24 077 Drugbeleid

Nr. 319 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij per brief d.d. 3 juli 2014 verzocht om een reactie op het standpunt van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer inzake softdrugsbeleid, zoals verwoord in een uitzending van Nieuwsuur van 26 juni 2014. Bij dezen voldoe ik aan dit verzoek.

In de uitzending van Nieuwsuur stelt Kamerlid Ter Horst dat de PvdA een discussie over het softdrugsbeleid aan wil gaan bij de behandeling van het wetsvoorstel strafbaarstelling voorbereiding illegale hennepteelt1 in de Eerste Kamer. Zij kondigde aan bij de behandeling van dit wetsvoorstel een motie in te zullen dienen die zal strekken tot het starten van een proef met gereguleerde hennepteelt ten behoeve van bevoorrading coffeeshops. Kamerlid Ter Horst gaf in de uitzending meermaals aan dat mijn standpunt ten aanzien van regulering van hennepteelt weliswaar op een meerderheid in de Tweede Kamer steunt, maar stelde hier tegenover dat een deel van de burgemeesters van coffeeshopgemeenten voorstander is van het experimenteren met het reguleren van de teelt.

Zoals uiteengezet in mijn brief aan uw Kamer van 18 december 2013 (Kamerstuk 24 077, nr. 314) heeft er in 2013 een uitvoerige inventarisatie plaatsgevonden van plannen met betrekking tot gereguleerde hennepteelt voor recreatieve doeleinden die burgemeesters onder mijn aandacht hebben gebracht. In vervolg daarop heb ik alle burgemeesters die een reactie hebben ingestuurd uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. In die brief wordt ingegaan op belangrijke argumenten uit de gemeentelijke plannen. Tevens voegde ik een overzicht van deze plannen bij. Verder zijn de argumenten die door gemeenten zijn aangevoerd ter onderbouwing van hun plannen uitgebreid behandeld en becommentarieerd in het, in mijn opdracht, door een onafhankelijke externe partij, uitgevoerde onderzoek «Internationaal recht en cannabis, Een beoordeling op basis van VN-drugsverdragen en EU-drugsregelgeving van gemeentelijke en buitenlandse opvattingen pro regulering van cannabisteelt», van Prof. Dr. P.H.P.H.M.C van Kempen en Mr. M.I. Fedorova van de Radboud Universiteit Nijmegen, dat ik 21 maart 2014 aan uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 24 077, nr. 316).

Ten slotte merk ik op dat ik, behalve de specifieke gesprekken naar aanleiding van de ingestuurde reacties, regelmatig contact onderhoud met burgemeesters van coffeeshopgemeenten en van gemeenten die drugsoverlast en drugscriminaliteit ervaren, juist omdat ik de ernst van de problematiek van de illegale hennepteelt en de daarmee verbonden overlast onderschrijf. Er bestaat dan ook geen enkel verschil van inzicht tussen mij en de burgemeesters over het feit dat illegale hennepteelt, criminele netwerken die zich ermee bezig houden en overlast in gemeenten grote problemen zijn die onze volle aandacht verdienen en die met kracht moeten worden aangepakt.

Er is dus sprake geweest van een uitvoerige gedachtewisseling en overleg op verschillende niveaus met de betrokken gemeenten, van een grondige beoordeling van alle door gemeenten opgestelde plannen en de bijbehorende argumentatie en van een onafhankelijke toets aan de internationaalrechtelijke juridische verplichtingen. Alles overziende heb ik daarbij moeten vaststellen dat ik met een aantal burgemeesters van mening verschil over wat de meest effectieve en daarmee gewenste aanpak kan en moet zijn. Het antwoord op de problematiek moet mijns inziens gevonden worden in een krachtige aanpak van criminaliteit en overlast en niet in regulering van de hennepteelt. Niet alleen omdat regulering van hennepteelt voor recreatieve doeleinden niet verenigbaar is met de internationaalrechtelijke verplichten van Nederland, maar ook omdat een gereguleerde teelt ten behoeve van coffeeshops geen bijdrage zal leveren aan de bestrijding van de georganiseerde misdaad. In dit standpunt wordt ik gesteund door het Openbaar Ministerie en de Nationale Politie. Wij blijven daarom inzetten op een intensieve samenwerking tussen verschillende publieke en private partners tegen ondermijnende criminaliteit. We bestrijden op geïntegreerde wijze de onderliggende criminele structuren en samenwerkingsverbanden en zetten hierbij krachtig in op het afpakken van crimineel geld. Alleen door een gecoördineerde inzet van strafrechtelijke, bestuurlijke en fiscale middelen kunnen we deze vorm van georganiseerde misdaad effectief bestrijden. Uiteraard blijf ik ook in de toekomst hierover met alle burgemeesters in gesprek.

Voor de volledigheid wijs ik u op de Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2013 en het jaarverslag RIEC/LIEC 2013, die op 16 juli 2014 naar uw Kamer zijn gezonden (Kamerstuk 29 911, nr. 92). Hieruit blijkt onder meer dat het aantal projectmatige onderzoeken naar grootschalige hennepteelt en de hoeveelheid aangepakte criminele samenwerkingsverbanden het afgelopen jaar wederom zijn gestegen en dat ook binnen RIEC samenwerkingsverbanden elk jaar meer casussen door politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en Belastingdienst op een geïntegreerde wijze worden behandeld.

Ten slotte meld ik u dat mij door de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie in de Eerste Kamer is verzocht om, met mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 9 september in mondeling overleg te treden over de problematiek rond de illegale teelt van hennep in Nederland. Voorafgaand aan dit overleg zal de Eerste Kamer over dit onderwerp een brief ontvangen. Ik zal uw Kamer een afschrift van deze brief zenden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 32 842.

Naar boven