24 077 Drugbeleid

Nr. 463 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2020

Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport «Monitor ontwikkelingen coffeeshopbeleid meting 2018»1 aan dat in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) is uitgevoerd door onderzoeksbureau Breuer & Intraval. Dit onderzoek biedt inzicht in de ontwikkelingen in de aard, omvang en geografische spreiding van het coffeeshop- en softdrugstoerisme2, softdrugsgerelateerde overlast en de illegale verkoop van softdrugs in 2018. Het betreft de vijfde meting op rij. Naast een landelijk beeld over de situatie in 2018 zijn ook de ontwikkelingen – waar mogelijk en relevant – sinds 2014 weergegeven. Voor het onderzoek zijn de landelijke gegevens van de politie en het Openbaar Ministerie geanalyseerd en in 31 steekproefgemeenten zijn experts van de gemeenten en politie geraadpleegd. Daarnaast zijn coffeeshopeigenaren en medewerkers verspreid over de steekproefgemeenten bevraagd. De meting is dit keer voor het eerst gecombineerd met het tweejaarlijkse onderzoek «Coffeeshops in Nederland 2018». Dit deel van het onderzoek is al uitgevoerd en op 5 september 20193 aan uw Kamer gestuurd. Hierin is gerapporteerd over het aantal coffeeshops en het gemeentelijke coffeeshopbeleid.

De onderzoekers concluderen in dit onderzoek dat de situatie rondom coffeeshops in de 31 gemeenten beheersbaar lijkt te zijn in het onderzochte kalenderjaar 2018. Ook als naar de ontwikkelingen over de verschillende metingen (2014 tot en met 2018) wordt gekeken, hebben zich over het algemeen geen ingrijpende ontwikkelingen voorgedaan. De onderzoekers geven aan dat als zich problemen voordoen in de directe omgeving van coffeeshops, het vooral gaat om verkeers- en parkeerproblemen en rondhangende personen. Steeds vaker werken gemeenten en coffeeshops samen om de hierdoor ontstane overlast te voorkomen. Het coffeeshoptoerisme is een beperkt lokaal fenomeen waar enkele gemeenten in hoge mate mee te maken krijgen. Andere gemeenten (zonder grensligging of aantrekkingskracht op buitenlandse toeristen) krijgen er nauwelijks mee te maken, aldus de onderzoekers. In de meeste onderzochte gemeenten bestaat in beperkte mate kennis over of en in welke mate softdrugstoerisme voorkomt. In gemeenten die wel bekend zijn met dit fenomeen, vertoont het over de metingen de afgelopen jaren een dalende trend. Een aandachtspunt is dat de onderzoekers constateren dat de ontwikkeling in het gebruik van nieuwe technologie bij de illegale verkoop van softdrugs zorgwekkend is te noemen. Illegale verkopers lijken steeds vaker op bestelling

en via internet te werken. Er is weinig zicht op dit fenomeen en lokale experts – vooral politiefunctionarissen – die zich intensief met het onderwerp bezighouden, signaleren dat illegale verkopers inventiever lijken te worden. De onderzoekers wijzen erop dat deze mogelijke overgang naar minder zichtbare vormen van drugshandel zou kunnen leiden tot een verminderde grip op de illegale verkoop van softdrugs en een grotere vermenging met de illegale markt voor harddrugs. Overigens is de relatie tussen bovenstaande vormen van illegale verkoop met de coffeeshops zeer beperkt concluderen de onderzoekers. De coffeeshops willen zich hier afzijdig van houden en geven aan alleen te kunnen spreken over de (zeer) directe omgeving van hun shop. Daar komt volgens hen de illegale verkoop van drugs weinig voor. Elke vorm van illegale handel, zo ook drugshandel op internet, is onwenselijk. Ook uit de Nationale Drugsmonitor en de beelden van het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit blijkt dat het internet in toenemende mate een rol speelt in de handel in drugs. Het kabinet onderkent deze ontwikkeling en volgt deze nauwgezet. Zo wordt de aanpak versterkt met de inzet van de versterkte opsporings- en digitale expertise en het opzetten van publiek-private samenwerkingsverbanden met post- en pakketdiensten. Bij de politie wordt actief ingezet op de aanpak van de illegale handel op internet, het darkweb en op de illegale handel via postpakketten. Daarnaast maakt de aanpak van georganiseerde hennepcriminaliteit, deel uit van de geïntensiveerde aanpak van ondermijnende criminaliteit, waar dit kabinet fors in investeert.

In het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen wordt na de inwerkingtreding van de wet- en regelgeving gestart met de monitoring van het experiment. Zoals aangekondigd in de aan uw Kamer gestuurde brief van 15 mei 20194 wordt onder andere gemonitord op effecten als overlast, veiligheid en openbare orde in de deelnemende en nog te bepalen controlegemeenten. Ik verwacht dat het onderzoek dat wordt verricht in het kader van het experiment inzicht biedt over problematiek als softdrugsoverlast, toerisme en illegale handel. Ik vind het daarom niet opportuun om naast de monitoring van het experiment een separate monitor uit te voeren. De rapportages over de monitoring van het experiment worden te zijner tijd met uw Kamer gedeeld. De meting «Coffeeshops in Nederland» over het aantal coffeeshops in Nederland en het gemeentelijk beleid wordt wel uitgevoerd, aangezien die onderwerpen geen onderdeel uit maken van het onderzoek behorende bij het experiment.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Coffeeshoptoerisme: Het kopen van hasj/wiet door niet-ingezetenen in de coffeeshop. Softdrugstoerisme: Het kopen van softdrugs – en dus niet harddrugs- door niet-ingezetenen buiten de coffeeshop.

X Noot
3

Kamerstuk 24 077, nr. 428

X Noot
4

Kamerstuk 34 997, nr. 26

Naar boven