24 095
Frequentiebeleid

nr. 180
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 mei 2005

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken inzake de positie van Nozema. De commissie brengt van dit overleg verslag uit door openbaarmaking van de gewisselde stukken.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels

Den Haag, 10 mei 2005

Aan de Minister van Economische Zaken

Onder verwijzing naar het algemeen overleg van 3 november 2004 over o.a. de positie van Nozema (24 095/29 800 XII, nr. 176), alsmede naar de brief van de vaste commissie voor Economische Zaken van 27 april 2005 (05-EZ-B-036), waarin u wordt verzocht geen onomkeerbare beslissingen te nemen alvorens de commissie in de gelegenheid is geweest met u in (schriftelijk) overleg te treden over genoemde positie leg ik u namens de commissie onderstaande vragen voor met het verzoek de beantwoording – in verband met de naderende aanbestedingsdatum – vóór 17 mei a.s. te doen plaatsvinden.

1

Wanneer wordt de analyse/beoordeling door OPTA inzake Nozema en vergelijkbare partijen en de beoordeling van de marktsituatie verwacht?

2

Is bij de splitsing van Nozema alle voor de aanbesteding van AM- en FM-frequenties van de NOS benodigde, essentiële en niet-dupliceerbare infrastructuur ondergebracht bij Novec? Zo ja, geldt dat ook voor de met de AM-zendmasten c.q. de AM-antennes verbonden infrastructuur?

3

Klopt het dat er nog andere delen van de AM-zendinrichtingen bij Nozema zijn achtergelaten die in de praktijk gelden als niet-dupliceerbaar en essentieel om de distributiediensten in de markt aan te bieden?

4

Is het waar dat de verwerving van het medegebruik van die bij Nozema achtergelaten installaties niet zonder problemen verloopt? Zo ja, deelt u de mening dat dit nadelige consequenties heeft voor de concurrenten van Nozema voor zowel deze aanbesteding als voor de AM-distributiemarkt in het algemeen, en dat dit nadere maatregelen vereist? Hoe en per wanneer zult u die maatregelen treffen? Zo neen, betekent dit dat concurrenten van Nozema ook op de AM-markt op basis van een volledig en in alle opzichten level playing field met Nozema kunnen concurreren?

5

Bent u bereid de hiervoor bedoelde vitale delen van de AM-zendinstallaties alsnog bij de onafhankelijke mastbeheerder onder te brengen?

6

Klopt het bericht dat de accountmanager van Publieke Omroep binnen Nozema dezelfde persoon is, die verzoeken om medegebruik van concurrerende aanbieders in de aanbesteding dient te beoordelen? Zo ja, welke consequenties heeft dat naar uw mening voor een onpartijdige behandeling van die verzoeken?

7

Kan worden bevorderd dat de komende weken geen onomkeerbare besluiten worden genomen met betrekking tot de aanbesteding in relatie tot Nozema en de Publieke Omroep?

8

Bent u er van op de hoogte dat de NOS de zenderexploitatie van de publieke fm- en am-radiozenders aanbesteedt, en dat deze aanbesteding op 17 mei 2005 sluit?

9

Houdt Nozema Services zich voor het medegebruik van haar antennes door concurrenten aan haar wettelijke verplichtingen en hebben die concurrenten een garantie op concrete en tijdige toegang, opdat zij daadwerkelijk kunnen leveren aan de publieke omroep? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, bent u van mening dat Nozema Services zich hiermee een betere concurrentiepositie verschaft in de aanbesteding van de zenderexploitatie van de publieke radiozenders?

10

Herinnert u zich dat u tijdens het Algemeen Overleg van 3 november 2004 heeft aangegeven, dat een constructie zal worden gerealiseerd waarin concurrentievervalsing door de positie van de NOS als aandeelhouder in Nozema wordt uitgesloten? Is die constructie gerealiseerd en zo ja, op welke wijze? Zo nee, bent u het met mij eens dat het feit dat de NOS nog steeds aandeelhouder is van Nozema Services kan leiden tot concurrentievervalsing, omdat de NOS op deze wijze een belang heeft bij een nieuwe opdracht voor Nozema Services, gelet op de aanstaande privatisering van Nozema en de verkoop van de aandelen van de NOS?

11

Herinnert u zich dat u tijdens het algemeen overleg van 3 november 2004 heeft aangegeven dat alle kwesties ten aanzien van deze aanbesteding kunnen worden opgelost voordat de echte bieding begint? Bent u van mening dat alle kwesties zijn opgelost en dat er dus sprake is van een «level playing field»? Hoe ziet u in dat licht de geschillen die bij de OPTA zijn gestart over medegebruik van antennes van Nozema en de vergoedingen voor dat medegebruik en kunt u verzekeren, dat OPTA voorafgaand aan de afronding van de aanbestedingsprocedure definitieve oordelen heeft uitgesproken in deze geschillen?

12

Verwacht u dat de OPTA de marktanalyse van de markt voor omroep distributie op tijd afgerond zal hebben, zodat zij op basis van hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet nog voor het sluiten van de aanbesteding instrumenten kan inzetten om tot een «level playing field» te komen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo neen, welke consequenties heeft dat voor de mogelijkheid voor OPTA om gebruik te maken van de instrumenten uit hoofdstuk 6 van de Telecommunicatiewet, nu het gebruik daarvan afhankelijk zou zijn van afronding van de marktanalyse? Bent u bereid om op basis van uw bevoegdheden (art. 3.12 van de Telecommunicatiewet) zelf maatregelen te nemen?

13

Rekent Nozema Services aan het eigen dienstenbedrijf dezelfde prijs voor het medegebruik van de antennes als zij aan concurrenten offreert? Zo ja, is OPTA bevoegd om te controleren of Nozema zich aan die verplichtingen houdt en zal OPTA dat ook doen? Zo neen, waarom niet?

14

Speelt de infrastructuur die u aan Nozema vergoedde in verband met de ombouw van de publieke zendernetten in het kader van zerobase en de bouw van steunzenders voor de publieke omroep enige rol van betekenis in deze aanbesteding, bijvoorbeeld resulterend in een bevoordeling van Nozema? Zo ja, welke maatregelen hebt u getroffen om concurrentievervalsing in de aanbesteding door die vergoedingen te voorkomen? Zo neen, waarom niet?

15

Deelt u de mening dat deze aanbesteding pas mag plaatsvinden op het moment dat er sprake is van een echt «level playing field»?

16

Bent u bereid een «level playing field» te garanderen, en de NOS te sommeren de aanbesteding uit te stellen of gaat u voor de sluiting van de bieding er voor zorgen dat er maatregelen worden genomen? Zo ja, welke maatregelen staan u voor ogen en per wanneer worden deze gerealiseerd?

17

Is de splitsing van Nozema conform toezeggingen al geregeld? Zo ja, is er daarmee sprake van twee volstrekt onafhankelijke bedrijven? Kunt u aangeven hoe hij heeft verzekerd dat er toch geen zakelijke banden meer zijn of andere banden, dus volstrekt gescheiden bedrijven, administraties en bestuurlijke structuur, zonder «personele unies» in bestuursfuncties, Raden van Commissarissen of aandeelhouderschap? Zo neen, waarom niet?

18

Is verzekerd dat het mastenbedrijf voor volstrekt gelijke toegang voor alle marktpartijen zorgt, zonder voorkeur qua mogelijkheden of tarieven voor één of enkele partijen?

19

Is mede op basis van het bovenstaande wel sprake van marktwerking waarbij andere partijen dan Nozema eenzelfde uitgangspositie hebben als Nozema als het gaat om de aanbesteding van de zenderexploitatie voor de publieke omroep? Indien deze vraag niet voor 100% bevestigend kan worden beantwoord, is het dan niet noodzakelijk de aanbesteding uit te stellen tot het moment waarop eerlijke concurrentie daadwerkelijk mogelijk is?

20

Wanneer kan Opta via marktanalyse aangeven of Nozema wel of geen marktmacht heeft in het kader van mededinging?

21

Herinnert u zich de vier toezeggingen uit het algemeen overleg van 3 november jl., gedaan door de minister van economische zaken a.i., de heer Zalm, ten aanzien van de aanbesteding van de publieke radiozenders aan een operator in de markt. Deze toezeggingen waren:

a. alle geschillen over prijs en toegang moeten zijn opgelost voor de aanbesteding;

b. Nozema moet zichzelf de zelfde prijs berekenen als aan de concurrenten;

c. het toegangsregime zou zo moeten worden aangepast dat er per definitie toegang is voor de concurrent tot de masten, en dat eventuele geschillen achteraf uitgevochten worden – zodat een alternatieve aanbieder in ieder geval kan leveren;

d. Er zal een dusdanige constellatie bewerkstelligd moeten worden tijdens de aanbesteding, dat het feit dat de NOS aandeelhouder is geen positie van concurrentievervalsing oplevert. Noch de NOS, noch de Staat behoren zich hierbij (mede) te laten leiden door de positie van aandeelhouderschap, ook al zullen de aandelen in de loop van dit jaar worden verkocht. Op welke wijze zal aan al deze toezeggingen worden voldaan? Kan een gedetailleerd antwoord hierop worden verkregen?

22

Hoe moet de aanbesteding worden gezien in het licht van de aangekondigde afschakeling van de analoge FM op een datum rond 2019? Hoewel de huidige aanbesteding voor (krap) vijf jaar geldt, zal een alternatieve aanbieder over vijf jaar uiteraard in het nadeel zijn, gelet op de dan nog resterende afschrijvingsperiode voor investeringen die dan moeten worden gedaan.

23

Kan inzicht worden gegeven in de feiten rondom de implementatieperiode? Uitstel van de aanbestedingstermijn (thans: 17 mei) zou op bezwaren stuiten, gelet op de implementatieperiode van een half jaar, en de implementatiedatum van 1 januari 2006. Hoe kijken beide aanbieders in de markt aan tegen een eventuele verkorte implementatieperiode? Kan daarbij de betekenis van artikel 8.3 van de Telecomwet (waarin wordt geregeld dat Nozema in geval van overschrijding van die datum verplicht is om te blijven doorgeven) worden betrokken?

De griffier vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Den Haag, 13 mei 2005

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

In uw brief van 10 mei 2005 met kenmerk 05-EZ-B-040 verzoekt u mij vóór 17 mei a.s. antwoord te willen geven op de door u gestelde vragen inzake de aanbesteding van de NOS.

De datum van 17 mei a.s. is ingegeven vanuit de gedachte dat de offerteperiode in het kader van de aanbestedingsprocedure per 17 mei a.s. afloopt. Ik heb inmiddels een brief ontvangen van de voorzitter van de Raad van Bestuur van Publieke Omroep waarin hij mij meldt dat vorige week aan partijen, die de aanbestedingsdocumenten hebben opgevraagd, is gemeld dat het verloop van de aanbestedingsprocedure en de start van de werkzaamheden in het kader van de via de aanbestedingsprocedure af te sluiten overeenkomst met een half jaar is uitgesteld. Dit onder de conditie dat Publieke Omroep in staat is de geleverde werkzaamheden onder het bestaande contract met een half jaar tegen gelijke voorwaarden te continueren en tevens indien wordt toegezegd dat het niet aanbesteden van de interim-oplossing niet bij de rechter zal worden aangevochten. Zeker is in ieder geval dat de datum van 17 mei a.s is opgeschoven. Publieke Omroep heeft een afschrift van deze brief gestuurd aan de vaste Kamer commissies van EZ en OCW. Ik heb bij deze brief eveneens een kopie bijgevoegd.1

Gelet op dit nieuwe gegeven meen ik dat ik er geen strikte reden is om uw vragen vóór 17 mei a.s. te beantwoorden. Enig uitstel van de beantwoording geeft mij de gelegenheid het proces van uitstel te monitoren en daarover zo nodig overleg te hebben met de betrokken partijen. Ik kan u dan meer precies informeren over het besluit van Publiek Omroep. Tevens geeft het de gelegenheid voor de noodzakelijke afstemming met de andere organisaties, die direct dan wel indirect betrokken zijn bij de lopende aanbesteding waaronder het ministerie van Financiën, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en OPTA.

Het spreekt vanzelf dat ik uw vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie weken, zal beantwoorden.

De Minister van Economische Zaken

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), Voorzitter Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Egerschot (VVD) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GL), Joldersma (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Weekers (VVD) en Van Dijk (CDA).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven