24 077
Drugbeleid

26 023
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Penitentiaire beginselenwet (strafrechtelijke opvang verslaafden)

nr. 173
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 december 2005

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 2 november 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de brief d.d. 18 april 2005 inzake reactie op notitie ChristenUnie «Doorbreek het taboe, ban drugs uit de openbare ruimte» (24 077, nr. 149);

– de brief d.d. 21 juni 2005 inzake procesevaluatie Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (26 023, nr. 21);

– de brief d.d. 30 juni 2005 inzake tweede evaluatierapport uitvoering XTC-nota (23 760, nr. 19);

– de brief d.d. 5 juli 2005 inzake doorlichting cannabissector (24 077, NR. 163);

– de brief d.d. 6 juli 2005 inzake rapporten «Coffeeshops in Nederland 2004» en «Cannabis zonder coffeeshop» (24 077, nr. 165);

– de brief d.d. 20 september 2005 inzake verslag bezoek Colombia en Venezuela en Nederlandse Antillen (30 300 VI, nr. 3);

– de brief d.d. 30 september 2005 inzake eindevaluatie project Hektor te Venlo (24 077, nr. 167).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van der Ham (D66) heeft begrepen dat de export van XTC is verminderd. Hij vraagt of dat naast het beleid van de regering te maken heeft met afname van de populariteit van die drug in het buitenland.

Het Hektorproject dat is gericht op de aanpak van drugsoverlast in het centrum van Venlo is succesvol. Ook andere steden, met name die in de grensregio, hebben voor dat project interesse getoond. Is daarvoor geld beschikbaar? Welke initiatieven worden er op dit moment ontplooid in steden die dat idee willen overnemen? In hoeverre wenst het kabinet betreffende gemeenten vrij te laten om aan dat project een eigen invulling te geven?

Het is zorgwekkend dat het aantal niet-gedoogde coffeeshops groeit. Een groot nadeel is dat het niet mogelijk is om bij de houders van de niet-gedoogde coffeeshops af te dwingen dat zij zich aan de criteria houden. Creëert de overheid niet haar eigen probleem doordat zij het telen en het aanleveren van cannabis, de zogenaamde achterdeur, niet reguleert en lokt zij daardoor geen crimineel gedrag uit? De cijfers over de criminele antecedenten van coffeeshophouders spreken voor zichzelf. Het zou goed zijn om die cijfers verder uit te splitsen om bijvoorbeeld te weten te komen welke coffeeshophouders wapens bezitten en of er verkeersboetes werden uitgedeeld voor het roken van een joint achter het stuur. Wat is het kabinet van plan om te doen nadat er meer duidelijkheid is op dat terrein?

Het Nederlandse drugsbeleid zou in het buitenland niet worden gewaardeerd. De heer Van der Ham betreurt het dat de minister van Justitie zich niet in kennis heeft gesteld van de lokale opvattingen in het buitenland over het Nederlandse beleid. Het lokale drugsbeleid in veel landen lijkt immers veel meer op dat van Nederland dan het nationale. De heer Van der Ham geeft er de voorkeur aan om het perspectief van het gedogen van de zogenaamde achterdeur al in de huidige kabinetsperiode aan de betreffende gemeenten en coffeeshops te bieden. Als blijkt dat het kabinet zich tegen legalisering van de achterdeur blijft verzetten, zal hij daartoe met lokale overheden initiatieven nemen.

De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) heeft een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er in het verkeer per jaar ongeveer honderdvijftig doden vallen door drugsgebruik, of als gevolg van het gebruik van softdrugs in combinatie met drank. Voorlichting kan een middel zijn om verkeersongelukken te voorkomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie) heeft vorig jaar een voorstel gedaan met de intentie om het taboe te doorbreken en drugs uit de openbare ruimte te bannen. Aan dat voorstel houdt hij vast. Het is een goede zaak dat het aantal coffeeshops vermindert en dat de aanpak van de export van XTC goede resultaten heeft opgeleverd. Toch heeft hij een gevoel van onmacht, omdat hij op dit terrein een stevige aanpak van onder anderen de minister van Justitie mist.

De onderzoeken op grond waarvan voorzichtig wordt geconcludeerd dat een groot deel van de cannabisbranche kwetsbaar is voor criminaliteit waren niet nodig, want dat was al lange tijd bekend.

De route van de AHOG-criteria (geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen verkoop van Grote hoeveelheden van meer dan 5 gram per persoon per dag) en het gedogen kan als een heilloze weg worden beschouwd. Softdruggebruikers zijn niet geïnteresseerd in de vraag of coffeeshophouders zich al dan niet aan die criteria houden. Het is belangrijk om in te zetten op handhaving in plaats van te kiezen voor een halfslachtig gedoogbeleid. Op grond van de Opiumwet is druggebruik verboden, maar desalniettemin worden allerlei zaken door de vingers gezien met onder andere als reden dat er bij politie en justitie onvoldoende capaciteit is om te handhaven. De minister dient in de eerste plaats te bewerkstelligen dat het druggebruik in de openbare ruimte zoveel mogelijk wordt beperkt. In de tweede plaats is het van belang om ervoor te zorgen dat de jeugd niet op een eenvoudige manier aan drugs kan komen. De deelgemeenten in Amsterdam willen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) terecht een blowverbod opnemen.

De minister van Justitie heeft gemeld dat hij met name let op het AHOJ-G-criterium (geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen Jongeren, geen verkoop van Grote hoeveelheden van meer dan 5 gram per persoon per dag). Toch blijkt uit de stukken dat men dat criterium veelvuldig naast zich neerlegt en dat dit in het bijzonder geldt voor het zogenaamde J-criterium. Hij vraagt daarvoor aandacht.

Het televisieprogramma Spuiten en Slikken kan met name jongeren stimuleren om te experimenteren. De minister van Justitie heeft op schriftelijke vragen geantwoord dat een officier van justitie dat programma heeft gezien en dat hij niet heeft vastgesteld dat meer dan de gedoogde hoeveelheid drugs in beeld is gebracht. Er is naar zijn oordeel dus geen strafbaar feit gepleegd. De heer Rouvoet is teleurgesteld dat zijn vraag met een dergelijk juridisch antwoord is afgedaan. Hij meent dat er wel degelijk sprake was van strafbare feiten, maar dat het OM richtlijnen heeft vastgesteld waarin staat dat dergelijke strafbare feiten tot op zekere hoogte niet worden vervolgd.

De heer Weekers (VVD) meent dat de voordelen van het legaliseren van softdrugs opwegen tegen de nadelen. Bekend is dat legalisatie slechts mogelijk is als wordt gehandeld in overeenstemming met het internationaal recht en indien er sprake is van een redelijke mate van consensus. Aan die voorwaarden wordt op dit moment niet voldaan, dus daaraan moet worden gewerkt. Onduidelijk is of het kabinet de motie-Albayrak over deze kwestie zal uitvoeren en hoe het staat met het initiatief voor het houden van een drugsconferentie, zoals dat in het tweede deel van die motie is verwoord.

Er zou sprake zijn van capaciteitsgebrek bij de politie, maar er wordt wel veel personeel ingezet voor het oprollen van bijvoorbeeld wietplantages. 80% van de ondernemers in de cannabisbranche blijkt criminele antecedenten te hebben. Een verklaring voor ongeveer de helft van die gevallen is dat de coffeeshophouders zaken moeten doen met het illegale circuit, omdat zij de productie niet zelf ter hand mogen nemen. Wat is het bezwaar tegen het onder zeer stringente voorwaarden toestaan van een pilot om de zogenaamde achterdeur te legaliseren? De burgemeesters van de gemeenten Amsterdam en Maastricht pleiten voor een dergelijke pilot. Als het mogelijk is om op dit punt een positief resultaat te behalen, komt er bij de politie waarschijnlijk capaciteit vrij om de verloedering op straat aan te pakken. Een voordeel van het toestaan van een dergelijke pilot is dat coffeeshophouders kunnen worden geweerd als zij het criminele circuit blijven gebruiken om aan hun producten te komen. De voorkeur van de heer Weekers gaat uit naar een gemeentelijk project. Het lijkt hem goed om van alle opties de voor- en nadelen op een rij te zetten. Het is overigens absoluut niet zijn bedoeling om van Nederland een paradijs te maken waar alle softdruggebruikers uit het buitenland terechtkunnen. Zijn intentie is om de overlast met straffe hand aan te pakken. Wat dat betreft mag de minister een strenger beleid voeren.

Coffeeshophouders die wapens gebruiken, geweldsmisdrijven of vermogensdelicten plegen, moeten uit de wereld van de drugs verdwijnen. Is de minister ervan op de hoogte waarom de Wet BIBOB zo weinig wordt toegepast?

Voor jongeren moet het niet mogelijk zijn om op eenvoudige wijze aan drugs te komen. Uit de procesevaluatie van de Strafrechtelijke Opvang voor Verslaafden (SOV) blijkt dat relatief de meeste zorg wordt besteed aan hulp bij verslaving. Aan het vinden van huisvesting en het regelen van financiële middelen wordt helaas relatief weinig aandacht besteed. Geconstateerd wordt dat een groot aantal mensen na een periode van opvang terugvalt in het oude patroon. Een ander probleem is dat het verstrekken van heroïne op medisch voorschrift vaak geïsoleerd gebeurt. Het zal waarschijnlijk zinvoller zijn om wat dat betreft voor een integrale aanpak te kiezen. Naast de verstrekking van die middelen is een dagritme voor betrokkenen van groot belang.

In juni 2002 is de oude gevangenis aan de Pollartstraat in Roermond beschikbaar gesteld voor de opvang van bolletjesslikkers. Afgelopen weekend heeft de burgemeester van Roermond naar aanleiding van de ramp op Schiphol geklaagd over de brandonveiligheid in dit pand. De heer Weekers vraagt daarvoor aandacht.

Het succesvolle Hektorproject in Venlo zou ook in andere gemeenten van de grond moeten komen. Is het kabinet bereid om voor dat project een eenmalig bedrag van 5 mln. aan de gemeente Venlo beschikbaar te stellen, zodat dit daar de komende jaren kan worden voortgezet?

Mevrouw Albayrak (PvdA) is evenals de burgemeester van Amsterdam en die van Maastricht een groot voorstander van een experiment met als doel de zogenaamde achterdeur te legaliseren. Het kabinet is echter niet bereid om dat toe te staan. Zij is niet van plan om zich daarbij neer te leggen en zal voor het eind van 2005 een initiatiefnota voorleggen om een uitgewerkt voorstel voor een pilot in één van de regiosteden, bij voorkeur Maastricht, met de Kamer te bespreken. Het voordeel van het houden van een dergelijke pilot in Maastricht is dat België en Duitsland daarbij kunnen worden betrokken. Uiteraard moeten de coffeeshophouders in de betreffende gemeente bij de uitwerking worden betrokken.

Het Hektorproject in Venlo blijkt succesvol te zijn. Die gemeente heeft om een bedrag van 5 mln. gevraagd om dit project te kunnen voortzetten. Is het kabinet van plan om die financiële middelen beschikbaar te stellen? Is niet het moment aangebroken om in overeenstemming met het Hektorproject en met het oog op de grensproblematiek landelijk beleid te maken en om daarvoor ook de benodigde financiële middelen beschikbaar te stellen? In Maastricht wordt overwogen om de verkoop van softdrugs via coffeeshops te beperken tot ingezetenen. Het lijkt wat voorbarig om het ingezetenencriterium al in Venlo te introduceren, omdat men in Maastricht amper met die pilot is gestart.

De growshops dreigen de spin in het web te worden van de drugscriminaliteit. Waarom staat het kabinet afwijzend tegenover het opleggen van een landelijke vergunningenplicht?

De SOV valt onder de maatregel voor stelselmatige daders. Het probleem is dat niet meer goed is te overzien of alle verslaafden die daaronder vallen ook een SOV-programma aangeboden krijgen. Zijn de afspraken met de gemeenten over onder andere de resocialisatie dermate stevig dat er daadwerkelijk een positief effect te verwachten valt? Hebben de gemaakte afspraken ook betrekking op het vinden van werk, op het verstrekken van een uitkering en op het regelen van huisvesting?

Is aan het Nederlandse beleid te danken dat de export van XTC is verminderd, of is dat het gevolg van de capaciteitsvermindering, waardoor bijvoorbeeld minder onderzoek kon worden gedaan? Zelfs de VS zijn van mening dat het Nederlandse drugsbeleid is verbeterd. Dat is positief, want dit land heeft Nederland consequent «het Colombia van Europa» genoemd. Willen de ministers dit soort uitspraken tegenspreken in alle internationale bijeenkomsten waarin deze kwestie aan de orde komt?

Mevrouw Joldersma (CDA) is tegenstander van legalisering en van experimenten die dat tot doel hebben. Zij is tevreden met het drugsbestrijdings- en handhavingsbeleid van het kabinet.

Het is zorgwekkend dat het cannabisgebruik op scholen en in zorginstellingen toeneemt. Veel zorginstellingen weten niet hoe zij jongeren moeten behandelen die verslaafd zijn aan cannabis. Aan druggebruik in zorginstellingen en op scholen dienen duidelijke grenzen te worden gesteld. Men moet zich daar afvragen hoe met deze problematiek dient te worden omgegaan en op welke wijze zal worden opgetreden als de regels worden overtreden. Het verbieden van druggebruik in zorginstellingen zal niet de oplossing zijn, want daarmee zijn de verslaafde kinderen en de betreffende instellingen niet geholpen.

Het zou goed zijn als gemeenten in de APV konden opnemen op welke locaties druggebruik niet is toegestaan, waar samenscholing is verboden enz.

Het druggebruik op straat moet inderdaad zo veel mogelijk worden beperkt, maar niemand zit te wachten op een opjaagbeleid.

Op dit moment is nog niet bekend wat het effect is van de SOV. Een belangrijk leerpunt is dat het goed is om verslaving en psychiatrische aandoeningen in samenhang te bezien en gecombineerd te behandelen. Aanvankelijk was de behandeling voornamelijk gericht op afkicken. Tegenwoordig is dat niet meer het geval. Kan de minister dat toelichten?

Mevrouw Joldersma is tevreden met de aanpak van de export van XTC, omdat daarachter een duidelijke beleidsfilosofie schuil gaat. Waarom kiest de minister niet voor een dergelijk beleid ten behoeve van de cannabisproblematiek? De kern van dat probleem is het risicovolle gebruik onder bepaalde groepen. Ook de hennepteelt is een groot probleem. De growshops vervullen daarin een dominante rol. Zij pleit voor een mega-aanpak op dat terrein.

Minister Hoogervorst heeft toegezegd dat hij contact zal opnemen met de VNG om na te gaan op welke wijze de drugsoverlast in de omgeving van voorzieningen voor verslaafden kan worden aangepakt. De minister van Justitie heeft dat ondersteund. Onduidelijk is of hij zijn toezegging al is nagekomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks) kiest voor een rationele benadering van het drugsprobleem. Het zou goed zijn als eindelijk de achterdeurproblematiek werd opgelost. Als coffeeshops zich niet legaal kunnen bevoorraden, wordt namelijk crimineel gedrag uitgelokt. Zij pleit ervoor om burgemeester Leers van Maastricht en burgemeester Cohen van Amsterdam de ruimte te geven om een pilot te starten met als doel de achterdeur te legaliseren. Het is van belang om uiteindelijk tot een vergunningenbeleid te komen, alsmede tot regulering van de productie en aanlevering van cannabis. Het opleggen van een verbod is niet altijd een oplossing, omdat zich onder de druggebruikers vaak mensen bevinden met sociale problemen.

Het lijkt erop dat het aantal niet gedoogde cannabisaanbieders lager is in gemeenten waar officieel coffeeshops gevestigd zijn. Vermoedelijk kan door het toestaan van coffeeshops het aantal oncontroleerbare ondergrondse aanbieders in de hand worden gehouden. Wat is de opvatting van de minister van Justitie daarover?

Het is inderdaad niet verstandig om de capaciteit van de politie en justitie in te zetten voor de aanpak van druggebruikers. Het is een goed plan om op een andere manier de aandacht te vestigen op het gevaar van druggebruik. Het testen was een belangrijk middel om gebruikers te wijzen op het gevaar van XTC-pillen. Het kabinet heeft ervoor gekozen om dat niet meer te doen, omdat het daarmee een fout signaal zou afgeven. Mevrouw Vos roept het kabinet op om dat standpunt te herzien.

In de loop der tijd zijn in de SOV veel knelpunten opgelost. Die opvang zou zich inmiddels hebben ontwikkeld tot een essentieel onderdeel van een gerichte aanpak van veelplegers. De minister van Justitie zet echter een stap te ver. Uit het rapport blijkt namelijk dat het op basis van de resultaten niet mogelijk is om uitspraken te doen over de effectiviteit van de SOV voor individuele verslaafden. Oorspronkelijk was afkicken het uitgangspunt van de SOV. In de loop der tijd is men tot de conclusie gekomen dat dit niet reëel is. Op grond daarvan is men overgestapt naar een behandeling die zowel voor de persoon als voor de omgeving tot een meer maatschappelijk aanvaardbaar gebruik van drugs leidt. Dat is een behoorlijke verschuiving in doelen. Op welke wijze kan men in dat opzicht de SOV evalueren? Als de conclusie is dat er een groep is die echt niet meer van de drugs afkomt, is het dan niet noodzakelijk om te kiezen voor een andere benadering van die groep? Gaat het dan niet om drang in plaats van om de bestaande dwangaanpak? Mevrouw Vos is van mening dat niet uitgesloten moet worden dat de regie over de verslaafde gedurende een korte of langere periode wordt overgenomen indien blijkt dat dit noodzakelijk is. Wat is de reactie van de minister van Justitie daarop?

Er is in gemeenten een aantal experimenten gedaan om met name aan langdurig verslaafden op medische indicatie drugs te verstrekken. Is de tijd niet aangebroken om ook die projecten meer ruimte te geven? Zijn de eisen niet dermate hoog dat een grote groep niet voor dat project in aanmerking kan komen?

Het antwoord van de bewindspersonen

De minister van Justitie antwoordt op de vraag over de brandveiligheid van de oude gevangenis in Roermond dat hij de Kamer gisteren een brief heeft gestuurd waarin staat dat op dit moment alle instellingen worden geïnventariseerd. Zodra daarover duidelijkheid is, zal hij de Kamer inlichten.

Het is goed om in het beleid onderscheid te maken tussen hard- en softdrugs, omdat er sprake is van verschillende problemen. Met het huidige beleid ten aanzien van de harddrugs gaat Nederland de goede richting op. De export van XTC is inderdaad verminderd. Het is overigens opvallend dat in dit overleg nog niet over Schiphol is gesproken, want daar is het gelukt om aanvoer van drugs op effectieve wijze tegen te gaan. Onderdeel van het beleid is de reis die de minister in augustus jongstleden heeft gemaakt naar Colombia en Venezuela om na te gaan hoe de grensoverschrijdende bewegingen op een andere manier kunnen worden tegengegaan. Op dit moment vindt in Suriname overleg plaats over de wijze waarop de aanvoer van harddrugs over zee verder kan worden tegengegaan.

Er zijn diverse signalen afgegeven waaruit kan worden opgemaakt dat het huidige Nederlandse beleid effectief is: de kostprijs van precursoren blijkt in de markt te stijgen, Nederland blijkt niet meer het belangrijkste aanvoerland te zijn en zijn aangrenzende en omliggende landen klagen meer dat de XTC-productie tegenwoordig daar plaatsvindt.

Onder andere de VS erkennen dat Nederland met het huidige harddrugbeleid niet meer het beeld oproept van «het Colombia van Europa». De minister heeft in het kader van de motie-Albayrak landen van de EU aangeschreven en gebleken is dat daar geen sprake is van groeiende sympathie voor het Nederlandse softdrugsbeleid. Om ruimte te behouden voor het voeren van het huidige Nederlandse beleid, heeft hij ervoor gekozen om niet langs formele weg de standpunten van collega-ministers te vragen. Kamerleden kunnen de brieven in vertrouwelijkheid lezen. Hoewel Nederland aanvankelijk alleen stond, is onder andere in het door alle EU-landen aanvaarde kaderbesluit ruimte gecreëerd voor het Nederlandse beleid. Daarin is inmiddels een passage opgenomen waarin staat dat er zal worden opgetreden tegen het drugstoerisme. De minister was en is niet enthousiast over het tweede voorstel in de motie-Albayrak om met de lidstaten van de EU die positief zijn gestemd over het Nederlandse beleid, een conferentie te houden. Gelet op de ontvangen reacties van de lidstaten bestaat er geen aanleiding een dergelijke conferentie te organiseren.

Uit onderzoek blijkt steeds weer dat het gebruik van cannabis uitermate ongezond is. Minister Van der Hoeven en minister Hoogervorst zullen zich gezamenlijk moeten buigen over de vraag hoe de voorlichting op scholen kan worden verbeterd. Er wordt een wetsvoorstel voorbereid om de aanpak van illegale verkooppunten te verbeteren door die onder de Opiumwet te laten vallen, ook indien het woonhuizen betreft. De consultatie is afgerond en binnenkort zal het voorstel aan de Kamer worden voorgelegd. De tweede stap is de aanpak van de wietteelt. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt tussen de aanpak van de wietteelt in woonhuizen en de grootschalige teelt. Het telen van wiet in woonhuizen is verwerpelijk vanwege de wijze waarop sociale segmenten de criminaliteit in worden gezogen. Met het OM zijn stappen gezet om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken die daarachter zit. De derde stap is te komen tot een gemeentelijk beleid ten behoeve van de aanpak van de wietteelt. Verschillende gemeenten worstelen met de vraag hoe zij de justitiële en politiële belasting zo goed mogelijk kunnen beperken en of zij eventueel op kosten van de plegers de plantages kunnen vernietigen. De vierde stap is het overleg met Duitsland en België over een gemeenschappelijke aanpak van het verschijnsel in de grensregio. Regulering van de achterdeur, zal de problemen van overlast en verloedering niet oplossen. In Maastricht wordt overwogen om de verkoop van softdrugs via coffeeshops te beperken tot ingezetenen. Dat is een belangrijk onderdeel van de aanpak van het drugstoerisme in de grensstreek die inhoudt dat er geen softdrugs aan buitenlandse consumenten mogen worden verstrekt.

De Nederlandse wetgever heeft er al jaren geleden bewust voor gekozen om het gebruik van softdrugs niet strafbaar te stellen en het kabinet heeft er geen behoefte aan om dat te veranderen. Het beleid is gericht op het drastisch reduceren van het aanbod. De opmerking dat er niet opgetreden kan worden als blijkt dat iemand in de openbare ruimte in het bezit is van drugs, is niet correct. Als het gebruik als zodanig niet strafbaar wordt gesteld, is het echter minder zinvol om op te treden tegen het in het bezit hebben van hoeveelheden die zijn bedoeld voor eigen gebruik.

Hij miskent niet het succes van het Hektorproject in Venlo. Het ministerie van Justitie heeft dit project financieel ondersteund onder de conditie dat het in het gangbare beleid van de gemeenten wordt opgenomen indien blijkt dat het een succes is. Tijdens de begrotingsbehandeling zal worden gesproken over de inzet van de financiële middelen voor volgend jaar. Het nadeel van het financieel blijven ondersteunen van dat project is dat er minder geld beschikbaar zal zijn voor andere initiatieven op dat terrein.

De SOV is inderdaad opgenomen in de voorziening voor stelselmatige daders. Vanaf het begin is er sprake van dwang. Dat biedt immers de mogelijkheid om veel gerichter in te grijpen. Er wordt rekening gehouden met de door de SOV opgedane ervaringen die in het evaluatierapport zijn opgesomd. Het is correct dat er in het licht van die ervaringen een veranderingen zijn opgetreden. Los daarvan is al in een eerder stadium besloten niet meer primair gericht te zijn op het afkicken etc.. In plaats daarvan wordt gewerkt aan het op een hanteerbare wijze omgaan met drugs, eventueel door het verstrekken van methadon. Zodoende kan men na de resocialisatieperiode buiten de instelling verder gaan met het volledig afkicken van de verslaving. Dat blijkt tot betere resultaten te leiden. Een onderdeel van de aanpak van de stelselmatige daders is het maken van strikte afspraken met gemeenten over de nazorg op het moment dat betrokkenen uit de instelling komen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties antwoordt dat er bij het kabinet geen sprake is van onwil om een pilot toe te staan die tot doel heeft om de achterdeur te legaliseren. Op grond van internationale verdragen en op grond van het Europees recht is het echter niet mogelijk om met een dergelijke pilot van start te gaan.

Het zou vanwege de administratieve rompslomp niet goed zijn om een landelijke vergunningenplicht in te stellen. Dat is overigens primair een lokale verantwoordelijkheid. In de praktijk blijkt dat inderdaad, want er zijn initiatieven in o.a. Maastricht, Breda, Kerkrade, Roosendaal en Bergen op Zoom. Ook de gemeente Den Haag wil verboden in de APV opnemen. Die aanpak verdient inderdaad de voorkeur. Het is misschien ook mogelijk om in de APV een blowverbod op te nemen in het kader van de handhaving van de openbare orde en de veiligheid. Tevens kan de Wet BIBOB worden ingezet. Daarnaast zijn er op lokaal niveau mogelijkheden in de vorm van het opnemen van zaken in het bestemmingsplan en in de vorm van de zogenaamde leefmilieuverordening. Het is de bedoeling dat de mogelijkheden dit jaar of begin volgend jaar nadrukkelijk onder de aandacht worden gebracht van de andere gemeentebesturen in Nederland. Dan zal ook worden ingegaan op de ervaringen die met de diverse methoden in de verschillende gemeenten zijn opgedaan. Mocht blijken dat de diverse methoden uit juridisch oogpunt niet aanvaardbaar zijn, dan zal men de gedachten moeten laten gaan over een andere aanpak.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van der Ham (D66) wil in de vorm van een brief informatie ontvangen over de criminele antecedenten in de cannabisbranche. Ook wenst hij een toelichting op de berekening van de SWOV.

Vóór het volgend overleg wil hij weten wat het bezwaar is tegen het telen van cannabis door coffeeshophouders en het vervolgens zelf verkopen daarvan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie) verzoekt de minister van Justitie om ten aanzien van het houden van een experiment en het uitbreiden van het gedoogbeleid niet toegeeflijker te zijn dan zijn voorgangers die een motie van de Kamer daarover naast zich hebben neergelegd.

Hij heeft behoefte aan nader overleg over dit onderwerp en met name over de problematiek van de capaciteit van politie en justitie waarover de minister van Justitie heeft gesproken.

De heer Weekers (VVD) heeft ook behoefte aan een vervolgoverleg. Hij wenst een brief te ontvangen waarin ten aanzien van de achterdeurproblematiek duidelijk wordt uitgelegd wat de juridische beletselen zijn voor het starten met een pilot voor coffeeshophouders.

Hij voelt ervoor om het mogelijk te maken op te treden tegen het blowen in de openbare ruimte of tegen een andere vorm van druggebruik aldaar, naar analogie van het strafrechtelijk artikel over openbare dronkenschap in het Wetboek van Strafrecht.

Ook mevrouw Albayrak (PvdA) pleit ook voor een vervolgoverleg. Van de minister van Justitie heeft zij begrepen dat er in de internationale wet- en regelgeving wel degelijk ruimte is om ook de achterdeur te gedogen. Zij zal dan ook verdergaan met het uitwerken van het initiatief dat dit tot doel heeft.

Mevrouw Joldersma (CDA) heeft eveneens behoefte aan een vervolgoverleg. Zij is geen voorstander van een algemeen blowverbod in de opiumwet. Haar streven is om de drugsoverlast aan te pakken, met name in de openbare ruimte, op scholen en in verzorgingsinstellingen. Om die doelstelling te bereiken, is meer nodig dan voorlichting. Zij is wat dat betreft enigszins teleurgesteld in de reactie van de minister van Justitie. Tijdens het vervolgoverleg wenst zij met laatstgenoemde minister in te gaan op het programma Spuiten en Slikken. Verder wil zij een schriftelijke reactie op het stuk over drugsoverlast dat zij heeft uitgedeeld, het overleg met de VNG en de vervolgacties.

Graag verneemt zij van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wat zal worden gedaan aan de illegale activiteiten van de growshops.

Mevrouw Vos (GroenLinks) heeft begrepen dat er geen juridische belemmeringen zijn om experimenten te houden met levering en teelt van cannabis. Het is belangrijk om op dat punt met name het politieke probleem op te lossen.

Zij heeft er behoefte aan om nader van gedachten te wisselen over de SOV en met name over de implicaties van het onderzoek tot nu toe. Graag wil zij wat dit betreft een visie op de toekomst.

De minister van Justitie pleit ervoor om eerst te wachten op de initiatiefnota van mevrouw Albayrak en om op grond daarvan nader met elkaar te discussiëren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt toe dat hij de door de heer Weekers gevraagde informatie zal verstrekken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven