24 095 Frequentiebeleid

Nr. 271 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2011

Hierbij zend ik u een addendum1 op het op 18 mei 2010 aan uw Kamer verzonden rapport «waarde commerciële radiovergunningen»2. Met de verzending van dit rapport en de publicatie van de regelingen in de Staatscourant op dinsdag 22 maart a.s. beantwoord ik tevens de vragen van het lid Schaart (VVD) om zo snel mogelijkheid duidelijkheid te verschaffen aan de radiosector zoals gesteld tijdens de regeling van werkzaamheden van 10 maart jongstleden. Aan het eind van deze brief ga ik ook in op een verzoek van het lid Verburg (CDA), tijdens dezelfde regeling van werkzaamheden, om Actal te laten kijken naar het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Kamerstukken 32 549).

Radiovergunningen

Het addendum bevat de uitkomsten van de herberekening van de waarden zoals door mij aangekondigd per brief aan uw Kamer op 13 januari jongstleden3.

Naast de openbaarmaking van dit addendum per brief aan de Tweede Kamer en op de website van de Rijksoverheid, worden de regelingen voor de verlenging van de landelijke commerciële radiovergunningen en de regeling financieel instrument op dinsdag 22 maart a.s. in de Staatscourant gepubliceerd. Daarin staat vermeld onder welke voorwaarden de landelijke vergunninghouders een verlengingsaanvraag kunnen indienen.

Voor de niet-landelijke en AM-vergunninghouders geldt dat de publicatie van de ministeriële regeling voor de verlenging van de genoemde vergunninghouders na medio april zal plaatsvinden. Ik heb er namelijk voor gekozen om de aanvraagperiode voor deze categorieën vergunningen te laten voorafgaan door het peilen van de interesse van regionale publieke omroepen voor deelname aan de uitrol van digitale radio in het zogeheten bovenregionale TDAB-kavel.

Hiermee verkrijgt de radiosector de duidelijkheid waar ook het lid Schaart (VVD) om had gevraagd.

Actal en wetsvoorstel ter implementatie van herziene telecommunicatierichtlijnen

Het lid Verburg (CDA) heeft tijdens het hiervoor genoemde ordedebat gevraagd of Actal kan kijken naar het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (Kamerstukken 32 549).

Allereerst merk ik op dat de (verplichte) toets inzake bedrijfseffecten en administratieve lasten naar behoren en overeenkomstig de afspraken, vastgelegd

in een convenant tussen mijn ministerie en Actal, is uitgevoerd. De resultaten van deze toets zijn gedetailleerd beschreven in paragraaf 2 van de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel.

Op grond van het genoemde convenant met Actal worden voorstellen als het onderhavige, met een relatief laag bedrag aan administratieve lasten, niet langer aan Actal gezonden, maar wordt de toets door mijn ministerie zelf uitgevoerd. In het tweede kwartaal van 2010 heeft een tussentijdse evaluatie van dit convenant plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan deze afspraken ongewijzigd zijn gecontinueerd.

In het kader van de zorgvuldigheid heb ik voor de toetsing van de administratieve lasten van dit wetsvoorstel, die in casu voortvloeien uit de meldplicht voor inbreuken op de continuïteit en de privacy, bovendien een extern, onafhankelijk bureau (EIM) ingeschakeld. Dit bureau heeft een quickscan uitgevoerd, waarbij ook diverse aanbieders van elektronische communicatiediensten en -netwerken zijn geïnterviewd om tot een zo compleet mogelijk beeld te kunnen komen. Op basis van dit onderzoek worden de totale administratieve lasten geraamd op circa € 277 000 per jaar. Gelet op het voorgaande verwacht ik geen meerwaarde van een extra toets door Actal. De administratieve lasten van het wetsvoorstel zijn immers in beeld gebracht.

Ik merk wel op dat er in het wetsvoorstel vanwege de cookiebepalingen, net als bij andere wettelijke verplichtingen, nog sprake is van nalevingskosten. Dergelijke kosten zijn niet opgenomen in de betreffende paragraaf van de memorie van toelichting. Deze worden echter nadrukkelijk meegenomen in huidige overleggen, waarbij getracht wordt deze zeer beperkt te houden. Belangrijk bij de cookiebepaling is het feit dat de gebruiker toestemming moet geven aan het bedrijf dat een cookie op zijn computer wil plaatsen. Of bedrijven daarvoor kosten moeten maken, hangt af van de wijze waarop die toestemming in de praktijk wordt vormgegeven. Daarover wordt nu door het bedrijfsleven met de Europese Commissie gesproken. Een van de mogelijkheden die bekeken wordt, is het geven van toestemming via de browserinstellingen. Wanneer tot deze oplossing wordt gekomen, dan zijn aan de naleving van de cookiebepaling geen kosten verbonden, behalve dan de kosten van het op de website goed informeren van de eindgebruiker over het plaatsen van cookies. In dit verband is van belang dat de in de cookiebepaling opgenomen verplichting de gebruiker te informeren over de plaatsing van cookies niet nieuw is, maar reeds een bestaande wettelijke verplichting is. Ook daar zijn dus geen extra kosten te verwachten voor de naleving van de cookiebepaling.

Zodra de besprekingen in Brussel duidelijkheid hebben verschaft over de praktische invulling van de cookiebepaling zal ik de Kamer daarover informeren. Daarbij zal ik ingaan op de kosten die zijn verbonden aan de naleving van de cookiebepaling. Ik teken hier nog bij aan dat ook in Brussel gekeken wordt naar een oplossing die niet alleen recht doet aan de bescherming van de privacy maar ook rekening houdt met de gebruiksvriendelijkheid van het internet en de (financiële) belangen van het bedrijfsleven.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 24 095, nr. 257.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 095, nr. 267.

Naar boven