Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2012
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 7 november 2012 verzocht mij te
reageren op het bericht dat in twee staten in de Verenigde Staten van Amerika bij
referendum is besloten marihuana te legaliseren en daarbij aandacht te besteden aan
de relatie van deze ontwikkelingen tot de thans geldende internationale verdragen.
In de Verenigde Staten is het gebruikelijk dat afzonderlijke staten van de gelegenheid
van presidentsverkiezingen gebruik maken ook stemmingen over andere zaken te organiseren.
Zo is bij op 6 november 2012 in de staten Colorado en Washington ook een referendum
gehouden over concrete voorstellen voor de legalisering van het bezit van beperkte
hoeveelheden en het gebruik van marihuana door personen van 21 jaar en de regulering
van de productie, distributie en verkoop van cannabis voor consumptief gebruik. Begin
december is formeel vastgesteld dat een meerderheid van 55% in de beide staten heeft
ingestemd met de in hun staat voorgestelde wetgeving, zodat deze nu kracht van wet
zal krijgen.
Ik voeg de mij beschikbaar staande teksten van beide wetgevingen bij1. Ik merk daarbij nog op, dat uit beide teksten blijkt dat de decriminalisering van
het persoonlijk gebruik in december in zal gaan, maar dat de regulering van de productie,
distributie en verkoop van marihuana in beide staten aan een in min of meerdere mate
uitgewerkt vergunningenstelsel wordt gebonden. In beide staten is nadere uitwerking
nodig die in 2013 moet plaatsvinden.
De Amerikaanse federale overheid heeft zich in november 2012 tegen deze wetgeving
uitgesproken, en er op gewezen dat deze statelijke wetgeving in strijd is met de federale
wetgeving: de Controlled Substances Act (21 USC § 801vv). Tevens werd aangekondigd
dat het federale ministerie van Justitie zich hier verder over beraadt. Van belang
hierbij is dat de referenda in Washington en Colorado pas zeer recent, op 6 december
2012, formeel zijn bekrachtigd. Voor de volledigheid wijs ik erop dat bij een eerdere
gelegenheid, toen de staat California in 2010 soortgelijke plannen aankondigde, het
federale ministerie van Justitie heeft aangegeven de federale drugswetgeving streng
te zullen blijven handhaven. De Nederlandse ambassade in Washington volgt de ontwikkelingen
op de voet en houdt mij hiervan voortdurend op de hoogte.
Tot slot wijs ik erop dat de International Narcotics Control Board (INCB) van de VN
(het orgaan dat toeziet op de naleving van de VN-drugsverdragen) in reactie op de
voorgenomen wetgeving in de beide Amerikaanse staten een persbericht heeft uitgegeven,
waarin expliciet wordt gewezen op het feit dat deze wetgeving in strijd is met het
Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen (1961), zoals gewijzigd bij Protocol
van 1972 en het Verdrag tegen sluikhandel in Verdovende Middelen en Psychotrope stoffen
(1988) van de Verenigde naties waarbij ook de VS partij zijn.
De INCB benadrukt dat een partij erop moet toezien dat de verdragen in zijn gehele
grondgebied en volledig worden nageleefd en verzocht de regering van de VS daarop
toe te zien en de nodige maatregelen te nemen. Ik voeg het desbetreffende persbericht
eveneens bij1.
Ik ga ervan uit uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten