24 095
Frequentiebeleid

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 2 februari 1998

Inleiding

Tijdens het Algemeen Overleg dat ik op 2 december 1997 heb gehad met de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (24 095, nr. 15) over mijn brief van 23 september 1997, inzake de interimrapportage onderzoek FM-omroepfrequenties (24 095, nr. 14), heb ik gezegd dat ik voornemens was over te gaan tot een tweede verdeling van etherfrequenties aan commerciële omroeporganisaties. Door middel van deze brief wil ik u op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken betreffende de tijdelijke verdeling van etherfrequenties zoals deze het vorig jaar heeft plaats gehad, daarnaast wil ik u informeren over mijn verdere voornemens betreffende een tweede verdeling van etherfrequenties.

Stand van zaken tijdelijke verdeling

Tijdens het algemeen overleg dat ik op 26 juni 1997 hierover met de vaste commissies voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voor Verkeer en Waterstaat heb gevoerd is uw Kamer met de door mij voorgestelde tijdelijke regeling akkoord gegaan (24 095, nr. 13). Deze tijdelijke regeling had betrekking op 24 frequenties waarvan toentertijd in voldoende mate vaststond dat die ten behoeve van die verdeling storingvrij beschikbaar waren en op voldoende korte termijn internationaal gecoördineerd konden zijn. Vervolgens heb ik op 25 augustus 1997 aan een zevental landelijke commerciële omroepen een machtiging verleend. De aanvragen van de overige omroepen, zowel landelijk als niet landelijk, had ik daarvoor al op 28 juli 1997 afgewezen.

Door een vijftiental commerciële radiostations zijn tegen mijn beslissingen ter uitvoering van deze tijdelijke verdeling bezwaarschriften ingediend. Tevens hebben negen van deze commerciële radiostations de president van de arrondissementsrechtbank in Rotterdam verzocht om bij wege van voorlopige voorziening mijn besluiten te schorsen. De president heeft dit verzoek op 4 november 1997 afgewezen. Vervolgens heb ik op 23 december 1997 de bij mij ingediende bezwaarschriften verworpen.

Inmiddels had zich evenwel met betrekking tot de beschikbare frequenties een tweetal ontwikkelingen voorgedaan die tot nadere besluitvorming noopten.

In directe zin is van belang dat Northsea Media Network B.V. (Veronica Hitradio) mij medio december 1997, derhalve nog voor de datum dat ik op de diverse bewaarschriften had beslist, mededeelde dat zij per 15 januari 1998 afstand zou doen van de aan haar verleende machtigingen voor het gebruik van twee AM-frequenties. Omdat deze twee frequenties de facto reeds behoorden tot dezelfde groep frequenties als de eerder verdeelde 24 (FM-)frequenties, heb ik besloten deze twee AM-frequenties bij mijn besluitvorming op bezwaar te betrekken bij de verdeling van die 24 frequenties. Met toepassing van dezelfde criteria die ik bij de verdeling van de 24 frequenties heb gehanteerd heb ik inmiddels deze AM-frequenties toegewezen aan de twee radiostations die op grond daarvan voor toewijzing als eerste in aanmerking kwamen, na de zeven stations die ik reeds eerder een machtiging heb verleend. Het gaat hier om de stations Arrow Classic Rock B.V. en Radio London B.V. (Q-Radio).

Beleidsvoornemens tweede verdeling

Daarnaast is van belang dat in de afgelopen periode mij van diverse zijden frequenties ter kennis zijn gesteld, die in de ogen van betrokkenen zonder problemen gebruikt zouden kunnen worden voor commerciële omroep. In totaal gaat het hier om ongeveer een veertigtal frequenties. Deze frequenties zijn inmiddels door de Rijksdienst voor Radiocommunicatie aan een voorlopig onderzoek onderworpen. Hieruit bleek dat hooguit een twintigtal frequenties mogelijk voor coördinatie in aanmerking zouden kunnen komen. Het betreft hier frequenties met een relatief beperkt bereik.

Ik kies ervoor thans nog eenmaal voor afronding van het zero base-onderzoek tot een tijdelijke verdeling van etherfrequenties over te gaan. Deze tweede, en tot na het zero base-onderzoek laatste, verdeling zal ik louter doen plaatsvinden onder niet-landelijke commerciële radio-organisaties. De reden voor deze keuze is de volgende.

Het uitgangspunt bij de eerdere verdeling is geweest dat etherfrequenties primair onder commerciële radio-omroepen verdeeld zouden worden teneinde de zeer onevenwichtige verdeling van frequenties tussen publieke en commerciële omroepen te mitigeren en daarmee de concurrentiepositie van de commerciële omroepen ten aanzien van de publieke omroep te versterken. In het licht van de tijdelijkheid van de verdeling heb ik deze frequenties verdeeld onder zeven landelijke commerciële omroepen, inmiddels aangevuld met twee andere landelijke commerciële radiostations die beiden de beschikking hebben gekregen over een AM-frequentie. Daarbij is uit doelmatigheidsoverwegingen besloten opeenvolgende frequenties zo mogelijk in één frequentiepakket onder te brengen. Op deze wijze kon een aantal frequentiepakketten worden samengesteld dat grote delen van Nederland bedekt, met slechts minimale overlappingen. Zodoende werd bewerkstelligd dat de te verstrekken pakketten economisch zeer waardevol waren.

Ik ben de mening toegedaan dat met deze tijdelijke verdeling van het vorige jaar voor wat de landelijke commerciële omroepen betreft tot de afronding van het zero base-onderzoek voldaan is aan een zo doelmatig mogelijk gekozen frequentiebeleid inzake de landelijke commerciële omroep. Tevens is met deze verdeling de concurrentiepositie van de landelijke commerciële omroepen danig versterkt. Dit gegeven rechtvaardigt in mijn ogen dat de thans nieuw gevonden frequenties aan niet-landelijke commerciële omroepen worden toebedeeld. Deze beleidskeuze wordt nog versterkt door het feit dat de nieuwe frequenties kleinere, meer op regionaal gebruik toegespitste, frequenties betreffen, die overigens ook overwegend door niet-landelijke commerciële omroepen zijn aangedragen.

Teneinde een zo compleet mogelijk overzicht te kunnen verkrijgen van de frequenties waarvan marktpartijen van mening zijn dat deze vrij zijn voor gebruik voor commerciële radiodoeleinden, en om zodoende tot een zo gunstig mogelijk verdeling van het nieuwe pakket frequenties te kunnen komen, heb ik inmiddels in de Staatscourant van 9 januari 1998 een bekendmaking geplaatst, waarbij ik een ieder in de gelegenheid heb gesteld om voor verdeling geschikt geachte frequenties voor 1 februari 1998 aan te melden bij de Rijksdienst voor Radiocommunicatie. Op deze wijze worden naast de organisaties die recentelijk al frequenties hebben opgespoord en aangemeld eveneens andere belanghebbenden daartoe tot bovengenoemde datum in de gelegenheid gesteld. Ik heb voor deze datum gekozen omdat gezien de tijdelijkheid van de verdeling van dit pakket frequenties en de mogelijkerwijs redelijk lange coördinatieprocedure die er mee gemoeid kan zijn, een ieder er bij gebaat is dat ik zo snel mogelijk tot verlening van machtigingen kan overgaan.

Na aanmelding zal de Rijksdienst voor Radiocommunicatie op frequentietechnische gronden toetsen welke van de nog aangemelde frequenties ook daadwerkelijk voor verdeling in aanmerking kunnen komen. De verwachting van de Rijksdienst voor Radiocommunicatie is evenwel dat nu er recentelijk al een veertigtal frequenties zijn nagelopen, er hooguit nog enkele zeer kleine frequenties aan het nu te verdelen pakket toegevoegd kunnen gaan worden. Na deze eerste frequentietechnische toets zal ik in april vaststellen welke frequenties ik zal gaan verdelen, volgens welke verdeelwijze ik dat zal gaan doen en op welke wijze geïnteresseerden hun belangstelling om in aanmerking te kunnen komen voor één of meerdere van de te verdelen frequenties formeel kenbaar kunnen maken. Ik zal uw Kamer daarover vervolgens zo spoedig mogelijk informeren.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven