24 077 Drugbeleid

Nr. 297 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 7 november 2012 verzocht mij te reageren op het bericht dat in twee staten in de Verenigde Staten van Amerika bij referendum is besloten marihuana te legaliseren en daarbij aandacht te besteden aan de relatie van deze ontwikkelingen tot de thans geldende internationale verdragen.

In de Verenigde Staten is het gebruikelijk dat afzonderlijke staten van de gelegenheid van presidentsverkiezingen gebruik maken ook stemmingen over andere zaken te organiseren. Zo is bij op 6 november 2012 in de staten Colorado en Washington ook een referendum gehouden over concrete voorstellen voor de legalisering van het bezit van beperkte hoeveelheden en het gebruik van marihuana door personen van 21 jaar en de regulering van de productie, distributie en verkoop van cannabis voor consumptief gebruik. Begin december is formeel vastgesteld dat een meerderheid van 55% in de beide staten heeft ingestemd met de in hun staat voorgestelde wetgeving, zodat deze nu kracht van wet zal krijgen.

Ik voeg de mij beschikbaar staande teksten van beide wetgevingen bij1. Ik merk daarbij nog op, dat uit beide teksten blijkt dat de decriminalisering van het persoonlijk gebruik in december in zal gaan, maar dat de regulering van de productie, distributie en verkoop van marihuana in beide staten aan een in min of meerdere mate uitgewerkt vergunningenstelsel wordt gebonden. In beide staten is nadere uitwerking nodig die in 2013 moet plaatsvinden.

De Amerikaanse federale overheid heeft zich in november 2012 tegen deze wetgeving uitgesproken, en er op gewezen dat deze statelijke wetgeving in strijd is met de federale wetgeving: de Controlled Substances Act (21 USC § 801vv). Tevens werd aangekondigd dat het federale ministerie van Justitie zich hier verder over beraadt. Van belang hierbij is dat de referenda in Washington en Colorado pas zeer recent, op 6 december 2012, formeel zijn bekrachtigd. Voor de volledigheid wijs ik erop dat bij een eerdere gelegenheid, toen de staat California in 2010 soortgelijke plannen aankondigde, het federale ministerie van Justitie heeft aangegeven de federale drugswetgeving streng te zullen blijven handhaven. De Nederlandse ambassade in Washington volgt de ontwikkelingen op de voet en houdt mij hiervan voortdurend op de hoogte.

Tot slot wijs ik erop dat de International Narcotics Control Board (INCB) van de VN (het orgaan dat toeziet op de naleving van de VN-drugsverdragen) in reactie op de voorgenomen wetgeving in de beide Amerikaanse staten een persbericht heeft uitgegeven, waarin expliciet wordt gewezen op het feit dat deze wetgeving in strijd is met het Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen (1961), zoals gewijzigd bij Protocol van 1972 en het Verdrag tegen sluikhandel in Verdovende Middelen en Psychotrope stoffen (1988) van de Verenigde naties waarbij ook de VS partij zijn.

De INCB benadrukt dat een partij erop moet toezien dat de verdragen in zijn gehele grondgebied en volledig worden nageleefd en verzocht de regering van de VS daarop toe te zien en de nodige maatregelen te nemen. Ik voeg het desbetreffende persbericht eveneens bij1.

Ik ga ervan uit uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven