24 077 Drugbeleid

Nr. 321 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2014

In mijn brief aan uw Kamer van 21 maart 2014 (Kamerstuk 24 077, nr. 316), heb ik toegezegd een landelijk beeld te schetsen van de bestrijding van hennepplantages door het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de Nationale Politie (hierna: politie). Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. Dit houdt in dat ik u met deze brief informeer over het werkproces van meldingen over hennepplantages tot feitelijk ontruiming en vervolging. Tevens bericht ik u over de toezeggingen met betrekking tot het afstandscriterium, het jeugdcriterium en mijn onderhoud met de stichting Moedige Moeders. Ook deze toezeggingen doe ik met deze brief gestand.

Alvorens in te gaan op het landelijk beeld bestrijding en ontruiming hennepplantages schets ik kort de bredere aanpak van hennepteelt. Ik hecht er waarde aan te benadrukken dat we niet alleen inzetten op het ontruimen van plantages maar ook de ondermijnende criminaliteit willen tegengaan.

Bredere aanpak van hennepteelt

Een effectieve aanpak van de ondermijnende hennepcriminaliteit vergt een intensieve samenwerking tussen verschillende publieke en private partners. Daarom bestrijden we op zogenoemde geïntegreerde wijze de onderliggende criminele structuren en criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s).

Samen met het lokale bestuur, de belastingdienst en andere organisaties wordt het criminele productieproces zo veel mogelijk belemmerd. Waar mogelijk worden barrières opgeworpen. Dit gebeurt zowel op (inter)nationaal niveau als regionaal en lokaal, waar in RIEC-verband wordt bezien via welke weg het CSV het hardste wordt geraakt. Vanuit dit oogpunt wordt ook ingezet op het ontnemen van onverklaarbaar vermogen en facilitators die een belangrijke schakel vormen in het proces. De Taskforce Brabant Zeeland werkt ook op deze wijze.

Ook op het gebied van wetgeving zit ik zoals u weet niet stil. Bij de Eerste Kamer ligt op dit moment het wetsvoorstel Voorbereidingshandelingen voor1. Daarin wordt voorgesteld om in de Opiumwet een zelfstandig delict op te nemen op grond waarvan handelingen ter voorbereiding of bevorderen van illegale hennepteelt en uitvoer van grote hoeveelheden als strafbaar feit wordt aangemerkt. Daarmee is dit wetsvoorstel het juridische sluitstuk om de illegale hennepteelt daadwerkelijk terug te dringen.

Landelijk beeld bestrijding en ontruiming hennepplantages

In de eerste termijn van het Algemeen Overleg Coffeeshopbeleid van 19 februari jongstleden zijn door de leden Rebel (PvdA) en Kooiman (SP) zorgen naar voren gebracht omtrent het bestaan achterstanden bij de ontmanteling van hennepplantages. Zoals ik u eerder al gemeld heb, is hier geen sprake van.2

Zoals u weet zet ik mij in voor een harde aanpak van illegale hennepteelt. Onderstaand kwantitatief beeld van het aantal ontmantelde hennepkwekerijen bevestigt dit. Het werkproces voor ontmanteling hennepplantages is gericht op efficiëntie en zorgvuldigheid. Hieronder ga ik nader in op dit werkproces.

Kwantitatief beeld 2013

Toename aantal ontmantelde Hennepkwekerijen

2011

2012

2013

5.435

5.773

5.962

Werkproces ontmanteling hennepplantages

De ontmanteling van een hennepplantage begint veelal met een (al dan niet anonieme) melding. Elke melding die door de politie wordt ontvangen wordt met informatie veredeld; dat wil zeggen dat er zoveel mogelijk gegevens worden verzameld om uiteindelijk een binnentreding te rechtvaardigen. Niettemin kan ook worden geconstateerd dat een melding ongegrond is of een waarover al eerder informatie is ontvangen. Bijgevolg is er geen directe relatie tussen het aantal meldingen en het aantal ontruimingen.

Als de verzamelde informatie daartoe aanleiding geeft, wordt besloten tot ontmanteling. De politie onderscheidt daarbij de zogenaamde geplande ontmantelingen en ad hoc of heterdaad ontmantelingen. Een geplande ontmanteling wordt uitgevoerd op hiervoor ingeroosterde hennepruimdagen, waarbij op één dag meerdere plantages worden geruimd. Ad hoc ruimingen worden direct uitgevoerd als gevolg van ontdekking op heterdaad, dan wel na melding van brand, waterschade, bij acute gevaarzetting of overlast.

Doordat de feitelijke ontmantelingen sinds 2012 in heel Nederland op een eenduidige wijze georganiseerd worden, kan wanneer daartoe door het bevoegde gezag is besloten, binnen één uur met ontmantelen worden begonnen. Ook wanneer sprake is van een «ad hoc» melding, dient de ontruimer binnen één uur ter plaatse te zijn. Door deze werkwijze zijn er ook geen achterstanden bij de ad hoc ontmantelingen. Bij diverse controles is gebleken dat de voornoemde tijdsafspraken vrijwel altijd worden gerealiseerd.

Onderhanden werk bij ontmanteling hennepplantages

Zoals hierboven reeds vermeld heeft de politie mij bevestigd dat er geen sprake is van achterstanden of een bijzondere werkvoorraad. Door de inrichting van het hierboven beschreven werkproces, waarbij sprake is van tijdsverloop tussen ontvangst van een melding en het verzamelen van informatie op basis waarvan een ontmanteling van de hennepplantage kan worden gestart, is er natuurlijk altijd sprake van onderhanden werk.

Voor wat betreft de inzet van de beschikbare capaciteit, herhaal ik mijn opmerking dat hierover afspraken worden gemaakt in de lokale driehoek. De aanpak van hennepplantages is hierbij een prioriteit. Het blijft een afweging van het lokale gezag.

Strafrechtelijke opvolging na ontmanteling

Voor wat betreft de strafrechtelijke opvolging van de ruimingen, hebben de politie en het OM mij bevestigd, dat er ook hier geen sprake is van achterstanden. Bij één OM regioparket, Zeeland-West Brabant, is sprake van een wat ruimer aantal te beoordelen zaken. Dit is echter geen statisch gegeven en de verwachting is dat het merendeel van deze zaken voor het eind van 2014 kan worden aangepakt.

Bestuurlijke aanpak hennepteelt

In plaats van het ruimen op strafrechtelijke titel, kan ook het college van burgemeester en wethouders opdracht geven tot het ruimen van een hennepkwekerij, een zogenaamde «bestuurlijke ruiming». In dat geval past het college (spoedeisende) bestuursdwang toe wegens gevaarzetting (o.a. brandgevaar). Deze aanpak wordt momenteel toegepast in een aantal gemeenten.

De RIECs hebben een rol in het ondersteunen van lokale besturen bij jaarlijks tientallen casussen die zijn gerelateerd aan georganiseerde hennepteelt. Voor de volledigheid wijs ik u op de Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2013 en het jaarverslag RIEC/LIEC 2013, die op 16 juli 2014 naar uw Kamer zijn gezonden (Kamerstukken II 2013/14, 29 911, nr. 92). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal projectmatige onderzoeken naar grootschalige hennepteelt en de hoeveelheid aangepakte CSV’s het afgelopen jaar zijn gestegen en dat ook binnen RIEC samenwerkingsverbanden elk jaar meer casussen door politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en Belastingdienst op een geïntegreerde wijze worden behandeld.

Stand van zaken overige toezeggingen AO eerste termijn

Tijdens de eerste termijn van het Algemeen Overleg over het coffeeshopbeleid op 19 februari jl. heeft uw Kamer zorgen geuit, gevoed door bezorgde ouders, dat in sommige gemeenten jeugdigen coffeeshops binnen kunnen komen. Ik heb u toegezegd om dit belangrijke signaal met de VNG en met de stichting Moedige Moeders te bespreken. Deze gesprekken hebben in april plaatsgevonden.

Het is mij niet bekend dat het jeugdcriterium met regelmaat wordt overtreden. Uit het rapport coffeeshoptellingen3 blijkt dat er in 2013, 8 overtredingen waren. Daar waar jeugdigen in coffeeshops worden aangetroffen, wordt consequent gehandhaafd. Dit beeld wordt bevestigd door het OM. In het gesprek met stichting Moedige Moeders is het belang om te voorkomen dat jeugdigen vroeg in aanraking komen met softdrugs bevestigd.

De handhaving van het jeugdcriterium heb ik evenals het opnemen van het afstandscriterium aan de orde gesteld in het Strategisch Beraad Veiligheid (SBV) met de VNG. Inmiddels constateer ik dat een toenemend aantal gemeenten drempelverhogende maatregelen treffen om coffeeshops minder zichtbaar te maken voor scholieren. Dientengevolge is verdere actie op dit moment niet noodzakelijk. Uiteraard zal ik de ontwikkelingen op het gebied van het afstandscriterium en het jeugdcriterium op de voet blijven volgen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 32 842.

X Noot
2

Kamerstuk 24 077, nr. 316.

X Noot
3

Kamerstuk 24 077, nr. 314 en bijlage. «Coffeeshops in Nederland 2012; aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999–2011», Intraval 2013.

Naar boven