24 061
Invoeging van de titels 7 en 12 in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 december 1994 en het nader rapport d.d. 20 januari 1995, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 november 1994, no. 94.008663, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot invoeging van de titels 7 en 12 in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 2 november 1994, no. 94.008663, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies betreffende het bovengenoemde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 december 1994, nr. W03.94.0654, moge ik U hierbij aanbieden.

1. Bij de totstandkoming van de artikelen 740a, vierde lid, en 915a, vijfde lid, van het Wetboek van Koophandel is om verschillende redenen bepaald dat een schip in aanbouw niet als schip wordt aangemerkt. Het Verdrag van Straatsburg van 4 november 1988 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (Trb.1989, 43) geeft in artikel 1 een omschrijving van «schip», waarin een schip in aanbouw niet uitdrukkelijk wordt uitgesloten. In de memorie van toelichting dient naar het oordeel van de Raad van State uiteengezet te worden waarom, gelet op dat verdrag, een binnenschip in aanbouw voordat het van stapel is gelopen, uitgesloten mag blijven van de mogelijkheid tot beperking van de aansprakelijkheid.

1. Naar het oordeel van de Raad van State ware in de memorie van toelichting uiteen te zetten waarom, gelet op de omschrijving van «schip» in het Verdrag van Straatsburg van 1988, waarin een schip in aanbouw niet uitdrukkelijk wordt uitgesloten, in het onderhavige wetsvoorstel een binnenschip in aanbouw voordat het van stapel is gelopen, uitgesloten mag blijven van de mogelijkheid tot beperking van de aansprakelijkheid.

Naar aanleiding hiervan wordt in de memorie van toelichting bij artikel 1060, vijfde lid, onder 1, de volgende passage opgenomen.

«Hoewel de definitie van het begrip «schip» in het CLNI-Verdrag niet uitsluit dat hieronder ook een schip in aanbouw wordt begrepen, dient te worden bedacht dat een zodanig schip geen aan de binnenvaart inherente risico's schept. Uit genoemd Verdrag (art. 2) volgt bovendien dat in het algemeen die vorderingen vatbaar zijn voor beperking van aansprakelijkheid, die zijn ontstaan in rechtstreeks verband met de exploitatie van het schip. Bij een schip in aanbouw is hiervan geen sprake. Van het ogenblik af echter dat de stapelloop begint, schept het binnenschip de risico's die aan een schip eigen zijn en in afwijking van artikel 1 van dit Boek, dat «drijven» als criterium voor het schip-zijn aanneemt, stelt het onderhavige wetsvoorstel dan ook dit ogenblik vast voor het einde van de periode van aanbouw. Een en ander overigens geheel analoog aan het zeerecht.»

2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele opmerkingen van de Raad van State is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de aangepaste memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 20 december 1994, no. W03.94.0654, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel 642e, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering aanwijzing 53 van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.

– In de toelichting op artikel III van het wetsvoorstel bij de wijzigingen van de bepalingen van de Wet van 14 juni 1989 Stb. 239 naast de Wet van 14 juni 1989, Stb. 241 vermelden de Wetten van 28 oktober 1991, Stb. 583, en van 8 november 1993, Stb.598. De toelichting op artikel 6421, vierde lid, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) laten vervallen.

– In de toelichtingen op de artikelen 755, tweede lid, Boek 8 BW en 1065 Boek 8 BW de passages over de algemene maatregelen van bestuur en ontwerp-besluiten redigeren zoals in de toelichting op een wetsvoorstel gebruikelijk is.

Naar boven