24 095
Frequentiebeleid

nr. 105
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juni 2002

Mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen informeer ik u hierbij over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van Zero Base.

Inleiding

In de brief van 1 februari 2002 (TK 2001–2002, 24 095, nr. 87) is aangegeven op welke wijze het kabinet de tijdelijke verdeling van commerciële radiofrequenties wil vormgeven. Daarbij zijn twee trajecten te onderkennen: de voorbereiding en uitvoering van de verdeling en de technische implementatie.

De voorbereiding en uitvoering van de verdeling verlopen voorspoedig. Naar het zich nu laat aanzien zullen daarvoor in aanmerking komende partijen rond medio augustus een tijdelijke vergunning kunnen krijgen voortvloeiend uit de vergelijkende toets. De verlengingen van bestaande vergunningen zijn reeds verleend.

De technische implementatie verloopt echter allesbehalve voorspoedig. In het vervolg van deze brief vindt u een overzicht van de stand van zaken en de voorgenomen maatregelen.

Stand van zaken met betrekking tot de technische implementatie

De technische implementatie houdt in dat gedeeltelijk oude frequenties door partijen (ook door sommige publieke zendgemachtigden) verlaten zullen moeten worden en dat nieuwe frequenties in gebruik zullen worden genomen.

Hiertoe is het noodzakelijk dat op een groot aantal opstelpunten (plm. 26) masten verbouwd/heringericht worden om alle partijen te kunnen accommoderen. Voor de opstelpunten die het betreft moeten nieuwe bouw- en milieuvergunningen aangevraagd worden. Dit proces van aanvragen en verkrijgen van nieuwe vergunningen vormt het kritieke pad bij de technische implementatie. Iedere vertraging in dit traject werkt door in het tijdstip waarop de zendgemachtigde partijen kunnen beginnen met het uitzenden op de nieuwe frequenties.

Om de technische implementatie mogelijk te maken is een 3-partijenconvenant gesloten tussen Nozema, Broadcast Partners en Verkeer en Waterstaat. De beide operators geven daarin aan samen te zullen werken om de technische implementatie onder hun verantwoordelijkheid te zullen realiseren. De operators hebben in het convenant vastgelegd dat op 1 september 2002 minimaal 60% van de implementatie is afgerond en dat het geheel is afgerond eind 2002. In het convenant is ook de rol van VenW aangegeven: bemiddelen, faciliteren en helpen waar dat nodig is, zonder de verantwoordelijkheid van de operators voor de technische implementatie over te nemen. De kwaliteit van de samenwerking tussen de operators bepaalt voor een belangrijk deel de snelheid waarmee bouw- en milieuvergunningen aangevraagd kunnen worden en dus ook verleend kunnen worden.

Probleem

De samenwerking tussen de operators loopt niet goed en op onderdelen is er regelrechte onderlinge strijd. Dit heeft alles te maken met het feit dat beide operators concurrenten van elkaar zijn. Wat in het convenant staat wordt niet gerealiseerd, getuige ook een brief die het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post van Nozema recentelijk ontving waarin Nozema stelt dat de doelen zoals genoemd in het convenant (60% realisatie per 1 september 2002 en 100% realisatie per eind 2002) vermoedelijk onmogelijk te realiseren zijn. Daarop is geantwoord dat aan die vertraging ten grondslag ligt dat de operators in tegenstelling tot hun toezeggingen nog geen vorderingen maakten met het aanvragen van de benodigde bouw- en milieuvergunningen. Belangrijke vertragende factor is de weigering van partijen om de informatie te verschaffen die nodig is voor een adequate wijze van aanvragen van de benodigde vergunningen, zoals tussen partijen was overeengekomen. Thans moet geconstateerd worden dat op dit moment nog slechts enkele van de tientallen benodigde bouw- en milieuvergunningen zijn aangevraagd, met als gevolg dat momenteel nog geen enkele benodigde vergunning is verleend. Er gaan vertragingen optreden in het kritieke pad waaraan consequenties verbonden zijn. De ontstane situatie is uitermate zorgwekkend en voor mij reden u hiervan op de hoogte te stellen.

Het is op dit moment niet met zekerheid aan te geven wat de omvang van de consequenties van de ontstane vertraging zal zijn. Er moet in ieder geval rekening gehouden worden met de navolgende consequenties:

– nieuwkomers (die eind juli, als de vergelijkende toets afgerond wordt, bekend worden gemaakt)) zullen mogelijk slechts ten dele de hun toegewezen frequenties volledig voor de looptijd van de vergunning kunnen gebruiken;

– dit zal gevolgen kunnen hebben voor de toepassing van het financieel instrument;

– er kunnen tijdelijke vermogensreducties bij de publieke omroep optreden (overigens zonder dat het zenderbereik aangetast wordt) Thans worden maatregelen voorbereid teneinde het hoofd te kunnen bieden aan deze nieuw ontstane situatie.

Tot dusver genomen maatregelen

VenW bemiddelt, faciliteert en helpt waar dat kan en waar dat nodig is, zonder de verantwoordelijkheid van de operators over te nemen.

– Reeds op 19 maart 2001 heeft VenW het raadgevend ingenieursbureau DHV in overleg met beide operators opdracht gegeven om het proces van aanvragen en behandelen van de benodigde bouw- en milieuvergunningen bij zowel operators als de desbetreffende gemeenten te faciliteren en te stroomlijnen. De kosten hiervan (meer dan € 1 mln.) worden door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gedragen.

– Door VenW zijn zeer regelmatig gesprekken gevoerd met beide ondernemingen en is getracht door middel van het maken van afspraken de samenwerking tussen de bedrijven te bevorderen. Een jaar geleden is door de Landsadvocaat bemiddeld om te komen tot afspraken over site- en antennesharing. Dat heeft geleid tot een op 5 mei 2001 wederzijds ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarbij alleen nog de bijlage over kostentoerekening door beide partijen ingevuld zou behoeven te worden. Daar is tot op heden geen gevolg aan gegeven.

– Onder leiding van Verkeer en Waterstaat is door beide operators op 16 juli 2001 overeenstemming bereikt over de door DHV opgestelde aanvraaginstructie alsmede over een aantal procedurele aspecten. Kern van die afspraken is het gezamenlijk opstellen en indienen van de aanvragen in het kader van Zero Base. De afspraken hebben feitelijk geen bevredigend vervolg gekregen.

– In het door drie partijen ondertekende convenant van februari 2002 hebben beide operators afspraken gemaakt over samenwerking. Daarbij hebben zij zich verplicht zo snel mogelijk en onverwijld een begin te maken met het daadwerkelijk indienen van bouw- en milieuvergunningaanvragen ten behoeve van de implementatie van Zero Base. Hierbij is afgesproken dat de operators zich zullen onthouden van alle activiteiten die dit proces zouden kunnen vertragen.

– Aan beide partijen is onlangs een concreet aanbod gedaan om onder onafhankelijk voorzitterschap alsnog met zeer grote spoed alle vergunningaanvragen bij de desbetreffende gemeenten in te dienen. Op dit moment hebben partijen nog niet formeel gereageerd op dit aanbod.

Verdere stappen

Naast de bemiddelende en faciliterende rol is ook onderzocht of er directe bestuurlijke dwangmiddelen zijn om partijen desnoods te dwingen tot de gewenste samenwerking te komen. De conclusie is dat dit niet tot de mogelijkheden behoort.

Er resteren dan uiteindelijk slechts directe juridische stappen tegen de beide zenderexploitanten. Op 24 juni 2002 heb ik daarom een sommatiebrief doen uitgaan naar beide partijen. Kern daarvan is dat ik beide partijen sommeer om binnen een week, uiterlijk 2 juli 2002, er voor te zorgen dat alle benodigde bouw- en milieuvergunningen bij de gemeenten zijn aangevraagd. Indien op 2 juli geen bevredigende reactie verkregen is dan zal ik onverwijld juridische stappen ondernemen. De juridische stappen zullen er, bij volhardende weigering door partijen, er toe moeten leiden dat de zenderexploitanten door de rechter worden gedwongen de benodigde vergunningaanvragen alsnog in te dienen, terwijl daardoor tevens duidelijk wordt wie eventueel aansprakelijk is voor de mogelijke gevolgschade van een te late indiening van deze vergunningaanvragen.

Ik zal u vanzelfsprekend op de hoogte houden van de verdere voortgang in dit dossier.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven