24 077 Drugbeleid

Nr. 406 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2017

Uw vaste commissie JenV heeft ons verzocht om de Kamer te informeren over de internationale ontwikkelingen inzake het cannabisbeleid en de verhouding daarvan tot de VN-verdragen. Tevens heeft de commissie JenV ons verzocht om de Kamer voorafgaand aan het algemeen overleg over coffeeshopbeleid te informeren over de wijze waarop de experimenten met de gesloten coffeeshopketen zullen worden uitgevoerd en worden vormgegeven in nieuw te ontwikkelen wet- en regelgeving. Als laatste heeft de commissie VWS ons verzocht om de Kamer separaat te informeren over de uitwerking van de experimenten gereguleerde wietteelt, inclusief een tijdsplanning en duidelijkheid wanneer wetgeving naar de Kamer komt.

In deze brief gaan wij op de drie verzoeken in.

Het regeerakkoord

In het regeerakkoord is opgenomen dat er, «zo mogelijk binnen zes maanden, wet- en regelgeving komt ten behoeve van uniforme experimenten met het gedoogd telen van wiet voor recreatief gebruik. Het doel van deze experimenten is om te bezien of en hoe op kwaliteit gecontroleerde wiet gedecriminaliseerd aan de coffeeshops toegeleverd kan worden en wat de effecten hiervan zijn. Deze experimenten worden uitgevoerd in 6 tot 10 (middel)grote gemeenten en onafhankelijk geëvalueerd.»

Nederland telt op dit moment 573 coffeeshops verspreid over 103 coffeeshopgemeenten.1 Deze coffeeshops bestaan in de huidige vorm dankzij het Nederlandse gedoogbeleid. Dit beleid houdt in dat, mits coffeeshops zich houden aan de criteria in de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM) en de eventuele lokaal opgestelde eisen, de verkoop van cannabis via coffeeshops aan consumenten wordt gedoogd. De cannabisproductie- en handel wordt echter niet gedoogd.

Met name het lokale bestuur heeft aangegeven dat de inrichting van de huidige coffeeshopketen – met een gedoogde verkoop en een niet gedoogde inkoop- problemen oplevert voor de openbare orde en veiligheid, de volksgezondheid en het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Door middel van een experiment met een gedecriminaliseerde coffeeshopketen wil het kabinet onderzoeken welke resultaten ten aanzien van volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en/of overlast kunnen worden gerealiseerd bij het inrichten van een gesloten coffeeshopketen.

Na afloop van de experimenten en de evaluatie beziet het kabinet wat het te doen staat.

Invulling experiment

Het is van belang te benadrukken dat het huidige coffeeshopbeleid gewoon van kracht blijft in de gemeenten die niet deelnemen aan het experiment. Hetzelfde geldt voor het opsporen en vervolgen van de cannabisteelt die niet onder het experiment valt.

Het kabinet zal ten behoeve van het experiment een wetsvoorstel en een algemene maatregel van bestuur (AMvB) ontwikkelen. Het wetsvoorstel bevat in ieder geval een nauwkeurige omschrijving van het doel van het experiment, de duur, de omvang en een wettelijke basis voor aanvullende regels in een AMvB. In de AMvB zullen de randvoorwaarden van het experiment worden opgenomen, zoals de regels rondom de teelt en verkoop van cannabis. Deze randvoorwaarden zullen helder, transparant en eenduidig gedefinieerd worden. Wij zullen ons inspannen het wetsvoorstel in het tweede kwartaal van 2018 bij uw Kamer in te dienen.

Het experiment zal worden uitgevoerd in 6 tot 10 (middel)grote gemeenten waarbij sprake is van voldoende variatie in type gemeenten en geografische spreiding. Voor de deelnemende coffeeshops blijven de volgende eisen in ieder geval gelden:

  • geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

  • geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop (leeftijdsgrens van achttien jaar);

  • geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (=5 gram);

De nadere invulling van het experiment wordt in overleg met betrokken partners zoals politie, OM, gemeenten en verslavingszorg vorm gegeven. Tevens wordt voorafgaand aan het experiment een onafhankelijke commissie opgericht om over de nadere uitwerking te adviseren. Deze commissie wordt samengesteld uit onafhankelijke deskundigen en wetenschappers op het gebied van zorg, voedsel en waren, justitie, het lokale bestuur en internationaal recht. De commissie zal ons onder andere adviseren en wetenschappelijk ondersteunen bij de keuzes over de invulling, uitvoering en evaluatie van het experiment. De eerder genoemde partners als politie, OM en gemeenten nemen geen zitting in de commissie.

Internationaal

Het doel van de internationale regelgeving is het waarborgen van de veiligheid en volksgezondheid van de mens. Het kabinet onderschrijft deze doelstellingen. De VN-verdragen van 1961, 1971 en 1988 geven onder meer aan dat de teelt en productie van drugs verboden is, met uitzondering van medische of wetenschappelijke toepassingen. Echter de, vooral op lokaal niveau, ervaren problemen voortkomend uit het huidige beleid hebben het kabinet doen besluiten tot het opzetten van een experiment. Het kabinet is zich ervan bewust dat het experiment wellicht spanning oproept met internationale en Europese regelgeving. De spanning rondom de relatie van het experiment met de verdragen wordt verminderd door het wetenschappelijke karakter van de experimenten en door de beperkte omvang, het tijdelijke karakter en de omkeerbaarheid die de experimenten zullen hebben. Daarbij is internationaal een ontwikkeling te zien dat de opvattingen over de aanpak van cannabis her en der aan verandering onderhevig zijn. Hoe het Nederlandse experiment zich precies gaat verhouden tot de verdragen en het EU-recht is mede afhankelijk van de nadere invulling van het experiment. De onafhankelijke commissie zal het kabinet op dit gebied adviseren.

Het zal daarnaast van essentieel belang zijn om de buurlanden, andere EU-lidstaten en de Europese Commissie tijdig en op zorgvuldige wijze te informeren en daarbij aan te geven dat de effecten van het experiment door toepassing van het ingezetenencriterium beperkt kunnen blijven tot het Nederlandse grondgebied. Tenslotte kan ook de toezegging om de wetenschappelijke uitkomsten van het experiment te delen, naar verwachting de mogelijke weerstand tegen het experiment verminderen.

Voor een uitgebreider overzicht van de internationale ontwikkelingen verwijs ik u graag naar de bijlage2.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins


X Noot
1

Kamerstuk 24 077, nr. 397

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven