Waarom wil de minister de veilingen onder haar directe verantwoordelijkheid laten uitvoeren? In het buitenland worden veilingen juist door een onafhankelijk orgaan uitgevoerd om de verantwoordelijke minister te beschermen tegen intensief lobbyen door het bedrijfsleven.

Vanuit consumentenbelang lijkt het wenselijk de diverse marktpartijen de mogelijkheid te geven zowel GSM als DCS-1800 aan te bieden. Dit is technisch mogelijk. De enige reden voor het kabinet om dit niet te doen, is dat het de nieuwe concurrent van KPN tijd wil geven om een marktpositie op te bouwen. Zou het dan niet wijs zijn om deze partij tegelijk een GSM-licentie te geven en Libertel een DCS-1800-licentie? Immers, op de langere termijn komt het de kwaliteit van het totale mobiele aanbod ten goede als marktpartijen een zo groot mogelijk bereik hebben. Deelt het kabinet die mening?

Hoe weet het kabinet zo zeker dat de markt maar één DCS-1800-partij aan kan? In de VS is pas bij de PCS-veiling besloten hoeveel licenties zouden worden uitgegeven, nadat uitgebreid was onderzocht wat de markt aan kon. In Nederland zijn de meningen over het onderzoek van KPMG sterk verdeeld. In andere economische modellen dan KPMG heeft gehanteerd, zou er wel ruimte zijn voor meerdere marktpartijen. Zou er op dit punt geen nader onderzoek kunnen worden gedaan, terwijl het wetsvoorstel bij de Raad van State ligt? Dan zouden bijvoorbeeld de uitgangspunten van het KPMG-onderzoek kunnen worden getoetst. Is er echt geen ruimte voor regionale licenties? Naar verluidt, zou in korte tijd een groter deel van de frequentieband die beschikbaar is voor DCS-1800 geschikt kunnen worden gemaakt voor uitgifte, zodat zelfs meerdere concurrenten toegelaten zouden kunnen worden en ook KPN en Libertel een vergunning zouden kunnen krijgen, waardoor sneller een volwassen mobiele communicatiemarkt zou kunnen ontstaan. Het kan niet zo zijn dat de overheid het aantal te veilen frequenties beperkt om zo de opbrengst voor de schatkist zo hoog mogelijk te houden. Is over het aantal vergunningen overlegd met het ministerie van Financiën?

Zijn de resultaten van het onderzoek van KPMG naar het aantal en de aard van de te veilen frequentiekavels al bekend? Wat voor soort veiling wil het kabinet houden? Internationaal zijn ervaringen opgedaan met verschillende soorten veilingen. Onderzoek, gebaseerd op de speltheorie, kan in dezen leerzaam zijn. Gebleken is, dat de opzet van een veiling in belangrijke mate de prikkels bepaalt die het biedingsgedrag beïnvloeden. Hiermee is ook in de VS ervaring opgedaan. Er is met name kennis nodig van economische efficiency en inkomstengenererend vermogen. Kan de keuze voor het soort veiling aan de hand van deze criteria worden toegelicht? Wanneer moet de winnaar betalen?

Op welke termijn zal de invloed van de publieke omroep op het bestuur van Nozema tot een minimum worden beperkt? Hoe wil het kabinet dat doen (verkoop aandelen of omvorming tot structuurvennootschap?) en op welke termijn? Ook over de prijsstellingen bestaat onduidelijkheid. Mevrouw Van Zuijlen was er nog steeds niet van overtuigd dat meerdere concurrenten ongewenst zijn. Voor de Nozema-infrastructuur zou een «open network provision» kunnen gaan gelden, waarop het onafhankelijke orgaan toezicht kan houden. Marktpartijen klagen over de geringe bereidheid van Nozema om experimenten te doen die leiden tot minder schaarste. Zelfs al zou deze klacht onterecht zijn, dan nog geldt dat de opbouw van Nozema een suggestie van onvoldoende onafhankelijkheid in zich kan dragen.

Mevrouw Van Zuijlen zei van medefractielid Oudkerk te hebben gehoord dat de antwoorden over de elektromagnetische beïnvloeding van apparatuur door zaktelefoons onvoldoende zijn, omdat nu eenmaal niet aan iemand te zien is of hij een pacemaker heeft en dus gevaar loopt als in zijn nabijheid een zaktelefoon wordt gebruikt. Personeel en bezoekers met zaktelefoons moeten zich in een ziekenhuis constant bewust zijn van een anderhalve meter dik, niet gemarkeerd verboden gebied rond ziekenhuisapparatuur. Omdat onvoldoende bekend is welke (merken) ziekenhuisapparatuur gevoelig is voor welke (merken) GSM-zaktelefoons, wenst de fractie van mevrouw Van Zuijlen het bestaande gedoogbeleid te beëindigen.

De heer Kamp (VVD) deelde mee dat zijn fractie waardering heeft voor de duidelijke, door hem weergegeven, opstelling van de minister. Voor- en nadelen afwegend, is de fractie op hoofdlijnen niet tot een andere uitkomst gekomen dan de minister. Wel wil de fractie op een aantal punten de nadelen van de gemaakte keuze proberen te beperken.

De combinatie van het door de minister in eigen handen houden van het frequentiemanagement en de keuze voor veilen maakt het noodzakelijk, dat duidelijk wordt dat er geen sprake is van het creëren van kunstmatige schaarste of van het onnodig in stand houden van schaarste. Duidelijk moet worden dat binnen de internationale afspraken de frequenties in Nederland zo worden toegewezen en benut, dat het maximale eruit wordt gehaald. De informatie, nodig om te kunnen bepalen of dit zo is, ontbreekt. Derhalve is het volgens de heer Kamp nodig om daarnaar alsnog een onderzoek in te stellen en de resultaten daarvan in de Kamer te bespreken. Heeft het kabinet ook behoefte aan die informatie en is het bereid zo'n onderzoek te laten uitvoeren?

In brief nr. 4 wordt gesteld dat de keuze voor veilen zal leiden tot aanmerkelijke opbrengsten. Op zich zijn die in de ogen van zijn fractie niet gewenst. Nadat eerst de gemeenten van de schaarste in de telecommunicatiesector hebben geprofiteerd door kabelnetten voor miljarden guldens te verkopen, zal nu het Rijk van die schaarste profiteren door frequenties te verkopen. Het zal duidelijk moeten zijn dat het bij het veilen niet gaat om het binnenhalen van geld, maar om een transparante verdeling van de schaarste en om efficiënt gebruik van wat er beschikbaar is. De financiële opbrengst van de veiling is een nevenuitkomst van dat streven. Vooral de DCS-1800-veiling en de GSM-heffing zullen een hoog bedrag opleveren. Omdat het om eenmalige opbrengsten gaat, is compensatie door belastingverlaging niet goed mogelijk. De heer Kamp was van mening dat dit geld weer in de sector moet worden aangewend, bijvoorbeeld ten behoeve van maatregelen, gericht op beperking van de schaarste of voor maatregelen ter stimulering van de elektronische snelweg, en dus van de telematicamarkt.

Een groot nadeel van veilen is dat het langer zal duren voordat frequenties kunnen worden toegewezen. Zijn er mogelijkheden om dit nadeel zoveel mogelijk te beperken? Is het niet mogelijk om te veilen in het kader van een andere constructie dan een wet? Zo neen, welke mogelijkheden zijn er dan om die wet zo snel mogelijk te realiseren?

De publieke radio wordt in Nederland opvallend bevoordeeld ten opzichte van de commerciële radio. De publieke radio is gratis op de kabel en in de ether en is zeker van het behoud van de etherruimte en van 90% van de beschikbare frequenties. Deze voorkeursbehandeling is in strijd met het EU-recht, behalve als er in het cultuurbeleid een rechtvaardigingsgrond voor kan worden gevonden. In dat geval is wel de proportionaliteit aan de orde. Dan is het bijvoorbeeld de vraag of het nodig is dat voor de nagestreefde cultuurpolitieke doelen 90% van de frequenties beschikbaar wordt gesteld aan de publieke radio. Het zojuist genoemde onderzoek moet dan ook specifiek worden gericht op mogelijkheden om de publieke radio ruimte te laten vrijmaken voor de commerciële radio. In reactie op een interruptie zei de heer Kamp dat zijn opmerkingen ook voor de publieke televisie gelden. Omdat de veiling voor volgend jaar april is gepland, zal het onderzoek dit jaar moeten worden afgerond.

Veilen van frequenties betekent dat de commerciële radio moet gaan betalen en de publieke niet. Op z'n minst zal bij het veilen recht moeten worden gedaan aan het bestaande, en wat zijn fractie betreft gewenste, onderscheid tussen de commerciële radiostations. Er zal dus per categorie moeten worden geveild.

Sprekend over DCS-1800 noemde de heer Kamp mobiele telefonie een ongekende groeimarkt. Nederland liep eerst met GSM wat achterop en gaat dat ook met DCS doen. De achterstand met GSM had in een voorsprong kunnen zijn omgezet, als er toen gecombineerde GSM/DCS-vergunningen waren afgegeven. Maar dat is wijsheid achteraf. Feit is, dat er twee GSM-vergunningen zijn vergeven en dat beide vergunninghouders een hoogwaardig en landelijk dekkend net hebben opgebouwd. Als daar een DCS-net met landelijke dekking bij komt, zou dat een goed uitgangspunt voor concurrentie zijn. In Nederland komt de concurrentie dan wat later op gang dan elders, maar er zal wel sprake zijn van echte concurrentie, omdat er dan drie complete zelfstandige netten zijn voor verschillende vormen van mobiele telefonie. Nederland zal z'n achterstand dan weer snel kunnen inhalen. Daarbij moet worden bedacht dat ook moet worden geconcurreerd met vaste telefonie en over een tijd ook met satelliettelefonie.

Een DCS-net is een factor 1,4 duurder dan een GSM-net en zal in totaal een 2 mld. gaan kosten. Bij intensief gebruik heeft het evenwel grote voordelen boven een GSM-net.

Het kabinet heeft gekozen voor het uitgeven van één DCS-vergunning, hoewel er ruimte is voor twee, voor het uitsluiten van PTT Telecom en Libertel en voor exclusiviteit voor de DCS-operator gedurende enkele jaren. De fractie is het eens met die keuze, maar heeft nog wel vragen, zoals: hoe lang zal die exclusiviteit worden gegeven? Wordt inderdaad als harde eis gesteld dat er een landelijk net komt? Mogen de landelijke vergunninghouders voor vaste telefonie meedingen naar de DCS-1800-vergunning? Is of wordt geregeld dat andere GSM- en DCS-operators straks tegen betaling gebruik kunnen maken van de door hun voorgangers aangelegde infrastructuur? Is of wordt geregeld dat de DCS- en GSM-vergunninghouders van elkaars infrastructuur gebruik kunnen maken als er te zijner tijd dual mode-handsets beschikbaar zijn? Dat zou in het kader van optimale efficiency gewenst zijn. DCS komt op z'n vroegst in 1998 op de markt. Kunnen PTT Telecom en Libertel tot dan de jaarlijkse groei van de mobiele telefonie van 60% opvangen met hun huidige GSM-frequentieruimte? Zijn er mogelijkheden om een deel van de DCS-1800-frequenties, bijvoorbeeld 5 mHz, te gebruiken om houders van regionale vergunningen voor vaste infrastructuur ter ondersteuning van de telecommunicatiediensten in hun exploitatiegebied wat meer ruimte te bieden?

Tot slot deelde de heer Kamp mee dat naar het oordeel van zijn fractie het kabinet de risico's van het gebruik van zaktelefoons goed heeft ingeschat en dat deze risico's goed kunnen worden beperkt, zodat de kans op risicovolle beïnvloeding van medische apparatuur inderdaad aanvaardbaar klein mag worden geacht.

Mevrouw Roethof (D66) was niet geheel gerustgesteld door het TNO-onderzoek naar beïnvloeding van medische apparatuur door zaktelefoons, omdat er kennelijk wel degelijk een klein risico bestaat als het gaat om beademingsapparatuur, infuuspompen en pacemakers. Het kabinet legt de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van risico geheel bij de ziekenhuizen. Hebben de ziekenhuizen dan wel van TNO te horen gekregen welke merken ziekenhuisapparatuur gemakkelijker te beïnvloeden zijn dan andere merken? Het is in haar ogen in ieder geval niet raadzaam doctoren en verplegend personeel gebruik te laten maken van mobiele telefoons als zij op de intensive care of in de operatiekamer werken. Kan worden geïnventariseerd hoe in andere landen met dit probleem wordt omgegaan?

Omdat bij het frequentiebeleid ook zaken als het voorkeursrecht voor de publieke omroep en de positie van Nozema in het geding zijn, zal bij de uitwerking van dit beleid wel degelijk rekening moeten worden gehouden met de bevindingen van de commissie-Ververs, welker rapportage recentelijk door de staatssecretaris van OCW aan de Kamer is gezonden.

In dit overleg staat centraal de wijze van uitgifte van etherfrequenties. Allereerst is de vraag wat de overheid precies kan aanbieden. Ook mevrouw Roethof leek het zinnig om een onafhankelijk instituut zo mogelijk nog dit jaar een inventarisatie te laten maken van het gehele frequentiespectrum. Immers, met het oog op een efficiënte verdeling is het van belang niet alleen de uitgifte, maar ook het gebruik van de etherfrequenties in beeld te krijgen.

Hoe ziet het kabinet het toekomstige frequentiebeleid: als een voortborduren op bestaande verhoudingen of wil het met het eerste Nationaal frequentieverdelingsplan (NFVP) een nieuwe start maken? In het laatste geval is het een probleem dat de huidige concessies verschillende looptijden hebben. Zou het niet beter zijn om voordat met veilen wordt begonnen, een moment te creëren waarop het totaal aantal frequenties herschikt kan worden? Als de FM-restfrequenties al in 1997 worden geveild, dan zouden er moeilijkheden kunnen ontstaan, bijvoorbeeld doordat de hoogste bieder nu al over de middengolffrequenties beschikt. Mevrouw Roethof vreesde dat men anders gedoemd is voort te modderen op basis van een historisch gegroeide situatie. En dat terwijl het met de digital audio broadcasting techniek op vrij korte termijn mogelijk wordt veel meer te doen met de uitgegeven frequenties. Ook om die reden is een totaalbeeld van het frequentiespectrum van belang. Bovendien zou het onderzoek naar het frequentiespectrum inzicht kunnen bieden in het aanwenden van etherfrequenties voor vitale overheidstaken. Zij zou graag zien dat die gegevens openbaar werden gemaakt, waarbij een uitzondering zou kunnen worden gemaakt voor de frequenties die de Binnenlandse Veiligheidsdienst gebruikt. Is haar indruk juist dat het ministerie van Defensie over een veelheid aan frequenties beschikt? Zou aan een deel van de behoefte van dit ministerie niet even goed kunnen worden tegemoet gekomen met ruimte op de kabel? Als etherfrequenties gratis worden gegund aan overheidsinstellingen, terwijl kabelverbindingen investeringen vergen, dan is de keuze binnen een overheidsorganisatie natuurlijk snel gemaakt. Onderschrijft het kabinet de logische conclusie, dat het met het oog op een doelmatig gebruik van schaarse frequenties goed zou zijn om voor de doorgifte van vitale overheidstaken een vergoeding te vragen? In de Frequentienota is gesuggereerd dat een exploitant die in opdracht van een overheidsdienst frequenties benut, de restfrequenties commercieel mag uitbaten. Wordt daar nog aan gedacht? Bestaat dan niet het risico van concurrentievervalsing als frequenties voor zakelijk gebruik worden geveild? Is het wel nodig dat er permanent frequenties beschikbaar zijn voor het gebruik in het kader van rampenplannen? In tijden van nood kunnen de noodzakelijke etherfrequenties toch worden gevorderd?

Als ook de publieke omroep voor etherfrequenties moest betalen, zou dat leiden tot een vestzak-broekzakoperatie voor de overheid, maar ook tot een doelmatiger gebruik van de frequenties. Hoe denkt het kabinet hierover? De Nozema schijnt lucratieve contracten te hebben met onder meer de NS, een vereniging van makelaars en een horlogefabrikant. Dit past slecht in het nieuwe frequentiebeleid, ook uit een oogpunt van concurrentievervalsing.

Belangrijk is uiteraard hoe in de toekomst wordt omgegaan met de frequenties als de digitalisering haar intrede doet. Is het waar dat de publieke omroep tot nu toe nauwelijks heeft geïnvesteerd in de digitalisering van het programma-aanbod? Kan dat een gevolg zijn van het in ruime mate beschikken over frequenties en van de verplichte doorgifte ervan op de kabel? Wordt het huidige aantal frequenties van de publieke omroep voor de televisie gehandhaafd, dan schijnen de publieke omroep bij digitalisering vijftien in plaats van drie kanalen ter beschikking te staan en kan een omroeporganisatie bijvoorbeeld op prime time vijf verschillende programma's verzorgen en 's avonds op dezelfde frequenties één. In hoeverre zal bij het uitgeven van etherfrequenties rekening worden gehouden met deze nieuwe technische mogelijkheden?

Een belangrijk voordeel van de techniek van het single frequency network is dat de zendgemachtigde zelf kan bepalen hoeveel frequenties hij gebruikt voor een bepaalde uitzending. Hoe dit multiplex frequentiegebruik precies moet worden aangewend, wist mevrouw Roethof nog niet, maar haars inziens staat wel bij voorbaat vast dat het van grote betekenis is voor het frequentiebeleid. In het verlengde hiervan is het volgens haar logisch om in de toekomst ook televisiefrequenties aan de commerciële omroep te geven. Is het waar dat Nederland op de laatste ITU-vergadering twee frequenties voor digital audio broadcasting in de wacht heeft gesleept? Naar verluidt, zijn die goed voor 50 tot 60 radioprogramma's met landelijke dekking.

Bij interruptie werd opgemerkt dat er nog geen digitale ontvangers zijn. Mevrouw Roethof meende dat bij wetgeving rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van de techniek en met het tempo van die ontwikkeling. Dat, zoals bij interruptie werd gesteld, de overheid er klaar voor is en nu de markt nog moet volgen, leek haar een mooi uitgangspunt.

Het is haar fractie opgevallen dat men, sprekend over de kabel, altijd uitgaat van capaciteitsverruiming die zal optreden na digitalisering, maar dat dit nooit gebeurt als er over de ether wordt gesproken. Wat is het kabinet voornemens te doen om het beleid ten aanzien van kabel en frequentiebeleid op één spoor te krijgen? Het gaat haars inziens om twee rivaliserende infrastructuren die over dezelfde mogelijkheden beschikken, maar vooralsnog door de overheid heel verschillend worden behandeld.

Het in de brief opgenomen zesstappenplan voor aanbesteden en veilen biedt in de ogen van mevrouw Roethof voldoende mogelijkheden om bij te sturen. Terecht wordt er gesteld dat het onverstandig zou zijn om frequenties zonder meer aan de hoogste bieder te geven. Bij het gunnen zijn haars inziens twee belangrijke toetsen noodzakelijk: het mededingingsperspectief en het publieke informatiedomein (cultuurpolitiek). Blijkt iemand die een frequentie heeft gekregen, gedurende de twee jaar dat het NFVP geldt een wanprestatie te leveren, dan zou het mogelijk moeten zijn hem de frequentie bij het nieuwe NFVP af te nemen.

De veiling zou onder de directe verantwoordelijkheid van de minister kunnen worden gehouden, als het onafhankelijke toezichthoudende orgaan toeziet op de procedure. Dan zou er wel een fusie moeten komen tussen het Commissariaat voor de media en het nieuwe Telecom-ZBO. Mevrouw Roethof achtte het niet logisch de verwervingskosten bij veiling in rekening te brengen. Dat zou wel kunnen bij openbare aanbesteding of bij hantering van het principe «first come, first served».

De vertraging inzake DCS-1800 is jammer, maar haars inziens overkomelijk. Het leek haar fractie geen slecht idee om naast een landelijke opzet een regionale opzet te stellen. Immers, in het kader van de interim-WTV zijn inmiddels ook regionale telecominfrastructuurvergunningen uitgegeven. De fractie heeft geen bezwaar tegen een schaarsteheffing voor PTT Telecom en Libertel, maar meent wel dat men voorzichtig moet zijn met dit instrument, omdat de waarde van een frequentie niet gemakkelijk te meten is. Aangezien er een samenhang is met het beslag dat de overheid op de frequenties legt, zou men kunnen zeggen dat de overheid langs die weg de waarde kan beïnvloeden. Vanwege de efficiency van het gebruik van frequenties, het belangrijkste doel van het frequentiebeleid, vroeg mevrouw Roethof zich tot slot af wanneer de frequentieruimte voor ATF weer wordt ingetrokken.

Antwoord van de regering

De minister merkte op dat zij het frequentiebeleid vooralsnog niet wilde onderbrengen bij een zelfstandig bestuursorgaan, omdat zij van mening was dat er nog op veel beleidsvragen een antwoord moet worden gezocht en dat alleen uitontwikkeld beleid moet worden overgedragen. De Kamer is dan bevoegd tot controle op alle punten. Zij sloot niet uit dat als die vragen zijn beantwoord en in wet- en regelgeving de beleidsvrijheid van zo'n onafhankelijk orgaan is bepaald, alsnog wordt besloten dit beleid over te dragen. De onafhankelijke toezichtscommissie zal wel worden gebruikt om de minister te adviseren over de toepassing en om mede die toepassing te controleren.

Vrijwel alle vragen over DCS-1800 zullen worden beantwoord in de uitgebreide brief over dit onderwerp die op dit moment aan de andere ministeries wordt voorgelegd en de Kamer binnen veertien dagen zal bereiken. De minister tekende hierbij aan dat er zo snel mogelijk een klein wetsvoorstel komt om veiling mogelijk te maken, omdat in het kabinet eensgezind is afgesproken dat de GSM-vergunning de laatste was die niet zou worden geveild. Als iedereen zich houdt aan de door het ministerie opgestelde planning, zal toch op redelijk korte termijn tot veiling kunnen worden overgegaan. In reactie op een interruptie zei de minister in de brief te zullen ingaan op het KPMG-onderzoek. Zij was overigens van mening dat een regionale licentie vooralsnog niet wenselijk is, omdat dit naar verwachting juist in het kader van mobiele communicatie zal leiden tot «cherry picking» en op een enkele plaats tot verstoring van de markt in plaats van tot bevordering van een landelijke markt voor DCS-1800.

Het grootste deel van de motivatie van de keuze voor veilen is te vinden in het rapport van Coopers & Lybrand. Veilen is een helder en efficiënt middel om tot een goede verdeling van de schaarste te komen. Inderdaad worden frequenties voor de publieke omroep en vitale overheidstaken niet geveild, omdat dit zou leiden tot het rondpompen van overheidsgeld en tot concurrentie van overheidsorganen bij het verwerven van frequenties. Wel dienen ook die categorieën prikkels te krijgen om zuinig met hun frequenties om te gaan. Daarom moet de omvang van beide categorieën kritisch worden bezien en zo nodig ter discussie worden gesteld. Een andere prikkel is het met behulp van een efficiencymeetinstrument onderzoeken van de efficiency bij het spectrumgebruik. Samen met de TU Delft is zo'n meetinstrument ontworpen, dat tot het eind van het jaar wordt getest en dan zo nodig zal worden aangepast. Daarmee zal een ieder worden gecontroleerd in een permanent efficiency-onderzoek. Ook de gebruikte apparatuur en technieken en de gehanteerde planningsmethoden zullen in het efficiency-onderzoek worden betrokken. Wie verouderde veel frequentie nodig hebbende apparatuur gebruikt, zou wel eens de opdracht kunnen krijgen om betere apparatuur aan te schaffen. De resultaten van de onderzoeken zullen kunnen leiden tot herverdeling van frequenties tussen en binnen categorieën en mogelijk tot meer te veilen frequenties. Mocht blijken dat er te veel frequenties beschikbaar zijn voor vitale overheidsdiensten, dan zou een aantal frequenties bijvoorbeeld voor zakelijk gebruik kunnen worden bestemd. Als de publieke omroep zijn frequenties inefficiënt gebruikt, zouden er frequenties aan de commerciële omroep toebedeeld kunnen worden.

Eén ding is zeker: er zal in de toekomst met dezelfde frequenties veel meer kunnen. Het is niet de bedoeling dat een publieke omroeporganisatie dan ineens vijf programma's tegelijk gaat uitzenden. De frequentiebeheerder zal proberen te bevorderen dat de frequenties zo zuinig mogelijk worden gebruikt en zal mogelijkerwijs in dat kader frequenties van de publieke omroep afnemen en aan anderen ter beschikking stellen.

In het algemeen overleg van 30 mei 1995 is reeds door de minister opgemerkt dat ook in deze periode al kritisch moet worden gekeken naar het frequentiegebruik. Dat gebruik zal dus in een onafhankelijk onderzoek worden bezien voor het gehele frequentiespectrum. Dit onderzoek zal een maand of zes in beslag nemen. De minister verwachtte niet dat dit zal leiden tot het vrijkomen van een groot aantal frequenties, zoals kennelijk in de Kamer wordt verondersteld. Omdat een aantal concessies op 1 april 1997 afloopt, zal dan worden begonnen met veilen, maar die nieuwe concessies zullen tot 2000 gelden, zodat in dat jaar àlle concessies kunnen worden vernieuwd. Dan zal er helderheid zijn over de manier waarop vanaf dat moment met de omroepen omgegaan zal worden.

Dat veilen geld opbrengt, stemde de minister tevreden, omdat de overheid dan geld binnenkrijgt buiten de belastingen om, wat betekent dat belastingverhoging achterwege kan blijven of dat zelfs aan belastingverlaging kan worden gedacht. Veilen zal niet in alle gevallen eenmalig tot opbrengsten leiden. Het is ook mogelijk om het veilbedrag voor een frequentie in een aantal jaren te laten betalen. Inderdaad moet worden nagedacht over de mogelijkheid om de frequentie-uitgifte te gebruiken als middel ter verbetering van de kwaliteit van het systeem. Wanneer de systematiek verder is uitgewerkt, zal daarover duidelijkheid komen.

In reactie op de bij interruptie gestelde vraag of het uitgangspunt van de minister is om de middelen die de Staat via toepassing van het marktmechanisme binnenkrijgt, in het Infrafonds te storten, antwoordde de bewindsvrouwe dat het kabinet een uitgavenkader heeft afgesproken, wat betekent dat extra inkomsten van de overheid niet automatisch leiden tot hogere uitgaven. Het leidt er wel toe dat waar mogelijk extra inkomsten worden gegenereerd, wat weer leidt tot lastenverlichting. Mochten er investeringen nodig zijn om het systeem te verbeteren, dan zou een deel van de inkomsten daarvoor kunnen worden bestemd. Bij het veilen zal de basisprijs altijd de kosten moeten dekken die het systeem met zich brengt. De minister zei geen voorstander te zijn van grote overheidsinvesteringen, daar waar de markt zou moeten investeren. Het ministerie van Economische Zaken is zo mogelijk een nog grotere voorstander van veilen dan het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het marktmechanisme leidt bij veilen niet automatisch tot hogere prijzen voor de consument. De consumentenprijs wordt laag gehouden via de concurrentie. Schaarste pleegt nogal eens te leiden tot hoge winsten. Een hoge veilprijs zal dan alleen de winst afromen. In het rapport van Coopers & Lybrand wordt aangegeven dat mag worden verwacht dat de ondernemers redeneren vanuit een gegeven marktprijs en dat de licentiekosten dus ten laste komen van de winstmarge. Een hoge prijs voor een licentie behoeft de markt niet automatisch slecht te beïnvloeden.

Bij interruptie werd erop gewezen dat de positie van marktpartijen nogal verschilt en dat de partij die als laatste op de markt komt een concurrentienadeel ondervindt van zo'n hoge veilprijs. De minister antwoordde dat om die reden de GSM-partijen een heffing zullen gaan betalen. De ondernemer die de landelijke DCS-1800-vergunning verwerft, heeft wel het nadeel dat hij laat is en een duurdere investering moet doen, maar het voordeel dat hij een kwalitatief mooi net kan maken. Onderzoek heeft uitgewezen dat de investering in een landelijk DCS-1800-net heel interessant kan zijn.

In het kader van de algemene herziening van de WTV wordt bekeken of het mogelijk is de Radio-Omroep-Zenderwet daarin te integreren. Verder wordt nagegaan of een beheerste liberalisering van de omroepinfrastructuur mogelijk is. Naar verwachting zal Nozema nog wel de eerstkomende jaren de enige aanbieder van omroepzenders blijven, ook nu de wettelijke exclusiviteit komt te vervallen. In de notitie Liberalisering Mediawet is door de staatssecretaris van OCW gesteld, dat er een zeggenschapsstructuur van Nozema vereist is die ook recht doet aan de belangen van andere gebruikers van de omroepinfrastructuur dan de publieke omroep. Op dit moment wordt met de diverse belanghebbenden overlegd. De minister zei ernaar te streven de omvorming van de Nozema parallel aan de algemene herziening van de WTV te realiseren; als het kan nog voor 1 januari 1998. Het zou geen verrassing zijn als het op een structuurvennootschap uitdraait. Gegeven het amendement op de interimwet WTV om de telefonie per 1 juli 1997 te liberaliseren, zou het prettig zijn als tegen die tijd duidelijk was onder welke criteria de telefonie vervolgens moet functioneren.

De minister was verbaasd over de opmerking dat Nederland zo graag het Britse voorbeeld volgt, maar dat nu plotseling niet doet. Zij had graag gezien dat wat de omroepen betreft in het verleden inderdaad meer het Britse voorbeeld was gevolgd. Ook het Britse systeem heeft veilingelementen: bij de televisie is er eerst een kwaliteitstoets en daarna een veiling en bij de radio is er sprake van zenderkleuring en vervolgens een veiling. Zij beaamde dat zij in de commerciële sector een primair veilingsysteem wil, gericht op transparantie en efficiënt gebruik. Zij wilde bezien of voor kleine partijen ruimte kan worden gerealiseerd, maar betwijfelde of de overheid zich vervolgens met de inhoud van de programmering moet gaan bemoeien, omdat er dan wel eens sprake zou kunnen zijn van cultuurpolitiek via de frequentieverdeling. Per 1 april 1997 komen er maximaal vier frequentiepakketten ter beschikking om te worden geveild. Er zal dan hoogstens één frequentie voor die kleine partijen kunnen worden gebruikt. Nadat het wetsvoorstel over het veilen is afgerond, zal worden nagegaan hoe de veiling precies moet worden ingericht.

Bij interruptie werd gesteld dat als de overheid zich voorneemt een publiek domein te garanderen in de nieuwe informatiemaatschappij, zij dat voornemen moet realiseren op de verschillende momenten waarop dat nodig is, wat kan betekenen dat bij het veilen van etherfrequenties kwaliteitseisen moeten worden betrokken. De minister stelde dat kwaliteitseisen niet automatisch tot geclausuleerd veilen behoeven te leiden. Overigens moet haars inziens deze discussie worden gevoerd in het kader van het omroepbeleid.

Een extern onderzoeksbureau gaat thans na hoe de digitale radio het beste in Nederland kan worden ingevoerd. Enerzijds wordt gekeken naar de infrastructuur (het zenderpark) en anderzijds naar de omroeporganisaties. Belanghebbenden zijn gehoord in het kader van het onderzoek en zullen ook worden gehoord over de resultaten van dat onderzoek. Medio dit jaar zal het onderzoek worden afgerond. In Wiesbaden heeft Nederland één landenfrequentie toegewezen gekregen, vier regionale frequenties en één frequentie voor lokale omroep. De digitale radio is op zich een efficiënte vorm van radio-omroep en maakt het mogelijk dat heel veel omroeporganisaties gebruik maken van één frequentie.

In de openbare versie van het NFVP staat welke overheidsinstanties welke frequenties kunnen gebruiken. In de vertrouwelijke versie van het NFVP wordt dat gebruik nader uitgediept, omdat het niet wenselijk is dat de frequenties van Defensie en de BVD openbaar zijn.

Tot slot antwoordend voor wat betreft elektromagnetische beïnvloeding van apparatuur door zaktelefoons, stelde de minister dat de instellingen overal aangeven waar zaktelefoons niet mogen worden gebruikt. De instellingen zijn op de hoogte van wat wel en wat niet kan. Zij gaan bij hun maatregelen uiteraard uit van de meest ongunstige situatie, dus van zaktelefoons die apparatuur het meest beïnvloeden. Het gaat altijd om apparatuur van mensen die van buiten naar binnen komen. Ziekenhuizen zullen bij de aanschaf van dergelijke apparaten ongetwijfeld nagaan welke apparaten zij het beste kunnen gebruiken.

Nadere gedachtenwisseling

Mevrouw Van Rooy (CDA) was het niet duidelijk wie het onderzoek doet naar het gebruik van het frequentiespectrum en naar hogere rendementsmogelijkheden. Haars inziens moet dit onderzoek door een onafhankelijke instantie gebeuren.

De minister heeft gesteld dat de bij veiling betaalde prijs niet zal leiden tot verhoging van de consumentenprijs, maar tot verlaging van de winst. De Europese Commissie gaat in haar groenboek van een andere redenering uit. In ieder geval zal het voor de sector een forse lastenverzwaring met zich brengen. Mevrouw Van Rooy wees erop dat het gaat om een sector die zeer belangrijk is voor de economische structuur en de creatie van werkgelegenheid. Haar fractie twijfelt eraan of het verstandig is om in deze tijd, waarin het kabinet spreekt over lastenverlichting, te komen met een lastenverzwaring voor deze sector. En dat terwijl bedrijven in deze sector in Nederland straks hun winst hard nodig hebben om hun vleugels in Europees verband te kunnen uitslaan.

Gelet op de complexiteit van het opzetten van een goed veilsysteem en vanwege de kleine marktsegmentjes die de komende jaren per veiling beschikbaar zullen zijn, kwam het mevrouw Van Rooy gewenst voor om af te wachten wat het Ververs-rapport oplevert en om de per 1 april 1997 aflopende concessies eventueel onder dezelfde condities te verlengen, zodat er later een grotere veiling mogelijk wordt, als men dan toch zo nodig moet veilen.

Zij beaamde dat Nederland Engeland op mediagebied niet zozeer als voorbeeld heeft genomen. Dat neemt niet weg dat Nederland van Engeland kan leren op het terrein van frequentiemanagement en -verdelingssystemen. Zij bleef het opmerkelijk vinden dat men daar een meer gemengd systeem heeft gekozen met een soort preselectie van kandidaten. Aangezien de uiteindelijke doelstelling niet puur is een efficiënt verdelingsmechanisme te bereiken, maar er ook wordt gestreefd naar het zo goed mogelijk realiseren van maatschappelijke en economische doeleinden, kreeg zij toch graag nader commentaar op het Britse systeem.

Tot slot zei mevrouw Van Rooy het te betreuren dat de minister in het geheel niet is ingegaan op de brief van de staatssecretaris van OCW en het daarbij gevoegde Ververs-rapport. Een meer gecoördineerde toezending van stukken door het kabinet achtte zij gewenst om een versnipperde behandeling als nu gaat plaatshebben te voorkomen.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA) bleef erbij dat de verantwoordelijkheid voor de licentieverlening net zo goed en in sommige gevallen zelfs beter bij een onafhankelijk orgaan zou kunnen worden gelegd. Dat er nog geen begin van een antwoord is over de soort veiling die moet worden gehouden, stemde haar niet hoopvol over de beleidsontwikkeling op het ministerie op dit stuk.

Zij sprak de hoop uit dat in de aangekondigde brief ook wordt ingegaan op de in dit overleg gestelde vragen en aangevoerde argumenten inzake DCS-1800. Er zijn argumenten voor en tegen regionale licenties aan te voeren.

Mevrouw Van Zuijlen stelde vast dat het door haar gevraagde onderzoek is toegezegd, naast het efficiency-onderzoek. Ook zij wilde weten wie dit onderzoek gaat uitvoeren. Gegeven de onzekerheid voor marktpartijen, die toch ook te maken hebben met contracten met medewerkers en dergelijke, bleef zij bij een pleidooi voor uitstel van de veiling, ook gezien het versnipperd uitgeven van frequenties. De kern van de keuze van het kabinet voor het veilsysteem is, dat de overheid schaarste- en monopoliewinsten niet zo maar kan weggeven. Het is verheugend dat de minister zich in feite ondubbelzinnig heeft uitgesproken voor het omvormen van Nozema tot een structuurvennootschap. Mevrouw Van Zuijlen sprak de hoop uit dat dit zo snel mogelijk zal kunnen gebeuren.

Er zullen geen programma-inhoudelijke eisen worden gesteld. Er zal wel iets gebeuren voor kleinere partijen. In Amerika zijn positieve ervaringen opgedaan met aparte betalingsregelingen en negatieve met een aparte veiling. Zij meende dat het voorkomen van machtsposities wel als argument zou mogen worden gehanteerd, maar de economische kracht van Nederland niet, omdat dat argument haar in strijd leek met de EU-regelgeving.

Zelfs de werkgroep Instrumentatiebeheer academische ziekenhuizen heeft unaniem vanwege alle bestaande vragen, onduidelijkheden en (misschien kleine) risico's, geadviseerd om het verbod op zaktelefoonverkeer in ziekenhuizen te handhaven. Waarom moet trouwens iedereen altijd en overal bereikbaar zijn, zo verzuchtte mevrouw Van Zuijlen tot slot.

De heer Kamp (VVD) kon instemmen met de opmerkingen van de minister over het onderzoek dat zij wil laten verrichten. Hij had geen reden om eraan te twijfelen dat dit niet door een onafhankelijke instantie zal gebeuren. Het kiezen van die instantie liet hij graag aan haar over.

Zijn fractie vindt het belangrijk dat bij de eerste veiling al rekening wordt gehouden met de in de brief geïntroduceerde categorie-indeling wat de commerciële radio betreft.

De gedachtenwisseling over DCS-1800 zou hij graag aan de hand van de toegezegde brief voortzetten. Wie op dit moment kan kiezen tussen een GSM-vergunning of een DCS-vergunning zal voor de laatste kiezen, gelet op de grote behoefte en de grote intensiteit van het mobiele telefoonverkeer.

In de ogen van zijn fractie is de veiling in de eerste plaats bedoeld om transparantie en efficiency te bereiken en niet om geld binnen te halen. De fractie betreurt het als er te veel geld aan de markt wordt onttrokken, terwijl er zoveel moet worden geïnvesteerd. De heer Kamp bleef erbij dat het noodzakelijk is om het bij de veiling vrijkomende geld voor deze sector in te zetten.

Mevrouw Roethof (D66) vroeg welke prikkels overheidsinstellingen die gebruik maken van frequenties, zullen krijgen om zuiniger met hun frequentieruimte om te gaan. Hoe denkt het kabinet de publieke omroep te overtuigen van de noodzaak te investeren in digitale technieken?

Radio 1, een van de kernen van het publieke domein, kampt nog steeds met een frequentieprobleem in de provincie Utrecht. Mocht er onverhoopt niet eerder een oplossing voor worden gevonden, dan zou dit probleem volgens mevrouw Roethof moeten worden betrokken in het kader van de veiling van FM-restfrequentie in april 1997.

In de procedure van het zesstappenplan zitten voldoende checks and balances voor zowel cultuurpolitiek als mededingingsbeleid. Als die procedure goed wordt doorlopen, zullen er in de laatste fase, de fase waarin voor zakelijk gebruik wordt geveild, niet veel toetsen meer nodig zijn. Mevrouw Roethof bleef erbij dat als na twee jaar blijkt dat prestaties onder de maat zijn, daarmee rekening moet kunnen worden gehouden bij de nieuwe verdeling in het kader van het NFVP.

De minister stelde vast dat er twee onderzoeken zijn. Het ene is bedoeld om een instrument te ontwikkelen om te meten hoe efficiënt de overheid met haar frequenties omgaat. Bij dat onderzoek is de TU Delft betrokken. Het tweede onderzoek is in het offertestadium en zal drie weken na het uitbrengen van offertes worden aanbesteed. Welk onafhankelijk onderzoeksinstituut het gaat uitvoeren, is dus nog niet bekend. Dat zal de beste marktpartij zijn. Het onderzoek zal zes maanden duren en de implementatie wordt binnen een jaar afgerond. Dit onderzoek valt in feite in twee delen uiteen en is gericht op de korte en de lange termijn. Er wordt bekeken wat er, gegeven de bestaande kaders, binnen één jaar zou kunnen worden gedaan. Het is de vraag of voor de lange termijn, dus na 2000, niet moet wordt overwogen hoe men de frequenties zou verdelen als men helemaal opnieuw moest beginnen. Zo'n onderzoek en de implementatie daarvan zouden geruime tijd vergen.

In reactie op een interruptie zei de minister dat het te ver zou gaan om per 1 april 1997 alle frequenties te herverkavelen. Mocht er extra ruimte blijken te zijn zonder dat de kwaliteit van de omroep wordt aangetast, dan zal die zeker bij de veiling moeten worden betrokken.

De licenties die per 1 april 1997 aflopen, kunnen niet worden verlengd zonder dat andere partijen daartegen bij de rechter bezwaar aantekenen.

Desgevraagd beaamde de minister dat de implementatie van de resultaten van die onderdelen van het onderzoek, die betrekking hebben op commerciële en publieke radio, betrokken zal kunnen worden bij de veiling in 1997.

Zij memoreerde dat de situatie destijds dwong tot de genomen maatregelen in het kader van het FMH-net. De zender in Loon op Zand wordt aangepast. Als dat is gebeurd, zal waarschijnlijk het grootste deel van het verlies aan ontvangstkwaliteit door het onttrekken van de 100.1 mHz-frequentie teniet worden gedaan. Naar verwachting zal deze ingewikkelde aanpassing uiterlijk in het derde kwartaal van dit jaar gereed zijn. Onderzocht wordt of er aanvullende maatregelen nodig zijn om de ontvangstkwaliteit van het FMH-net op het oude peil terug te brengen.

De minister herhaalde dat de overheid alleen aan onafhankelijke organen mag delegeren wat behoorlijk in wet- en regelgeving is vastgelegd. In dezen is er geen sprake van een uitontwikkeld beleid. De minister van Economische Zaken, die een nieuw mededingingsbeleid aan het ontwikkelen is, houdt in eerste aanleg ook grote delen van dat beleid rechtstreeks onder zich, met de bedoeling die op langere termijn op afstand te zetten. De bewindsvrouwe herhaalde dat beleid maken niet door een onafhankelijk orgaan, maar door de overheid moet geschieden.

In reactie op de vraag welke prikkels overheidsinstellingen zullen krijgen om zuiniger met frequenties om te gaan, wees zij op het ontwikkelde instrument waarmee zal kunnen worden gemeten hoeveel frequenties de overheid gebruikt. Er is een serie criteria bedacht om de efficiency van het gebruik te toetsen. Ook overheidsinstellingen zullen moeten bewijzen dat zij de frequenties op de meest efficiënte wijze gebruiken. Kunnen ze dat niet bewijzen, dan zullen ze minder frequenties toegewezen krijgen en daardoor dus geprikkeld worden tot efficiënter gebruik. Uiteraard zullen ook alternatieven voor frequentiegebruik, zoals de kabel, in het onderzoek betrokken worden.

Niet uitgesloten is dat een betalingsregeling voor kleinere partijen een betere oplossing is dan het houden van een aparte veiling. De minister veronderstelde dat het in strijd is met het Europees recht om de economische kracht van Nederland als argument te hanteren. Wat Radio Noordzee betreft, ligt het kennelijk anders, omdat dit overwegend Nederlandstalig is. Dan mag dat criterium wel worden gebruikt.

Naar aanleiding van de opmerkingen over Radio 1 deed de minister het verzoek de discussie over het publieke domein los te koppelen van de frequentiediscussie, omdat het kabinet, hopelijk op korte termijn, op basis van de adviezen van de commissie-Ververs nog een brede discussie met de Kamer zal voeren over omvang en taak van het publieke domein in de toekomst.

De fungerend voorzitter constateerde dat de minister binnen veertien dagen een brief heeft toegezegd over DCS-1800 en dat daarin ook het antwoord zal worden opgenomen op vragen die in dit overleg over dat onderwerp zijn gesteld.

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van 't Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA).

Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), Swildens-Rozendaal (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (Unie 55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Boogaard (groep-Nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD), Van der Linden (CDA).

Naar boven