Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2020
Op 11 februari 2020 nam uw Kamer een motie van het lid Bruins aan.1 De motie verzoekt de regering om in de veiling van de 700 MHz-frequenties gelijke
vergunningsvoorwaarden te stellen ongeacht het aantal blokken dat partijen in de 700
MHz-band verwerven. Die vergunningsvoorwaarde betreft de dekkings- en snelheidsverplichting
die opgelegd wordt aan partijen die reeds in het bezit zijn van bestaande vergunningen
in de 800 en 900 MHz-frequentiebanden. In het debat van 6 februari 2020 ontraadde
ik de motie reeds. Ik deel u hierbij mee dat het kabinet zich genoodzaakt ziet de
motie naast zich neer te leggen.
De dekkings- en snelheidsverplichting geldt voor de vergunningen voor de 700 MHz-frequenties,
mits de betreffende vergunninghouder ook vergunningen voor 800 en 900 MHz-frequenties
houdt in verband met het grote bereik van deze frequenties. De dekkings- en snelheidsverplichting
heeft daarom alleen betrekking op de huidige drie vergunninghouders KPN, VodafoneZiggo
en T-Mobile.
Ik heb mij bij het stellen van een ambitieuze maar redelijke dekkings- en snelheidsverplichting
laten adviseren door een deskundig onderzoeksbureau (PA Consulting) Bij de analyse
zijn de onderzoekers uitgegaan van het gebruik van twee vergunningen (ook wel spectrumblokken)
van 2x5 MHz gepaard spectrum in de 700 MHz-band. Dit wordt in het algemeen gezien
als een minimaal wenselijke hoeveelheid. Aetha Consulting Limited, eveneens een gerenommeerde
adviseur op het gebied van frequenties, heeft in haar advies aan mij2 ook twee blokken van 2x5 MHz (opgeteld dus 2x10 MHz) als minimum geadviseerd voor
efficiënt spectrum gebruik. In vele landen waar de 700 MHz-vergunningen inmiddels
zijn geveild hebben operators dan ook deze hoeveelheden van twee blokken verworven.
De eis die ik stel op basis van het advies is -zeker internationaal vergeleken- ambitieus
en noopt partijen die twee blokken verwerven reeds tot netwerkaanpassingen en de daarmee
gemoeide investeringen. Deze investeringen zullen voor elke operator verschillend
zijn. Ik heb er tegelijkertijd wel rekening mee gehouden dat de eis redelijk moet
zijn en niet tot disproportionele investeringen mag leiden.
De motie van het lid Bruins roept op om de dekkings- en snelheidsverplichting ook
op te leggen als een bestaande operator in de 700 MHz-band één spectrumblok van 2x5
MHz verwerft Dat is om meerdere redenen ongewenst. Het maakt allereerst disproportionele
investeringen noodzakelijk voor partijen die één blok in de veiling verwerven, waardoor
de dekkings- en snelheidsverplichting niet langer redelijk is. Het opleggen van de
huidige dekkings- en snelheidsverplichting ook in geval men maar één blok verwerft
in de veiling kan tot onverkochte blokken leiden. Het kan voor een partij zo onaantrekkelijk
worden om op één blok te bieden dat hij er dan voor kiest om geen blok te kopen. Dat
kan leiden tot onverkochte vergunningen en dat is vanuit de doelstelling van een efficiënte
verdeling van frequenties ongewenst. Tenslotte zou om te voorkomen dat een disproportionele
eis zou worden opgelegd, moeten worden gezocht naar een ambitieuze maar nog wel redelijke
eis uitgaande van slechts één spectrumblok in de 700 MHz-band. Dit zou ertoe leiden
dat we onze ambities naar beneden bij zouden moeten stellen. Dat zou aanleiding geven
tot een discussie over neerwaartse bijstelling van de eis. Dat vind ik ongewenst.
Tijdens het debat op 6 februari vroeg het lid Bruins naar de mogelijkheid dat een
operator claimt dat hij snelle (5G) dienstverlening biedt (Handelingen II 2019/20,
nr. 51), maar hier vervolgens niet aan voldoet. Hierover merk ik op dat een klant
er vanuit mag gaan dat die dienst wordt waargemaakt. De ACM houdt toezicht op de informatie
die aanbieders in hun advertenties zetten. Tot slot wil ik uw Kamer erop wijzen dat
(ongewenste) aanpassing van de eis ook effecten kan hebben op andere bouwstenen in
de veiling, waaronder de minimumprijzen (reserveprijzen). Bij het berekenen van de
reserveprijzen voor de 700 MHz-vergunningen zijn de investeringen voor de huidige
vormgeving van de dekkings- en snelheidsverplichting immers meegenomen. Het noodzakelijk
onderzoeken van de mogelijke effecten leidt tot vertraging van de veiling. Zoals ook
door Kamerleden in het debat van 6 februari 2020 werd uitgesproken, is dergelijke
vertraging ongewenst.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer