24 095
Frequentiebeleid

26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

27 088
Kabel en consument: martkwerking en digitalisering

nr. 170
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 juli 2004

De vaste commissie voor Economische Zaken1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 hebben op 2 juni 2004 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– omroep via de kabel: stand van zaken (26 643, 27 088, nr. 49);

– de positie van KPN ten aanzien van digitenne (24 095, nr. 162).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Gerkens (SP) constateert dat van de doelstelling meer toezicht en meer consumentenbescherming uit de nota «Kabel en consument: marktwerking en digitalisering» van 2000 bitter weinig terecht is gekomen, evenals van de belofte dat privatisering van de kabel voor de consument beter zou zijn. In andere debatten is al gezegd dat het kortzichtig is als de overheid haar infrastructuur uit handen geeft. De kabel vormt daarvan helaas de beste illustratie. Nu heeft 95% van de Nederlandse bevolking te maken met de monopoliepositie van kabelexploitanten en mag daarvoor flink dokken. De macht van kabelexploitanten moet beperkt worden. In die zin is zij blij met de brief van het kabinet.

De beste oplossing zou zijn terugkopen van de kabel. Daarvoor is echter geen meerderheid in de Kamer te krijgen. De minister stelt een splitsing tussen netten en diensten voor. Daarbij blijft de kabel echter in handen van commerciële marktpartijen die misbruik kunnen blijven maken van hun monopoliepositie. Mevrouw Gerkens stelt voor om van het huidige basispakket over te gaan naar een standaardpakket van toegang tot de kabel plus een aantal televisiekanalen. Gedacht kan worden aan een pakket met alle op Nederland gerichte zenders. De overheid moet erop toezien dat de Nederlandse tv-kijker toegang tot de meest elementaire informatie heeft en houdt tegen een redelijke prijs. Daarom moet voor dat pakket een maximumprijs worden vastgesteld, zodat concurrentie mogelijk is, en geen standaardprijs. Het voorstel, waarvoor wel een wijziging van artikel 82j van de Mediawet nodig is, kan per direct worden ingevoerd. Dan is men in één klap van alle recente prijsverhogingen af en worden de kabelaars gedwongen om na te denken over het voorstel van de minister en staatssecretaris in de kabelbrief.

In mei 2004 zou de Hoge Raad een uitspraak doen over de parameters voor de hoogte van de vergoedingen in het kader van het auteursrecht. Is die uitspraak er al? Uit de brief blijkt dat het kabinet het een serieus probleem vindt. Is de minister bereid om er iets meer druk op te zetten?

De minister schrijft dat bij de digitale diensten sprake is van een kip-eisituatie: er is geen afname omdat er geen aanbod is en er is geen aanbod omdat er geen afname is. Kan de minister komen met voorstellen om het aanbod van digitale diensten te bevorderen?

Indien de onderzoeken van de NMa en de OPTA aantonen dat inderdaad sprake is van excessieve prijsverhogingen, zijn de kabelaars dan gedwongen om het te veel geïnde abonnementsgeld met terugwerkende kracht terug te geven aan hun klanten, zonder dat zij daarbij een individuele gang naar de rechter moeten maken?

De heer Van Dam (PvdA) stelt vast dat de discussie over de technische kant van het omroepbeleid moet worden gevoerd in het perspectief van de technologische ontwikkelingen. Over tien jaar is misschien geen sprake meer van schaarste op de kabel en kan iedereen een hoeveelheid zenders rechtstreeks op tv ontvangen. Voorlopig is echter nog 91% van de consumenten afhankelijk van de kabel en is sprake van een monopoliepositie. Er zijn dus regels nodig om te voorkomen dat de kabelaars hun positie misbruiken en om de keuzevrijheid voor consumenten te vergroten. De heer Van Dam vindt dat het kabinet met de twee hoofdlijnen van beleid een goede richting aangeeft. De vraag is alleen of het snel genoeg gaat.

De eerste hoofdlijn is het stimuleren van concurrentie tussen infrastructuren. Dat kan door het gebruik van glasvezel en draadloze verbindingen, waarover deze maand nog een overleg zal volgen. Een andere mogelijkheid is de satelliet, waaraan echter overstapkosten zijn verbonden. Daarop heeft de overheid weinig invloed. Wat vindt de minister van het verbod op het plaatsen van een schotel dat sommige woningbouwcorporaties hun huurders opleggen? Vanuit het oogpunt van een concurrerende communicatie- en omroepmarkt is dat niet wenselijk. Ook Digitenne is een mogelijkheid. De vraag is alleen of Digitenne overal in het land beschikbaar zal zijn. Het kabinet vindt het vastrechtmodel een aantrekkelijke mogelijkheid. De PvdA-fractie voelt ook voor een vastrechtmodel waarbij de consument betaalt voor de kabelaansluiting en kan kiezen welke zenders hij extra wil en per zender kan afrekenen.

De tweede hoofdlijn is de consumentenprijs en de invloed van de consument op het programma-aanbod. In dat verband vindt de heer Van Dam het voorstel van mevrouw Gerkens interessant. In het pakket bij een vastrechtmodel horen de must-carryzenders, de Nederlandstalige publieke zenders, de Belgische publieke zenders en de regionale zenders. Mensen kunnen vervolgens nog kiezen voor commerciële of buitenlandse zenders, mits zij daarvoor betalen. Dat vereist echter digitalisering van de kabel. Dat leidt tot extra kosten. Per televisie is nu een set-top box nodig. Zolang dit technisch niet is opgelost, blijft de vraag hoe consumenten invloed kunnen hebben op het programma-aanbod. De huidige programmaraden vindt de heer Van Dam niet de ideale oplossing. De commerciële omroepen moeten nu met hun programma's naar elke programmaraad en de raad overtuigen dat hun programma's in het pakket horen. Soms zijn er ook conflicten tussen programmaraden en de burgers die zij vertegenwoordigen en de kabelaars. Het idee van sommige kabelaars van een referendum onder abonnees over de zenders die in het standaardpakket moeten, vindt de heer Van Dam bespreekbaar. Daarvoor zou de Mediawet wel moeten worden gewijzigd. Digitalisering kan uiteindelijk ook leiden tot het einde van de programmaraden. Bij dit soort modellen horen wel streng gereguleerde tarieven. Afgewacht moet echter worden of de OPTA in de marktanalyse daarvoor voldoende gronden ziet.

Het kabinet wil met de betrokkenen gaan overleggen over introductie van een vastrecht en de invloed van consumenten. Gezien de afloop van het convenantsoverleg heeft de PvdA-fractie voorkeur voor een wijziging van de Mediawet. De betrokkenen mogen daarbij meepraten, maar de vraag of het gebeurt, is dan in wezen beantwoord.

De heer Van Dam wacht de reactie van het kabinet op het voorstel van mevrouw Gerkens af. Het zou hem verbazen als het kan door een wijziging van de Mediawet, want men heeft te maken met de Europese ONP-richtlijn en de Telecommunicatiewet. Daarin staat dat de OPTA de tarieven voor het transportdeel van de kabel reguleert als de marktsituatie ingrijpen rechtvaardigt. Dat is ook de meest geëigende weg.

De kabelaars moeten auteursrechten afdragen en voor het doorgeven van programma's die zij zelf niet hebben gemaakt, toestemming vragen en zelfs twee keer toestemming vragen als zij een programma zowel analoog als digitaal uitzenden. De heer Van Dam vindt het logischer dat de programma-aanbieders de auteursrechten regelen en betalen. Het principe van actual audience zou van toepassing moeten zijn. Daarentegen zijn internetproviders niet verantwoordelijk als zij auteursrechtelijk beschermd werk doorgeven, maar degene die het auteursrechtelijk beschermde werk aanbiedt. De heer Van Dam wil dat dit verschil wordt weggenomen.

KPN mag van de minister het belang in Digitenne uitbreiden. Digitenne moet tot 2007 80% van de frequentieruimte gebruiken voor televisie. Kan de minister garanderen dat dit tot 2007 zo blijft en dat de beleidsregels niet zodanig gewijzigd worden dat Digitenne ook ingezet kan worden voor draadloos internet? Als dat mogelijk wordt, breidt KPN niet zijn belang in een omroepdistributiebedrijf, maar zijn belang in een internetbedrijf uit. Op die markt heeft KPN al een aanzienlijk aandeel.

De heer Aptroot (VVD) stelt vast dat helaas voorlopig bemoeienis van de overheid met de kabel voor radio en tv nodig blijft, omdat consumenten beschermd dienen te worden in een monopoliesituatie. Gezien het feit dat 91% van de huishoudens is aangesloten op de kabel, is het verbazend dat er in de praktijk maar één aanbieder is en dat er voor alternatieven hoge drempels zijn in de vorm van hoge aansluitkosten of een beperkt bereik.

Van 1995 tot 2002 was sprake van pittige tariefstijgingen, namelijk 4,5% per jaar. Het afgelopen jaar was de stijging groter. De heer Aptroot constateert dat tariefuniformering meestal betekent tariefverhoging en zeer zelden tariefverlaging. Uit onderzoeken van de NMa en de OPTA zal echter moeten blijken of ingrijpen noodzakelijk is. Het is goed dat de bewindslieden een prijsmaatregel bij algemene maatregel van bestuur voorbereiden. Mocht het nodig zijn, dan ligt het instrumentarium klaar.

Het is een goede zaak dat het kabinet met de sector wil overleggen over het vastrechtmodel. Is echter de indruk juist dat de bemoeienis met de kabel vooral is ingegeven door de overtuiging dat het radio- en tv-aanbod voor een zo gunstig mogelijke prijs bij de consument moet komen? Gezien toekomstige ontwikkelingen, waardoor de kabel steeds meer zal concurreren met het telefoonnet, GSM-netwerken en andere aan te leggen netwerken, is het de vraag of het niet te ver gaat om nu en vastrecht en dergelijke zaken te willen regelen. De VVD-fractie is voorstander van de meest toekomstgerichte oplossing. Die kan inhouden dat de bemoeienis met de kabel nu te ver gaat, omdat die de komende jaren door nieuwe toepassingen wordt achterhaald. Misschien willen consumenten ook helemaal niet dat de overheid bijzondere diensten regelt, maar willen zij dat de overheid regelt dat zij het basispakket voor een zo laag mogelijke prijs krijgen. Moet de bemoeienis niet beperkt worden tot de prijs voor het radio- en tv-aanbod?

Eén van de argumenten van de minister om KPN toestemming te geven om het aandeel in Digitenne te vergroten van 30% tot 40% is dat extra financiering van Digitenne nodig is. In de brief staat dat Nozema geen extra middelen heeft om in Digitenne te steken, maar Nozema breidt wel zijn belang uit van 30% naar 40%. Dat is vreemd. Hoe wordt dat gefinancierd? De NMa heeft geen bezwaren, omdat er geen sprake is van machtsconcentratie. KPN heeft echter geslaagde proeven gedaan met tv via het vaste net. Verschillende netwerken zullen op verschillende terreinen steeds meer met elkaar concurreren. KPN heeft een belang van 100% in het vaste net voor telefonie, waarover straks ook radio- of tv-signalen kunnen gaan. Een belang van 40% in Digitenne is groot. Daarmee heeft KPN twee van de mogelijkheden redelijk in handen. Uit een oogpunt van consumentenbescherming is dat niet goed. Procedureel is het ook onjuist dat andere partijen niet zijn gehoord. Op het gebied van mededinging en machtsconcentratie moet men niet alleen de partijen die een voorstel doen om een belang te vergroten, horen, maar juist de andere partijen. De fractie van de VVD kan op basis van de informatie in de stukken niet instemmen met de uitbreiding van het belang van KPN in Digitenne.

De heer Aptroot kan zich vinden in de andere zaken die zijn genoemd in de kabelbrief.

De heer Vendrik (GroenLinks) constateert dat tien jaar nadat de privatiseringsgolf op gang is gekomen nog steeds sprake is van onderhandelingen over contracten en dat een private monopolist voor problemen zorgt. Hij hoopt dat de autonome ontwikkeling van de technologie op korte termijn zal leiden tot een concurrerend radio- en televisiepakket voor de consument. Er wordt ook al zes jaar gezegd dat er concurrentie in de infrastructuur komt, maar nog steeds is het niet zo ver. De cijfers in de nota spreken wat dat betreft voor zich. De heer Vendrik heeft sympathie voor de keuzes die het kabinet maakt. Als het kabinet zelf een project zou doen zoals het project Jelgersma om te zorgen voor een concurrerend dienstenaanbod op de kabel, heeft dat zijn steun. Dat moet dan echter wel snel gebeuren. De heer Vendrik proeft wat dat betreft nog een aarzeling in de brief van 18 maart 2004. Hoe urgent vinden de bewindslieden dit vandaag?

De heer Vendrik verwijst naar de rechtszaak tussen UPC en de gemeente Wageningen. Na de uitspraak van de rechter staat de gemeente Wageningen met lege handen en kan UPC gaan doen wat het wil. Als de bewindslieden de gemeentelijke contracten zien als een manier om de prijzen te reguleren en het monopolie te beheersen, moet geconstateerd worden dat dit voor een gemeente als de gemeente Wageningen niet geldt. Wat is de gemeentelijke route nog waard? Wat is op dit moment de positie van de gemeenten? Welke juridische gelding hebben de kabelcontracten op dit moment? Wat kunnen de bewindslieden op korte termijn doen om de gemeenten te steunen? Als de zaken er inderdaad zo slecht voor staan als het lijkt, worden de gemeenten gewoon uitgekleed en met hen de burgers. Dat kan niet en daarvoor is snelle actie nodig.

Als het nieuwe regulerende werk van de OPTA ertoe leidt dat een baas van een grote kabelaar de komende jaren in de Kamer komt dreigen dat door het werk van de OPTA zijn bedrijf naar zijn grootje gaat, vindt de heer Vendrik dat een teken dat men goed bezig is in dit land. Die situatie is wenselijk, maar er zijn nog geen bewijzen voor. Hoe staan de zaken ervoor en wat mag van de OPTA verwacht worden?

De onderhandelingen die de bewindslieden met de sector willen aangaan over een vastrechtmodel, moeten geen herhaling zijn van het uiteindelijk niet gelukte convenantsoverleg van de heer Jelgersma. Welk extra machtsinstrument kan de overheid inzetten in dat gesprek? De strijd zal keihard gevoerd worden, want het gaat om de pegels.

De heer Vendrik vraagt zich af of de route van de bewindslieden daadwerkelijk tot resultaat zal leiden. Zijn nog nieuwe acties te verwachten van de zijde van het kabinet? Toegang tot de meest elementaire informatiekanalen, waarvan televisie en radio er één van zijn, is een democratisch basisrecht van burgers. Die informatiekanalen moeten tegen een normale prijs te ontvangen zijn. Het gaat niet alleen om bescherming van consumenten, maar ook om een garanderen van rechten van burgers in de kennissamenleving.

De heer Vendrik sluit zich aan bij de vragen die over Digitenne zijn gesteld.

De heer Bakker (D66) constateert dat er na twee kabelnota's waarin meer een beschrijving van de situatie stond dan beleid, nu een brief ligt van de bewindslieden van EZ en OCW waarin beleid staat. De vraag is wel of het kan worden uitgevoerd en of het snel kan.

In het najaar van 1999 is bijna kamerbreed, met uitzondering van de VVD-fractie, geconcludeerd dat er in het belang van de consument sprake moest zijn van open toegang op de kabel. Minister Jorritsma was er echter tegen. Zij vond dat UPC eerst de kans moest krijgen om zijn investeringen terug te verdienen. Staatssecretaris de Vries was bezig met de radiofrequenties en minister Zalm vond het ook geen prioriteit. Zo lukte het de drie bewindslieden van de VVD om de open toegang uit te stellen. De consument viste dus achter het net en de bedrijven hebben de afgelopen jaren hun tarieven kunnen verhogen. Zij bieden geen service of keuze en hebben niet of veel te traag gewerkt aan digitalisering. Zij kwamen niet met elkaar tot overeenstemming over de decoders. En de consument zit nog steeds met de kabel en het vaste pakket waarover hij niets te zeggen heeft. De programmaraden moeten dit alles reguleren, maar hun invloed is tanende en de vraag is nog of de programmaraden de consument echt vertegenwoordigen.

Als de Kabelwet er eerder was geweest, was het eerder mogelijk geweest om te werken aan die open toegang en het aanbieden van televisiediensten over dezelfde netwerken en aan ontbundeling van netwerken en dienstverlening. Om dit voor elkaar te krijgen is regulering door de OPTA nodig. Deze heeft nu de bevoegdheden en de heer Bakker hoopt dat die ook worden gebruikt. Hij hoopt dat het inderdaad leidt tot enig ongemak bij de bedrijven die zich de afgelopen jaren in hun monopolie hebben misdragen.

De heer Bakker is er niet gerust op dat via concurrentie tussen de infrastructuren het monopolie op tijd en effectief doorbroken wordt. De satelliet is een prachtige mogelijkheid, maar is nog marginaal. Vooral mensen die zenders uit het buitenland willen, maken er gebruik van. Digitenne is mooi, maar heeft niet de start gemaakt die men graag had gezien. Het aantal klachten over de kabel is nog steeds legio. Het is een taak van overheid en «regulators» om ervoor te zorgen dat de consument uiteindelijk aan het langste eind trekt.

Om dit alles te bereiken is de splitsing tussen vastrecht en diensten essentieel. De vraag is of bij het vastrecht de must-carryzenders horen. Waarom zou een inwoner van Den Haag niet via het netwerk van Casema een pakket van Essent mogen binnenhalen, als hem dat beter aanstaat of goedkoper is? Die keuze moet mogelijk zijn. De vraag is ook of de overheid een beleid moet voeren dat is gericht op een basispakket voor een zo laag mogelijke prijs. Misschien moet men dat aan de consument overlaten. Als consumenten massaal voor de prijs kiezen op het moment dat zij iets te kiezen hebben, zal een aanbod ontstaan tegen een lage prijs.

De heer Bakker erkent dat de consument voor het vastrecht gebonden is aan één aanbieder en dat op het transportdeel concurrentie niet mogelijk is. De Telecommunicatiewet stelt echter dat de NMa en in dit geval vooral de OPTA kijken naar de redelijkheid van de tarieven voor het vastrecht. Als misbruik wordt gemaakt van de monopoliepositie kan de OPTA ingrijpen en een redelijk rendement vaststellen. Dat is de hoofdroute. De NMa en de OPTA zijn straks de regulators in een markt waarop de consument het voor het zeggen heeft. Om dat te bereiken zullen zij de consument mogelijkheden moeten geven en competitieve aanbiedingen moeten uitlokken. Zij zullen voor concurrentie moeten zorgen. Als die er niet kan zijn, moeten er uitspraken van de OPTA komen over bijvoorbeeld het vastrecht. Inderdaad zal dat nog even duren en zullen in de tussentijd de prijzen stijgen. Zolang de mogelijkheid van concurrentie niet bestaat, is voor de heer Bakker tariefmaximering aan de orde. De vraag is echter of artikel 82j van de Mediawet daarvoor moet worden gewijzigd.

In de huidige regeling van de auteursrechten moeten bij meer publicaties meermalen rechten worden betaald. Dat is een enorme belemmering voor de ontwikkeling van nieuwe diensten en nieuw aanbod. Beter zou zijn om over te gaan naar het principe van actual audience, waarbij de vraag is hoeveel mensen er daadwerkelijk naar kunnen kijken. De minister is wat terughoudend, maar uit een oogpunt van marktstimulering zou hij daarin een stap verder mogen gaan.

Als men wil dat via decoders en digitalisering een alternatief aanbod tot stand komt, moet niet een situatie ontstaat zoals nu bij Canal+ dat te lijden heeft onder fraude met de smartcard. De overheid doet er weinig aan, want zij vindt bolletjesslikkers en heroïneprostitutie belangrijker. Bedrijven hebben zelf ook een belangrijke eigen verantwoordelijkheid bij het tegengaan van fraude, maar de overheid mag niet zeggen dat zij iets wat strafbaar is, per definitie niet vervolgt. Als fraude wordt toegelaten, komen de nieuwe diensten nooit tot stand.

Zolang nog geen sprake is van regulering door de OPTA of mogelijkheden om de tarieven van overheidswege in de hand te houden, is er de weg van de gemeentelijke contracten. De vraag is echter wat die nog waard is. De heer Bakker zou het op prijs stellen als het kabinet zegt dat die route niet moet worden verlaten, zolang niet op een andere manier een redelijke tarifering is verzekerd.

De heer Bakker vindt het jammer dat het kabinet in het Bouwbesluit niet heeft willen regelen dat in ieder huis behalve een standaardaansluiting voor de kabel een standaardaansluiting voor de satelliet aanwezig is. De Kamer wilde het, maar het kabinet wilde dereguleren. Het kabinetsbeleid op het ene terrein, meer concurrentie tussen infrastructuren, werd daarmee onderuit gehaald door het kabinetsbeleid op het andere terrein, namelijk het Bouwbesluit.

Het is ook jammer dat bij de satelliet en bij Digitenne de regionale en lokale omroepen niet vertegenwoordigd zijn. Moet dit niet bevorderd worden?

De heer Bakker heeft principieel, gelet ook op het advies van de NMa, niet zoveel bezwaren tegen een groter aandeel van KPN in Digitenne. Wat is echter de positie van Nozema? Waarom zijn partijen niet gehoord? Hoe kan het dat de NMa en de OPTA hierin van mening verschillen? Hoe staat de minister hier tegenover?

De heer Atsma (CDA) sluit zich aan bij de waardering voor het feit dat nu eindelijk een stuk op tafel ligt waarin keuzes worden gemaakt. Dat onderscheidt in algemene zin dit kabinet van het vorige. Zijn fractie heeft de afgelopen jaren een- en andermaal gepleit voor meer concurrentie op en tussen de verschillende infrastructuren. De consument moet kunnen kiezen. Dat moet centraal staan in het kabinetsbeleid. Daarom is het goed dat met kracht wordt gewerkt aan alternatieven.

De satelliet is een fantastisch alternatief, maar helaas nog te weinig ontdekt. De CDA-fractie is blij met de wijziging van de Mediawet waardoor een aantal regionale omroepen over de grens mogen gaan. Het is alleen jammer dat de initiatieven op dat gebied weer in de kiem worden gesmoord. De heer Atsma verwijst wat dat betreft naar Limburg. Zijn fractie ziet graag dat het kabinet publieke omroep via de satelliet stimuleert. Dit kan wellicht in relatie met de switch-off. Dat kan geld opleveren om enerzijds de onrendabele niet bekabelde gebieden een duwtje in de rug te geven en anderzijds satelliet-tv een impuls te geven. Waarom is het overigens de laatste tijd zo stil rondom de commissie-Koetje die zich buigt over de switch-off?

Het is verheugend dat de open toegang tot de kabel op papier goed is geregeld, maar de vraag is of de praktijk niet weerbarstiger zal uitpakken. Hebben de internetproviders belangstelling om via een andere dan de eigen kabel actief te worden? Zo nee, waarom niet?

De kabelsector heeft anderhalf jaar geleden de ambitie uitgesproken om te komen tot een vastrechttarief. Daarover ontstond toen onmiddellijk commotie, ook in deze Kamer en ook bij partijen die zich nu een warm pleitbezorger van vastrecht tonen. De CDA-fractie heeft een vastrechtmodel nooit op voorhand afgewezen. Het kan ertoe leiden dat het voor de consument goedkoper wordt, omdat meer maatwerk mogelijk is. Daarnaast is het grote voordeel van vastrecht dat de financiering van de infrastructuur goed is geregeld, waardoor de open toegang laagdrempeliger wordt. De heer Atsma sluit zich aan bij de collega's die zich in positieve zin over het vastrecht hebben uitgelaten. Hij moedigt het kabinet aan de stappen die voorzichtig zijn gezet, te vervolgen. Het geeft overigens te denken dat het in de kabelsector opvallend stil is rond het vastrechttarief. Als dat is omdat de tarieven in het gehele land zodanig zijn verhoogd dat het niet meer nodig is, is dat een extra reden om ernaar te kijken. De heer Atsma moedigt het kabinet aan om het gesprek met de kabelsector op dit punt aan te gaan met een positieve insteek.

De heer Atsma vindt het nog steeds jammer dat indertijd in de Kamer initiatieven om de positie van programmaraden te versterken, in de kiem zijn gesmoord. Het argument dat zij van zeer tijdelijke aard zijn, wordt al vijf jaar gebruikt. Het zal ook nog zeker vijf jaar duren voordat de digitalisering zover is dat de programmaraden niet meer nodig zijn. Het zou de heer Atsma zeer welkom zijn als de mogelijkheid bestaat om de positie van de programmaraden alsnog te versterken. De Casema heeft bijvoorbeeld zenders waar niemand op zit te wachten, overgeheveld van het basispakket naar het standaardpakket. Dat leidt alleen maar tot nieuwe discussies en hogere kosten voor degenen die een aantrekkelijk pakket willen blijven ontvangen.

Het is jammer dat de discussie over breedband op een later moment wordt gevoerd, omdat daarbij ook zal worden gesproken over de kabelinfrastructuur. Kabelbedrijven zijn tot steeds meer in staat. Wettelijk wordt steeds meer uit de kabel gehaald. De ontwikkelingen van het laatste jaar zijn buitengewoon positief. Dat betekent dat elke impuls om te digitaliseren gestimuleerd moet worden. Hoe oordeelt de minister tegen deze achtergrond over het feit dat gemeenten en soms heel grote gemeenten in toenemende mate een kabelinfrastructuur, een breedbandinfrastructuur, aanleggen en soms met nogal wat publiek geld? Hoe verhoudt dit zich tot het level playing field?

De heer Atsma sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Van Dam over het verbieden van schotels door woningbouwcorporaties. Verder exploiteren woningbouwcorporaties in toenemende mate zelf kabelnetten. Daarmee behoeft niets mis te zijn. Als echter de geruchten dat de woningbouwcorporaties hun kabeldiensten verrekenen in de huren, waar zijn, hoe verhoudt dit zich dan tot elkaar?

Digitenne is een uitstekend initiatief. De aandeelhouders zijn bekend. Het kabinet is van mening dat KPN zijn aandeel kan vergroten tot 40%. De heer Atsma sluit zich aan bij de vragen die hierover zijn gesteld. Hebben de kabelaars ook een kans gehad, gezien het belang dat ook zij hebben bij digitalisering? De kabelaars die al monopolist zijn, zouden dan een nog groter belang krijgen, maar hetzelfde kan van KPN worden gezegd. Via Digitenne worden diensten aangeboden die via de nieuwe infrastructuur kunnen worden aangeboden. Uiteindelijk gaat het erom dat de consument keuzemogelijkheden heeft. De heer Atsma is benieuwd in hoeverre naast de NMa de OPTA op voorhand een helder antwoord heeft gegeven.

Wat zijn de consequenties, als de komende jaren Digitenne in de regio's niet kan worden benut vanwege frequentieproblemen en afstemmingsproblemen met Duitsland en België?

De heer Atsma merkt ten slotte op dat Digitenne prachtig is, maar dat het jammer is dat de sluitpost voor Digitenne kennelijk nog steeds een pornokanaal is.

Antwoord van de bewindslieden

De minister is blij met de waardering van de Kamer voor de inzet van het kabinet om beleid te voeren. Dat beleid wordt ook hier gekenmerkt door het begrip «sterke markt, sterke overheid». De Europese wetgeving moet zoveel mogelijk in realiteit worden omgezet en waar aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, zal het kabinet niet aarzelen om die te treffen. Het heeft echter de voorkeur om zoveel mogelijk de Telecommunicatiewet te hanteren.

Het beleid van het kabinet is gericht op enerzijds het stimuleren van concurrentie op de kabel en anderzijds een goed toezicht op de consumentenprijs en invloed van de consument op het programma-aanbod. Het is dus van grote betekenis dat er toezichthouders zijn die in staat zijn om de balans in de driehoek van kabelaars, programma-aanbieders en consumenten in evenwicht te brengen. Het kabinet heeft een aantal actiepunten opgesteld om dit te bereiken.

Het kabinet zal met de sector gaan overleggen over de introductie van een vastrechtmodel en maatregelen die de sector zelf wil treffen om de tarieven voor de consument transparanter te maken. Het overleg tot nu toe heeft niet tot resultaat geleid, maar transparantie van de tarieven voor de consument blijft het kernpunt. De consument heeft het recht om te weten wat hij betaalt voor de infrastructuur en wat voor de programma's. Op dit moment valt er inderdaad voor de consument niet veel te kiezen. Als de kabelbedrijven de steun van de minister willen bij de digitalisering en het aanbieden van nieuwe diensten, zullen zij op dit punt verder moeten gaan dan zij tot nu toe wilden gaan.

Voor de AMvB over tarieftoezicht, waarbij het ministerie van Economische Zaken is betrokken, verwijst de minister naar het antwoord van de staatssecretaris.

Om de keuzevrijheid van de consument te verbeteren zal er meer aanbod moeten komen. De stappen van Essent en UPC om extra pakketten aan te bieden vindt de minister een begin.

Het ministerie van Economische Zaken wil bijdragen aan nieuwe activiteiten. Daarbij hoort ook een standaard voor interactieve digitale televisie. EZ stimuleert dat ook. Met de Europese Commissie zal de discussie gevoerd moeten worden hoe die standaard er precies uit moet zien. De minister hoopt voor de zomer daarover contact te hebben en de Kamer daarover na de zomer te berichten.

De vertegenwoordigers van de kabelbedrijven hebben in het overleg gezegd dat het analoge aanbod van minimaal vijftien zenders nauwelijks meer kost dan een euro bovenop de kosten van het transport. De infrastructuur is dus aanmerkelijk duurder. Het lijkt de minister een argument om te zeggen dat de bedrijven dat dan maar zichtbaar moeten maken. CAI Westland doet dit overigens al. Voor de consument is dan duidelijk waarvoor hij betaalt.

Het vastrecht kan op grond van de Europese wetgeving alleen worden ingevoerd in overleg met de Commissie en nadat is aangetoond dat het huidige regime niet volstaat. Daarvoor is de analyse van de OPTA nodig. Als blijkt dat het nieuwe systeem niet werkt, kan men iets ondernemen. Dat kan echter wel een wijziging van de Telecommunicatiewet vergen. De minister spreekt uit dat hij daartoe eventueel bereid is.

De consumenten kunnen niet rechtstreeks hun geld terugkrijgen als sprake is van excessieve prijsverhogingen. De NMa kan een boete opleggen. Een uitspraak van de NMa in die zin biedt de consument de kans om via het privaatrecht geld van het kabelbedrijf terug te vorderen. De minister verwijst wat dat betreft naar een amendement van de heer Aptroot op de Mededingingswet. Hij zou het op prijs stellen als er snel een overleg over de Mededingingswet kan komen.

De minister constateert dat de gemeenten indertijd zelf, deels om goede redenen, de zeggenschap over de kabel uit handen hebben gegeven. Nu lijken zij na de uitspraak van de rechter met lege handen te staan. De minister acht het niet de juiste weg om de gemeenten een wettelijke mogelijkheid te geven om via contracten in de tarieven in te grijpen. Via de NMa en de OPTA zijn er mogelijkheden om in te grijpen wanneer kabelaars misbruik van hun positie maken. De gemeenten hebben indertijd in kabelcontracten mogelijkheden over prijzen en subsidies over de totale tarieven afgesproken. Ook nu gebeurt dat. De contracten blijven van belang voor de kabelaars en de gemeenten. De minister is van mening dat men de problemen bij de tarieven, gegeven de ONP-richtlijnen, vooral via het toezicht moet oplossen.

De vraag of woningbouwcorporaties zelf kabelnetten kunnen exploiteren en de rol van de verschillende partijen bij de aanleg en exploitatie van netten wil de minister bij de discussie over breedband bespreken.

Woningbouwcorporaties mogen schotels verbieden. Het Bouwbesluit staat schotels toe, mits goed geplaatst. Een bewoner kan een verbod bij de rechter in principe aanvechten.

De minister heeft van de kabelbedrijven begrepen dat zij met de internetproviders hebben gesproken over de wijze waarop toegang kan worden geboden. Daarbij zijn drie belangrijke punten gesignaleerd: er zijn meer kabelbedrijven nodig om een landelijke dekking te bieden, de verschillende kabelbedrijven hebben verschillende technieken voor internet en de kabel vergt extra investeringen van de internetprovider voor het doorgeven.

Vanwege de mededingingsaspecten heeft de minister de NMa gevraagd, te bezien in hoeverre KPN een groter belang in Digitenne kan verwerven zonder een economische machtspositie in te nemen. De NMa is tot de conclusie gekomen dat er de eerste drie jaar geen reden is om aan te nemen dat een economische machtspositie ontstaat. De minister heeft kennis genomen van de kritiek van de Kamer op het advies van de NMa. Hij heeft de kritiek aan de NMa voorgelegd en de NMa heeft per brief van 24 mei een reactie gegeven. Zij ziet in de kritiek geen aanleiding om haar advies te herzien. De minister zal de Kamer een afschrift van die brief sturen.

Naast het advies van de NMa heeft de minister andere overwegingen gehad om zijn oordeel over het aandeel van KPN in Digitenne bij te stellen. Hij acht het niet wenselijk dat KPN als infrastructuuraanbieder een beslissende invloed op het programma van Digitenne krijgt. Dat is aan KPN meegedeeld. Daarop is een schriftelijk verzoek van KPN gekomen om onder een aantal voorwaarden het aandeel te mogen vergroten tot 40%. Die voorwaarden zijn dat KPN geen omroepdiensten aanbiedt via Digi-tenne en geen zeggenschap uitoefent over het programma-aanbod. Het verschil in dit opzicht tussen KPN en de kabel is dat het voor KPN een aanvullende dienst is. KPN zit niet in de infrastructuur via welke de tv-programma's worden verspreid. De minister verwacht met KPN geen nadere problemen. Naast KPN krijgt Nozema een aandeel van 40%. Het aandeel van de NOB wordt teruggebracht tot 10%. Het wordt gefinancierd door een herkapitalisatie binnen de aandeelhouders. Wat Nozema betreft gaat het om een beperkt eenmalig bedrag. Daarmee is er een tegenwicht tegen een eventuele vorm van beïnvloeding door KPN. Door deze toezeggingen heeft Digitenne voor de komende jaren zicht gekregen op financiële zekerheid.

Het advies van de NMa betreft de komende drie jaar. Ultimo 2006 zal de minister weer advies vragen over de mededingingsaspecten. Als er dan problemen blijken te zijn, zal de minister niet aarzelen om van zijn bevoegdheden gebruik te maken.

Wat de andere partijen betreft verwijst de minister naar zijn toezegging in de brief dat hij erop zal toezien dat daadwerkelijk gesprekken zullen plaatsvinden tussen eventuele belangstellenden en Digitenne en haar aandeelhouders. Een eventueel resultaat van die gesprekken zal worden voorgelegd aan de NMa.

Digitenne kan niet op korte termijn in heel Nederland verwacht worden. De minister zegt toe dat hij dit onderwerp schriftelijk zal beantwoorden.

De staatssecretaris is van mening dat een mogelijke prijsmaatregel moet gelden voor het basispakket van ongeveer vijftien zenders en niet voor het gehele pakket. Ten eerste gaat het slechts om 10% tot 20% van de totale prijs en ten tweede is de prijsmaatregel bedoeld om voor consumenten te waarborgen dat zij van de basisvoorziening van het televisie-aanbod gebruik kunnen maken. Het lijkt dus niet logisch om een prijsmaatregel voor het gehele pakket in te voeren. Verder wil de staatssecretaris het onderzoek van de OPTA afwachten.

Het referendum is bij de instelling van de programmaraden inderdaad aan de orde geweest, maar het is niet verder uitgewerkt. Daarbij ging het steeds om een vertegenwoordigingsconstructie. Onlangs is via wetgeving de positie van de programmaraden verbeterd. De staatssecretaris wil afwachten hoe dit uitwerkt. Dat neemt niet weg dat wel wordt gewerkt aan een verbetering van het functioneren van de programmaraden, de pluriformiteit en de ontwikkeling van de consumenteninvloed erop. Daarover vindt overleg plaats met alle betrokken partijen.

Het verschil op het gebied van auteursrecht tussen de kabelbedrijven en de internetproviders heeft te maken met de openbaarmaking. De internetprovider is een voorziening. Hij is niet zelf actief verantwoordelijk voor openbaarmaking. Degene die de site beheert en op internet heeft staan, maakt openbaar en is auteursrecht verschuldigd. De internetproviders hebben wel een strafrechtelijke verantwoordelijkheid, maar geen auteursrechtelijke verantwoordelijkheid.

De staatssecretaris had gehoopt op een duidelijke uitspraak van de Hoge Raad over de parameters voor de vergoeding. Zij vindt het jammer dat de zaak is terugverwezen naar het hof. Daardoor is er nog steeds geen duidelijkheid. Het uitgangspunt van het kabinet is in elk geval actual audience. Naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad zal overleg volgen met Justitie of dat uitgangspunt actief met wetgeving ondersteund moet gaan worden of dat de uitspraak van het hof moet worden afgewacht.

Bij de fraude met de smartcard wordt op dit moment ingezet op een privaatrechtelijke aanpak van de handelaren. Het is ondoenlijk om de consument centraal te stellen bij de aanpak van die fraude. Het kan ook strafrechtelijk, maar dat is een arbeidsintensieve, moeilijk uitvoerbare en kostbare weg. De privaatrechtelijke afhandeling van dergelijke zaken lijkt effectiever te zijn, ook met het oog op de financiële aspecten. De staatssecretaris kan niet spreken voor de minister van Justitie en wil dan ook niet treden in de opmerking dat de overheid per definitie heeft gezegd dat zij op dat gebied nooit zal vervolgen. Het is aan de minister van Justitie om dit mede te wegen in zijn prioriteiten.

De regionale omroepen zijn nauw betrokken bij het vraagstuk rond de switch-off en zijn onder andere lid van de task force. De consequentiesvoor de regionale omroepen worden ook goed bekeken. De financiering van de regionale omroepen, inclusief doorgifte via satelliet en ether, is een integrale verantwoordelijkheid van de provincie. Het kabinet wil dat handhaven.

Nadere gedachtewisseling

De heer Vendrik (GroenLinks) vindt het iets te gemakkelijk om alleen te zeggen dat de gemeenten indertijd zelf de privatisering van kabelnetten tot stand hebben gebracht. In het kader van regulering van de consumentenprijs verwijst de minister in de brief naar de mogelijkheid van gemeentelijke contracten. De brief dateert van drie maanden geleden. De jurisprudentie van nu wijst uit dat de gemeenten met lege handen staan. De optie van de gemeentelijke contracten is dus van tafel. Het duurt nog ruim een halfjaar voordat de OPTA klaar is met haar analyse. Afgewacht moet worden of de NMa nog ergens mee komt. Ook de AMvB hangt daarvan af. Iedereen wacht dus af, terwijl de burger binnenkort een tariefverhoging voor zijn kiezer krijgt. De heer Vendrik vindt dit onbestaanbaar. Het beste wat deze minister kan doen, is maximale spoed zetten achter de actie van de OPTA.

De heer Van Dam (PvdA) vindt de mogelijkheden om in te grijpen in de prijs het belangrijkste punt.

De consument is er niet echt mee geholpen als alleen op het inhoudsdeel van een paar euro kan worden geconcurreerd. Is het mogelijk om een deel van de transportkosten te verrekenen via de diensten, op welk deel dan geconcurreerd wordt? Is de minister ook bereid om de Mediawet aan te passen om dat model in te voeren?

Mevrouw Gerkens (SP) constateert dat nu op basis van artikel 82j van de Mediawet alleen een prijsmaatregel voor het inhoudelijke deel kan worden getroffen. Haar voorstel is om de wet zodanig te wijzen dat ook het transportdeel wordt opgenomen. De OPTA houdt toezicht, maar de overheid kan dan maatregelen treffen op het moment dat het tarief voor het transportdeel excessief hoog is. Zijn de bewindslieden bereid om te bekijken of zij de Mediawet op die manier kunnen wijzigen?

De heer Aptroot (VVD) herhaalt zijn vraag of de minister vindt dat de basis van de bemoeienis is dat de televisie- en radio-aanbod voor een zo gunstig mogelijke prijs bij de consument komt. Bij een prijsmaatregel gaat het inderdaad om het basispakket. De rest is niet in het belang van alle consumenten.

Over het vastrecht heeft de heer Aptroot zijn twijfels, zeker als het pakket maar een paar euro kost. Is de minister er nog van overtuigd dat het door een vastrechtmodel en de splitsing van diensten goedkoper wordt? Als het duurder wordt, is de minister dan bereid om via de OPTA en de NMa alles erop te richten om het basispakket zo goedkoop mogelijk aan de consument aan te bieden?

De heer Atsma (CDA) hoort wat de open toegang betreft graag of er tussen wens en werkelijkheid inderdaad een wereld van verschil ligt vanwege technische of financiële problemen, waardoor de andere internetserviceproviders niet zo snel geneigd zijn om een aanvraag te doen.

Als de minister in het kader van de discussie over breedband wil terugkomen op de levering van media- en telecomdiensten door de woningbouwcorporaties, stelt de heer Atsma het op prijs als de minister hierop schriftelijk ingaat zodat de commissie het kan meewegen.

De minister wijst er wat de gemeentelijke contracten betreft op dat de gemeente Wageningen in hoger beroep is gegaan. Dat behoeft niet lang te duren. De minister zal verder maximale druk uitoefenen op de OPTA en de NMa. Na de zomer moet er een eerste resultaat liggen. Dan is er een duidelijk signaal. Hopelijk kan men dan verder gaan.

De minister vindt het geen goed idee om de transportkosten te verrekenen met diensten. De kosten van de infrastructuur moet men scheiden van de kosten van de diensten. Anders worden de criteria onduidelijk. De minister wil wel de OPTA laten onderzoeken waarom de verhouding 10 tot 1 is.

De minister merkt op dat hij niet bezig is de zaak uit te stellen. Hij ziet ook wel in dat het interessant is om een relatief klein basispakket te hebben tegen een zo laag mogelijke prijs. Hij wijst erop dat KPN met een maandelijks vastrecht van €18 nog steeds aanzienlijk duurder is. Een dergelijke systematiek heeft de minister voor ogen bij het vastrecht. Vanuit de nieuwe wetgeving is een goede systematiek belangrijk. Het wordt versterkt via de OPTA.

De minister zegt toe dat hij een schriftelijke reactie zal doen toekomen over de levering van media- en telecomdiensten door woningbouwcorporaties.

De staatssecretaris merkt op dat er een nadrukkelijk onderscheid is tussen het inhoudsdeel, dat onder de Mediawet valt, en het infrastructuurdeel, dat onder de Telecommunicatiewet en de OPTA valt. Het is dus niet mogelijk om het via de Mediawet te regelen door het transportdeel daarin op te nemen.

De voorzitter concludeert dat de minister twee brieven heeft toegezegd, een brief over de woningbouwcorporaties en een afschrift van de brief van de NMa over de positie van KPN.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Hofstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD)

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Azough (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van der Laan (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Tonkens (GroenLinks), Van Oerle-van der Horst (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA) en Aptroot (VVD).

Naar boven