24 072
Enquête Opsporingsmethoden

nr. 96
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden

's-Gravenhage, 30 januari 1998

De Kamer heeft op 25 juni 1996 een motie aanvaard (stuk 24 072, nr. 43) waarin het Presidium gevraagd wordt om de nodige voorstellen te doen voor een parlementair onderzoek vóór 1 januari 1998 naar de uitvoering van de aanbevelingen van de enquêtecommissie en naar de effecten daarvan op de opsporing. Het Presidium heeft naar aanleiding van die motie op 27 oktober 1997 aan de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken gevraagd «te rapporteren over de uitvoering van de aanbevelingen van de enquêtecommissie en naar de effecten daarvan op de opsporing. Mocht deze rapportage nog niet vóór 1 januari 1998 uitputtend kunnen zijn, dan ontvangt het Presidium tenminste graag een tussenstand».

De beide commissies hebben hierop bij brief van 12 november 1997 als volgt geantwoord: In de procedurevergaderingen van 6 november 1997 en 12 november 1997 hebben de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken de brief van de Voorzitter van 27 oktober jl. besproken over de uitvoering van de motie Schutte (24 072, nr. 43). De in deze vergaderingen vertegenwoordigde fracties hebben unaniem besloten uw college te adviseren het volgende aan de Kamer voor te stellen:

– aan het kabinet een voortgangsrapportage te vragen voor zover het de uitvoering van de aanbevelingen betreft die het kabinet regarderen;

– de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken in een algemeen overleg voor het Kerstreces daarover met de betrokken bewindslieden in overleg te laten treden;

– de staf van voornoemde commissies op te dragen de uitvoering van de overige aanbevelingen te onderzoeken en daarover de commissies voor het overleg te rapporteren;

– het onderzoek naar de effecten op de opsporing van de aanbevelingen van de enquêtecommissie te doen plaatsvinden na de Tweede Kamerverkiezingen.

De commissies achten het niet noodzakelijk ten behoeve van het onderzoek naar de uitvoering van de aanbevelingen een onderzoekscommissie in te stellen. Ten aanzien van het onderzoek naar de effecten van de aanbevelingen zal te zijner tijd een beslissing ter zake moeten worden genomen.

Het Presidium stelt de Kamer voor om te besluiten en te handelen zoals de beide commissies in hun brief voorstellen. Intussen heeft het kabinet bij brief (BiZa 98/17/Just. 98/39) laten weten eerst medio februari 1998 met een voortgangsrapportage te kunnen komen. Het in de aanbevelingen bedoelde overleg zal derhalve in maart 1998 plaatsvinden.

De Voorzitter,

P. Bukman

De Griffier,

W. H. de Beaufort

Naar boven