24 072
Enquête Opsporingsmethoden

nr. 99
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 juni 1998

Zoals in het Algemeen Overleg van 9 april jl. (24 072, nr. 98) over de resultaten van de Parlementaire Enquête Opsporingsmethoden aan de orde is geweest, is in opdracht van mij en mijn ambtgenoot van Justitie onderzoek gedaan naar de cultuur van het openbaar ministerie en de politie (en daarbinnen in het bijzonder de recherche).

De bevindingen van het onderzoek zijn beschreven in het rapport «Rekkelijk of precies? Boeven vangen in de polder», dat inmiddels naar de 26 politiekorpsen is toegezonden, met de vraag of zij zich in het geschetste beeld herkennen. Tevens is hen gevraagd om voor 1 november a.s. te reageren op de voorstellen voor verbeteracties en om aanvullende suggesties kenbaar te maken. Het kwaliteitsbureau van het Parket-Generaal en het Nederlands Politie Instituut zijn eveneens verzocht hun visie ten aanzien van het rapport kenbaar te maken.

Omdat wij het wenselijk achten om de communicatie tussen politie en openbaar ministerie verder te verbeteren hebben wij het Korpsbeheerdersberaad, het Hoofdofficierenberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen gevraagd om de discussie over de bevindingen in het rapport zowel binnen als tussen de regio's te stimuleren.

Na de terugkoppeling door de genoemde organisaties zult u zo spoedig mogelijk worden bericht over de verdere uitvoering van het cultuurtraject. Indien uw Kamer het rapport eerder wil ontvangen dan verneem ik dat graag van u.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Naar boven