24 060
Ruimtelijk-economisch beleid tot 2000

nr. 9
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 augustus 1996

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 juni 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Dok-van Weele van Economische Zaken over:

1. voortgang nota «Ruimte voor regio's, het ruimtelijk-economisch beleid tot 2000» (24 060, nr. 1);

2. stand van zaken Stirea (24 060, nr. 6);

3. het economisch actieplan «Kop en munt» (24 060, nr. 7);

4. fiscale stimulering bedrijfsinvesteringen in de economisch zwakke regio's;

5. voortgangsrapportage bedrijfsomgevingsbeleid in 1995(24 400-XIII, nr. 44);

6. EFRO-projecten (d.d. 9 oktober 1995);

7. voortgang betrokkenheid Economische Zaken bij grotestedenbeleid;

8. jaarverslag 1995 Integraal structuurplan noorden des lands (ISP).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Houda (PvdA) vroeg naar aanleiding van het eerste punt wat er gebeurt na Vinex en hoe het zit met de voortgang van de aangekondigde instrumenten en beleidselementen, zoals de bedrijfslocatiemonitoring, kennisunit van CPB en RPD. Wat is de stand van zaken op het punt van het toerisme?

Het EZ-budget voor de infrastructuur zal voor een aantal jaren ongeveer 300 mln. bedragen. Alleen Amsterdam heeft voor deze periode al projecten ingediend ter waarde van zo'n 60 mln. à 65 mln. De kwaliteit van de aanvraag op zich is goed en daarom zou het zonde zijn om «nee» te verkopen, zeker omdat die initiatieven niet alleen op termijn werkgelegenheid opleveren via een verbetering van de bedrijfsterreinen, maar ook direct banen creëren gedurende de verbetering. De heer Houda wilde graag weten wat de stand van zaken is bij Stirea. Hoe ziet de toekenning door EZ eruit? Sluiten de aangemelde projecten ook aan bij de doelstelling van het Fonds economische structuurversterking? Als men geld tekort komt, is het dan mogelijk meer financiële middelen uit dat fonds te reserveren voor de ingediende projecten?

De staatssecretaris heeft wat betreft het economisch actieplan Kop en munt goed en snel ingespeeld op de wensen van de Kop van Noord-Holland zelf en van de Tweede Kamer. De heer Houda wilde graag op de hoogte worden gehouden van de voortgang van dit actieplan en het verloop van de interdepartementale afstemming.

De regeling fiscale stimulering bedrijfsinvesteringen in de economisch zwakke regio is op 1 januari ingegaan. Hij vroeg zich af of de gehanteerde drempel van 5 mln. niet te hoog is. Heeft de staatssecretaris projecten moeten afwijzen, omdat men er net niet aan voldeed? Heeft zij reacties van het bedrijfsleven gehad?

Als het goed is, is verleden maand een beslissing genomen over de EFRO-projecten. Dat betreft de Europese projecten die niet op tijd zijn ingediend of niet aan de criteria voldoen en die dus afgewezen zijn, maar waar de commissie wel degelijk rekening mee heeft gehouden. Het gaat om nogal wat geld, 6 mln. of 7 mln. Dat geld heeft men waarschijnlijk al wel gekregen en dus terug moeten storten. Heeft de staatssecretaris daar enig zicht op?

De betrokkenheid van EZ bij het grotestedenbeleid zou volgens de heer Houda veel actiever kunnen zijn. Is de staatssecretaris bereid om voortaan in de memorie van toelichting bij de begroting van EZ de taken van EZ binnen dat grotestedenbeleid zichtbaar te maken? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de stadsontwikkelingsmaatschappijen?

In een onlangs gepubliceerde studie van de Groningse econoom Oosterhaven is berekend dat verplaatsing van een deel van de economische groei naar het noorden van Nederland een landelijk welvaartsvoordeel oplevert van ongeveer 30 mld. Welke consequenties trekt de staatssecretaris daaruit? Volgens de heer Houda ging het om de vraag hoe het noorden beter kan worden geactiveerd tot economische ontwikkeling en zelf een bijdrage kan leveren. Hij verwachtte op dit punt een analyse van het noorden, dat recht doet aan de potentiële mogelijkheden daar. Heeft de staatssecretaris een scenario voor die ruimtelijke inrichting?

De positieve ontwikkeling van de Nederlandse economie wordt bedreigd door ruimtelijke knelpunten. Bij het zoeken naar oplossingen mogen geen mogelijkheden onbenut worden gelaten om tot ontwikkeling van het noorden te komen. Is de staatssecretaris bereid, te onderzoeken op welke wijze Noord-Nederland meer aansluiting kan krijgen bij de ruimtelijke economische ontwikkeling in Nederland? Is zij ook bereid te onderzoeken of het bestaande instrumentarium voldoende is?

De heer Remkes (VVD) wilde graag weten hoe het met betrekking tot de nota Ruimte voor regio staat met het overleg dat de staatssecretaris voert met provincies en gemeenten over de realisering van de plannen en welk perspectief kan worden geboden voor een oplossing van de ruimtelijke knelpunten. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de actualisering van Vinex als het gaat om deze problematiek en de betrokkenheid van EZ bij de knelpuntendiscussie?

In het kabinet vindt een discussie plaats over de planologische ontwikkelingen in Nederland op wat langere termijn, ook in verband met de economische potenties van gebieden en de infrastructurele randvoorwaarden. Wat is de insteek van EZ bij die discussie? In de nota Ruimte voor regio's wordt geconstateerd dat de economische ontwikkelingen in het noorden van Nederland in een aantal opzichten stagneren. De uitspraken van de minister van VROM op de themadag die werd georganiseerd naar aanleiding van de studie van de hoogleraar Oosterhaven, riepen bij de heer Remkes wisselende gevoelens op. Er zijn wat denigrerende opmerkingen gemaakt over de koers die in dat verhaal werd aangegeven, ook in relatie tot de ruimtelijke mogelijkheden van de Randstad. Hij kon zich daar echter niet zo veel bij voorstellen, lezende de nota Ruimte voor regio's. Wat is de reactie van de staatssecretaris op dat punt? Een week later deed de minister van VROM de suggestie, er maar weer eens een commissie aan te zetten. Is de staatssecretaris geraadpleegd over die suggestie? De heer Remkes had geen behoefte aan zo'n commissie, aangezien die alleen een rapport kan toevoegen aan de stapels rapporten die op dit ogenblik al aanwezig zijn over de positie van Noord-Nederland.

De discussie in het kabinet over de infrastructuur en de vraag hoe men vanuit die invalshoek de positie van Noord-Nederland in ruimtelijk opzicht aan kan laten sluiten bij de ontwikkelingen in nationaal opzicht, is zeker van belang voor Noord-Nederland, evenals de discussie over de locatie van de tweede nationale luchthaven, de tweede Maasvlakte, de kustlocatie en de ontwikkeling van de noordcorridor.

De discussie over de infrastructurele ontwikkelingen en de positie van Noord-Nederland is ook van belang voor Limburg. Als er wordt gesproken over infrastructuur als voorwaardenscheppend gegeven, kan dat, kijkende naar de positie van vliegveld Beek, maar tot één conclusie leiden. Kan de staatssecretaris daar, vanuit haar verantwoordelijkheid, haar licht op laten schijnen?

Het economisch actieplan kop en munt had de heer Remkes voor hemzelf vertaald als: munten voor de kop en dan munten in de zin van arbeidsplaatsen en economische activiteiten. Hij constateerde dat tot dusverre een redelijke uitvoering is gegeven aan de motie op stuk nr. 5. Het gebied is weliswaar niet tot doelstelling 2 verheven, maar het komt wel in aanmerking voor een ander Europees stimuleringsprogramma.

In de nota zelf wordt geconstateerd dat de cofinanciering nog niet geregeld is. Hoe staat het daar nu mee? Wat kan op dat punt worden gezegd over de rijksverantwoordelijkheid in relatie tot de verantwoordelijkheid van de regio? In de nota staan verder een aantal infrastructurele wensen, zoals de upgrading van de N9 tot autoweg. Wat is op dat punt de stand van zaken? Is daar inmiddels een financieringsafspraak over gemaakt?

Naar de overplaatsing van de MEOB wordt een studie verricht. Men kan echter niet én Oegstgeest én Den Helder te vriend houden. Er moet gekozen worden. De overplaatsing van de MEOB naar Den Helder is een belangrijk punt bij de uitvoering van de motie. In discussies in andere politieke kaders moeten consequenties worden getrokken uit het feit dat in de Kamer een motie op dit punt is aangenomen. De heer Remkes merkte op dat particuliere bedrijven in het algemeen zelf hun investeringsbeslissing nemen en dat dat ook zo moet blijven. De overheid heeft maar een heel beperkte greep op een heel beperkte doelgroep. De overheid heeft echter wel invloed op de MEOB. Als men daar geen gebruik van wil maken, kan men de rest wel vergeten. De weerstanden die binnen dat bedrijf aanwezig waren, zijn ook bij particuliere bedrijven aanwezig. Als men de motie uit wil voeren, zal men toch primair naar het soort activiteiten moeten kijken, waar men zelf invloed op heeft.

In het plan kop en munt wordt gepleit voor een ruimere aandacht voor het CBIN in verband met de acquisitie van buitenlandse bedrijven. In 1995 waren er in totaal 95 investeringsprojecten. Dat was dus succesvol, maar in de Kop van Noord-Holland kwamen helemaal geen projecten voor en in Noord-Nederland drie. Dat is zorgelijk. De vraag zou moeten zijn in hoeverre men erin kan slagen, ook buitenlandse bedrijven, die zelf hun investeringsbeslissing nemen, naar die gebieden te halen.

Wat betreft de fiscale stimulering is voor Noord-Nederland aangesloten bij het IPR-gebied. Er zal echter gekozen moeten worden: ofwel men beschouwt Noord-Nederland als één samenhangend economisch gebied, zonder dat daar kleine deeltjes van uitgezonderd worden, ofwel men gaat selectiever te werk en kiest voor de economische ontwikkelingsgebieden in Noord-Nederland. Wat is de reactie van de staatssecretaris op het voorstel dat er nu ligt? Waarom valt de gemeente Landgraaf in Limburg er niet onder? De ondergrens van 5 mln. zou overigens wel iets te maken kunnen hebben met de gebiedskeuze, met de financiële consequenties daarvan. Kan de staatssecretaris daar nader op ingaan? Aangezien in het midden- en kleinbedrijf de belangrijkste werkgelegenheidsontwikkeling plaatsvindt, zou die ondergrens van 5 mln. wel eens aan de hoge kant kunnen zijn. In bijvoorbeeld Noord-Drenthe is men bang dat deze regeling ertoe zou kunnen leiden dat bedrijven binnen het noorden verplaatst worden. Dat zou een ongewenst effect zijn. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

De moeilijkheden rond de afwikkeling van de projecten van voor 1989 zijn kennelijk te wijten aan meningsverschillen en misverstanden over procedures. De heer Remkes besefte dat men ook aan fraudebestrijding wil doen en hij zag het verband tussen beide thema's wel, maar de vraag is of het administratief allemaal niet wat simpeler kan, wat minder bureaucratisch.

De evaluatie van het beleid met betrekking tot doelstelling 2 heeft juist plaatsgevonden en in grote lijnen zijn dezelfde gebieden weer aangewezen. Wat is de inzet van de staatssecretaris geweest? Heeft zij daarop gekoerst? Zijn er ook nog andere wensen in dat evaluatietraject aan de orde geweest?

De heer Remkes wilde graag weten hoe het na 1999 zal gaan. Hoe schat de staatssecretaris de kans in dat het Brusselse structuurbeleid voor niet-cohesielanden zal worden doorgezet? Heeft het kabinet daar al een opvatting over? Hij was ervan geschrokken dat het kennelijk in afnemende mate mogelijk wordt om nog met Brussels geld infrastructuur te realiseren. Voor dit soort vergaande vormen van bemoeienis vanuit Brussel zou geen ruimte moeten zijn. Als men hier kiest voor infrastructuurprojecten en vindt dat de ontwikkeling een bepaalde regio moet dienen, dient niet op de vierkante millimeter de maat van die projecten te worden genomen. Daar moet men zich de grootst mogelijke zorg over maken.

Heeft de staatssecretaris met betrekking tot het ISP een indruk hoe de gedecentraliseerde uitvoering verloopt? De heer Remkes hoorde dat er knelpunten zijn bij de afstemming van de Brusselse randvoorwaarden op de ISP-randvoorwaarden. Wat kan daaraan gebeuren?

Hij was er het afgelopen weekeinde erg van geschrokken dat er op het punt van de kansenzones sprake is van een impasse. Het bod van het kabinet stelt helemaal niets voor. Of je kiest voor het fenomeen van de kansenzones, of je kiest er niet voor. Als ervoor gekozen wordt, moet dat ook krachtig worden gedaan.

De heer Remkes had afgelopen maandag gehoord dat een bezuiniging op de IPR in de lucht zou zitten in het kader van de begroting voor 1997. Kan de staatssecretaris aangeven of dat gerucht enige grond van waarheid heeft?

Mevrouw De Koning (D66) vroeg zich af wat er met de discussiepunten met betrekking tot de voortgangsrapportage over de nota Ruimte voor regio's is gebeurd. Hoever is de staatssecretaris met het overleg met provincies en regionale openbare lichamen? Wat betreft de bedrijfslocatieplanning en -reservering blijkt het bij het locatiebeleid behorende parkeerbeleid niet steeds bij de afweging te worden betrokken. Weet de staatssecretaris daar iets van? Mevrouw De Koning hoopte dat de milieuoverwegingen altijd bij de beschouwingen worden betrokken. Zij wilde verder graag iets weten over de actualisering van de Vinex en de knooppuntendiscussie.

Een belangrijk onderdeel van de nota is de vervanging van het BOB door de Stirea. EZ heeft 1,2 mln. geleverd aan de ontwikkeling van Delfspark. Is de afdeling technologie van EZ in dat verband gehoord? Er is 5,9 mln. uit de BOB-middelen ingezet voor Heerlen/Aken. Gebeurt dat ook in andere grensregio's, zoals Groningen en Twente? Zij had zorgen over Zeeuws-Vlaanderen en de gretigheid van de Belgen om bepaalde bedrijven te annexeren en in het bijzonder over Terneuzen en de Kanaalzone die een kant-en-klaarplan hebben ingediend op het punt van de afvalverwerking. Zij hoopte dat de Stirea-regeling daarop van toepassing kan zijn.

Stirea verlangt steeds een regionale bedrijfsterreinenvisie. Wat is precies het bestuurlijk niveau van zo'n visie? Wat is de samenhang tussen het tweede criterium en het derde, het draagvlak voor regionale samenwerking? Overlappen die elkaar niet gedeeltelijk? Spelen de problemen rond de vorming van stadsprovincies een rol in de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris voor het ruimtelijk economisch beleid?

De planning van toeristische locaties vereisen kennelijk geen bedrijfsterreinenvisie. Waarom niet?

Er is voor Stirea voor de periode tot 1999 300 mln. begroot. Daarvan is 100 mln. gereserveerd voor de grote steden. Is dat nog steeds slechts een reservering en hangt de werkelijke verdeling af van plannen die de staatssecretaris hebben bereikt c.q. moeten bereiken? Wat gebeurt er met het verschil als de reservering, wat niet helemaal uitgesloten is, aanzienlijk te klein blijkt te zijn? Is de eerste tender voor Stirea al gehouden? Dat zou kort na 1 juni gebeuren.

D66 heeft verleden jaar aangedrongen op het nader bekijken van het verplaatsen van ruimte-extensieve, niet specifiek gebonden bedrijven, zoals de glastuinbouw, de bollenteelt en het toerisme, naar gebieden in het noorden, waar ruimte is. Uit het jaarverslag van het ISP blijkt dat Noord-Nederland bekend is als potentieel gebied voor de glastuinbouw en dat er een project is gestart, waarbij glastuinders die verplaatsing overwegen hiervoor individueel worden benaderd. Er zou zelfs een fulltime acquisiteur met deze taak belast zijn. Wat is de huidige stand van zaken? Welke activiteiten heeft de staatssecretaris het afgelopen jaar ontplooid?

Verleden jaar is gesproken over mogelijke renationalisering van het regionale beleid. De staatssecretaris gaf er de voorkeur aan daar later op in te gaan, aan de hand van een goede voorbereiding. Heeft zij daar nu een visie op waar zij de Kamer deelgenoot van kan maken?

In de nota Ruimte voor regio's is de voordracht van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht voor het Urban-programma gemeld. Klopt het dat er 20 mln. voor Den Haag en Amsterdam beschikbaar is gekomen of is het wellicht meer? Het is jammer dat de Noordkop van Noord-Holland niet in aanmerking blijkt te komen voor de tweede fase van het doelstelling-2-regime. Heeft de staatssecretaris zich ingespannen voor de voordracht van deze regio?

De staatssecretaris heeft het huidige doelstelling-2-gebied uitgebreid met de Eemshaven. Staat al volledig vast dat de Europese Commissie de programma's zal goedkeuren? Is de verwachting nog steeds dat de Europese Commissie 356 mln. ecu beschikbaar stelt? De staatssecretaris heeft voor de Kop van Noord-Holland 10 mln. in het vooruitzicht gesteld in het actieplan kop en munt. Staat die toekenning vast of is het een voornemen? Hoe zit het, afgezien van de verplaatsing van de MEOB naar Den Helder, wellicht nog met andere concentraties van defensieactiviteiten daar naartoe en hoe zit het met de toekenning van de Konver-gelden? Is de cofinanciering daarvan al rond?

De afsluiting van de EFRO-projecten van voor 1989 is een beetje slordig gegaan. Gelukkig heeft de staatssecretaris de problematiek teruggebracht van 72 mln. naar bijna 18 mln. Mevrouw De Koning vroeg zich af of het misschien niet beter was geweest als ook de vervolgbesprekingen op politiek niveau hadden plaatsgevonden, in plaats van op ambtelijk niveau. Het bedrag van 8,5 mln. dat zou moeten worden teruggestort, is nu gestegen tot 9,847 mln. Zit hem dat alleen in wisselkoersverschillen of zijn er andere oorzaken? Geldt datzelfde misschien ook voor die 9,5 mln.? Heeft de staatssecretaris er enig zicht op waarom alleen Nederland en Frankrijk problemen hebben met de afsluiting van de projecten? De staatssecretaris zegt dat het straks wel minder voor zal komen, omdat over wordt gestapt van project- naar programmafinanciering. Mevrouw De Koning had echter toch de indruk dat het in Europa zaak is om niet te zeer te vertrouwen op de welwillendheid van de Commissie, maar de officiële termijnen strikt in acht te nemen. De staatssecretaris heeft zelf gezegd dat zij interpretatieverschillen met de Europese Commissie niet geheel uitsluit. Waar denkt zij dan aan?

Een ander probleem dat mevrouw De Koning signaleerde, is dat de Europese geldstromen veelal rechtstreeks naar lagere overheden vloeien, maar dat EZ de klappen mag opvangen als ten onrechte verstrekte subsidies moeten worden terugbetaald. Hoe zit dat bij cofinanciering? Kan de staatssecretaris misschien een enkel woord zeggen over het samenwerkingsprotocol inzake fraudebestrijding tussen EZ en de Commissie?

Het jaarverslag ISP 1995 roept de nodige vragen op over het beleid ten aanzien van de structuurfondsen. Het zogenaamde zwaluwstaarten blijkt moeilijk te werken, omdat het ISP betrekking heeft op geheel Noord-Nederland, terwijl slechts twee derde daarvan recht heeft op Europese gelden en dat dan weer op vier onafhankelijke gebieden. De inzet van de doelstelling-5b-middelen in de agrobusiness is daardoor eigenlijk nauwelijks van de grond gekomen. Welke maatregelen heeft de staatssecretaris genomen of in gedachte om een betere afstemming te bewerkstelligen?

Uit de nota Ruimte voor regio's bleek dat de economische ontwikkeling van Noord-Nederland achterblijft bij die van de rest van het land, met uitzondering van de stad Groningen. Intussen is naar aanleiding van de motie van de heer Ybema een fiscale regeling ingesteld die een versnelde afschrijving op investeringen in nieuwe bedrijfsgebouwen mogelijk maakt. Minister Wijers heeft verleden jaar 40 mln. ter beschikking gesteld en dit jaar 30 mln. Heeft de staatssecretaris nog extra aandacht besteed aan de economie ter plaatse?

Er is sprake van sancties in geval van onvoldoende medewerking bij de gesubsidieerde en actieve terugkoppeling en bij onbevredigend verlopende projecten. Is dat vaak nodig? Er wordt gesteld dat er activiteiten aangepakt moeten worden die zich richten op de bewaking van de ontwikkeling van de kostprijs in de logistieke keten. Zijn dat soort activiteiten ook aangepakt? Waar wordt dan op gedoeld? Mevrouw De Koning had begrepen dat het in de marktsector midden- en kleinbedrijf niet erg goed gaat en vroeg zich af of er een verband bestaat tussen de procedurele problemen van deze sectorcommissie en de vertraging. Zou het kunnen zijn dat er te veel leden zijn? Wat heeft de staatssecretaris voor mogelijkheden om in te grijpen?

Voor de zomer van dit jaar zou een extern bureau opdracht krijgen om het marktsectorbeleid te evalueren. Is dat al gebeurd? Is de bijgevoegde accountantsverklaring van de VB-accountants vergezeld van een managementletter? Zo ja, welke interessante aanbevelingen staan daar dan in?

De heer De Jong (CDA) was verheugd dat de rijksuniversiteit Groningen een prachtige scenariostudie heeft geschreven, Ruimte te over, ruimte te kort, over de bedrijvigheid die niet per se aan de Randstad is gebonden. Hij hoorde graag van de staatssecretaris een reactie op die studie, want hij vond de reactie van minister De Boer op een symposium dat naar aanleiding van dat rapport was georganiseerd in Utrecht, zeer teleurstellend. In het Financiële Dagblad van 24 mei zei minister De Boer dat het noorden alleen op eigen kracht activiteiten uit de Randstad kan weghalen, dat het Rijk al genoeg doet, dat het heel prettig wonen is in het noorden en dat zij blij is dat zij elk weekeinde naar het noorden mag afreizen, dat de werkloosheid in Amsterdam net zo hoog is als in Leeuwarden en dat het kabinet zich liever richt op de grote steden, omdat de Randstad de economische motor is, dat er tot 2010 geen problemen zijn met woningbouw en bedrijfsterreinen, dat de overheid nauwelijks een sturende rol kan spelen, omdat bedrijven hun eigen vestigingsplaatsfactoren hebben, waar het noorden vaak niet in past. De reactie van de burgemeester van Sneek sprak de heer De Jong meer aan, die stond op dezelfde dag in het Fries Dagblad: «De Boer vertoont het gedrag van een Randstedeling. Zij werkt in Den Haag en dan zegt zij ook nog in het weekeinde met veel plezier af te reizen naar haar huis in Vries. Het is bijna op het elitaire af.» Prof. Lambooy sprak op hetzelfde symposium over de Randstad als een geloofsartikel. Als paars de regio afschrijft en het noorden als rusthuis wil inrichten, wilde de heer De Jong dat graag horen.

Er is een convenant afgesproken met het IPO. De heer De Jong had in de krant gelezen dat men bijvoorbeeld in Limburg schat dat men 870 ha nodig heeft, maar dat het ministerie zegt dat 470 ha ook wel genoeg is. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe in de praktijk dit soort afspraken tussen IPO en het kabinet werken?

De eerste tender van Stirea valt in het tweede kwartaal. Is daar al iets meer over te zeggen? Hij had overigens al ten tijde van het vorige kabinet bezwaar gemaakt tegen de inzet van het bedrijfsomgevingsbeleid. Een deel van het regionale geld zou naar delen van het land worden gesluisd, die er volgens hem niet in passen, zoals de Randstad. Met Stirea wordt dit doorgezet en daar had hij bezwaar tegen. In de notitie kop en munt staat een aardige opsomming onder het hoofdje «Wat andere ministeries doen». Wil de staatssecretaris de Kamer op de hoogte houden van wat niet alleen haar eigen ministerie, maar ook die andere ministeries doen? Welke inspanningen getroost de staatssecretaris zich om het witboek voor de penitentiaire inrichtingen tot een succes te maken voor deze regio? Het is misschien een suggestie om de fiscale zones uit te breiden met de Kop van Noord-Holland.

De bedoeling van de wet-Vermeend/Vreugdenhil is dat het instrument van fiscale zones enigszins geconcentreerd zou worden ingezet in delen van het land waar het nodig zou zijn. De heer De Jong stond dan ook niet te juichen bij de grote spreiding die het instrument heeft gekregen. Hij had liever gezien dat het was ingezet in een aantal concentraties binnen het noorden. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom dit instrument verwatert en het over een groot aantal gemeenten wordt verspreid?

Is men de EFRO-gelden definitief kwijt? Zo ja, wie draait dan op voor de schade? In het Financiële Dagblad van deze week stond dat de regio Eindhoven het meeste geld ontvangt uit Brussel. Past dat in een nationale prioriteitenstelling? De lokale overheden moeten meefinancieren, maar er zijn lokale overheden die geen zin hebben om daaraan mee te betalen en zich naar Den Haag spoeden om daar het geld op te gaan halen. Het ging de heer De Jong er niet om dat geen gebruik moet worden gemaakt van deze gulheid van Brussel, maar hij vroeg zich wel af of het niet beter zou zijn om het geld dat via Brussel wordt rondgepompt richting Nederland, weer zelf te gaan beheren. Wanneer die stroom naar Brussel ophoudt, moet het geld echter wel beschikbaar blijven voor de regio's en niet in de schatkist van minister Zalm verdwijnen.

In het jaarverslag ISP staat dat er wat moeilijkheden zijn met het cofinancieren, omdat er verschillende regionale grenzen worden aangehouden. Kan dat niet wat minder omslachtig gaan? Er wordt nu erg veel menskracht in gestoken om die twee zaken op elkaar af te stemmen.

De heer De Jong hield nog een keer een pleidooi voor de Zuiderzeelijn. Zeker nu volgens de heer Remkes het tweede Schiphol naar Lelystad gaat, zou het toch mooi zijn wanneer die spoorlijn van Amsterdam, richting Bremen ook wordt aangelegd. Als bij de HSL de gekkigheid wordt uitgevonden om een tunnel van 900 mln. onder het gras aan te leggen en men nog naar Brabant moet om daar geld uit te delen, zal dat dan niet ten koste gaan van andere infrastructuur, zoals de Zuiderzeelijn?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris merkte op dat de nota Ruimte voor regio's uitgaat van Nederland in zijn omgeving en de ruimtelijke mogelijkheden van Nederland wat betreft de economische dynamiek in Europa en ver daarbuiten. Een discussie over de verhouding tussen de Randstad en het oosten en het zuiden en noorden van het land, is geen discussie van of-of, maar van en-en. Men is in sterke mate afhankelijk van de dynamiek die ontstaat via de mainports, de transportassen en de distributiefunctie. Zij wilde dat staande houden om te voorkomen dat elke inspanning die wordt verricht, anders dan voor de echte zorggebieden, gezien wordt als randstedelijk denken.

Om die economische dynamiek verder te benutten, moeten de distributiekanalen en ruimte voor bedrijvigheid op peil worden gehouden. Dat is een onderwerp dat regelmatig aan de orde komt in het kabinet, maar ook in het overleg dat de staatssecretaris voert met mevrouw Jorritsma en mevrouw De Boer. In het onderzoek ruimte voor economische activiteiten en in de nota Ruimte voor regio's wordt onderkend dat er op de korte en middellange termijn een ruimtelijk probleem is. Er zal dus een inspanning moeten worden geleverd om extra bedrijfsterreinen te creëren.

De Stirea is een middel om dat te stimuleren. Er is in totaal 300 mln. beschikbaar, waarvan 25 mln. per jaar naar de grote steden gaat. Dit middel is dit jaar operationeel gemaakt. De tender is achter de rug. Er zijn inmiddels 49 projecten ingediend en die liggen goed verspreid over het land. Het aantal inzendingen uit het noorden is wat geringer, maar het gaat niet alleen om het aantal inzendingen. Het gaat er ook om dat wordt voldaan aan de criteria. Onder die 49 projecten zit een drietal toeristische projecten. De staatssecretaris zegde toe dat zij de Kamer (zo snel mogelijk) informatie zal geven over de projecten die gehonoreerd worden. Alle projecten worden nu getoetst, waarbij wordt geluisterd naar de adviezen van de provincies. De provincies spelen een belangrijke rol als het gaat om de schaal, de samenhang van de projecten en de inpassing in de streekplannen.

Afgelopen maanden is behalve met het IPO ook zeer intensief overleg gevoerd met een aantal provincies, zoals Gelderland, de noordelijke provincies en Overijssel, over knelpunten in de desbetreffende provincies. Het vinden van ruimte vormt een van de knelpunten. Bij de actualisering van de Vinex worden de problemen met beschikbare ruimte en dergelijke besproken. In goed overleg met alle betrokken provinciebesturen worden vervolgens voor heel Nederland oplossingen geformuleerd.

De BOB-regeling was vooral gericht op de stedelijke knooppunten, terwijl de Stirea zich richt op het hele land. Men heeft de medewerking van alle regio's nodig voor het oplossen van het gemeenschappelijke probleem van de ruimte. De grote steden hebben een bijzondere aandacht gekregen, gezien de breed ondersteunde noodzaak om voor de grote steden iets extra's te doen. EZ heeft al in een vrij vroeg stadium aangegeven dat de grote steden een meerjarenplanning zouden kunnen maken op basis van een reservering binnen de Stirea. Daardoor ontstonden meer mogelijkheden voor een integraal beleid en het inspelen op specifieke problemen van de grote steden.

Het economisch actieplan van de grote steden, waarin de kansenzones zijn opgenomen, maakt een zeer prominent onderdeel uit van het kabinetsbeleid voor de grote steden. Het kabinet heeft ervoor gekozen pragmatisch en snel te werken. Dat betekent dat men daar waar mogelijk, snel wil beginnen en tegelijkertijd wil werken aan mogelijk noodzakelijke wetswijzigingen voor een tweede tranche, waarbij het budgettaire kader ook een rol speelt. De nu gekozen aanpak is natuurlijk niet maximaal, want er missen een aantal dingen die nog geregeld moeten worden, maar dat speelt niet een zodanige rol dat de dingen die alvast kunnen gebeuren, moeten wachten. Het grotestedenbeleid is overigens niet alleen rijksbeleid. Als het gaat om het creëren van kansenzones ligt een heel groot terrein binnen de competentie van de gemeenten en de provincies. Het is dus een interactie tussen Rijk en provincie en gemeenten. Men moet overigens niet te luchtig doen over wetswijzigingen en eventuele noodwetjes en dergelijke. Zij zegde toe er alles aan te doen om een oplossing te vinden voor de problemen die er op dit terrein zijn. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden met het gegeven dat de heer Kohnstamm coördinerend bewindspersoon is en men ook te maken heeft met andere departementen, zoals het ministerie van VROM.

De staatssecretaris had in verband met Stirea vandaag handtekeningen gezet onder de brieven inzake 25 mln. voor de vier grote steden.

Naast de bestaande regelingen is op 1 januari jl. een nieuwe regeling in werking getreden, de fiscale stimuleringsgebieden, die samenvallen met de IPR-gebieden. De keuze van die gebieden is natuurlijk een arbitraire zaak en hangt samen met de budgettaire begrenzingen. Het moest passen binnen een bepaald begrotingskader. Er is gekeken naar de criteria in de IPR. Tegelijkertijd loopt men aan tegen de kwaliteitskenmerken van de regeling. Is de drempel van 5 mln. niet te hoog? Dat zal pas duidelijk worden als de evaluatie van het eerste jaar er is. Het is heel moeilijk om tussentijds te peilen of er bijvoorbeeld bedrijven afvallen en of de regeling voldoet. De staatssecretaris zegde toe dat zij bij de evaluatie zal kijken of zowel in oppervlakte als in de toepassingsmethoden wijzigingen moeten worden aangebracht.

De meeste regio's profiteren van de economische dynamiek die ontstaat langs de transport- en distributieassen in Nederland. Er is één gebied dat daar in sterk mindere mate van profiteert en dat is het noorden des lands. De staatssecretaris ziet dat als een faseprobleem, wat niet inhoudt dat men maar achterover kan gaan zitten, omdat het wel goed zal komen. Er spreekt wel een zeker optimisme uit die term, namelijk dat men verwacht dat die economische dynamiek zich ook zal voordoen in het noorden.

In het genoemde onderzoek van de rijksuniversiteit van Groningen wordt gekeken naar de consequenties als die dynamiek zich voordoet en er inderdaad economische activiteiten worden ontplooid. Hoe, en of dat kan, wordt in het onderzoek niet beantwoord. De mogelijkheden om een verplaatsing tot stand te brengen, hangen heel nauw samen met het beleid op langere termijn. Daarbij speelt ook een rol de vraag welke elementen zich lenen voor beleidsintensivering. Over het overplaatsen van kassen loopt op dit moment een onderzoek bij het ministerie van LNV. De staatssecretaris hoopte dat in de uitkomsten van de diverse studies voldoende componenten zullen zitten om een strategische bespreking te kunnen voeren met de provincies in het noorden van het land. Dat overleg is gepland op 26 augustus. Dan zal worden bekeken op welke punten men kansrijk is om door goed gekozen beleidsprioriteiten en met de instrumenten die men tot zijn beschikking heeft, het faseringsprobleem te verkleinen.

Een van de zaken waar in verband met het CBIN veel aandacht aan moet worden besteed, is de acquisitie van bedrijven. Men moet zich daarbij wel realiseren dat de keuze van een bedrijf uit het buitenland over het algemeen plaatsvindt via een afwikkeling: eerst de keuze voor Europa, dan keuze voor Nederland en dan pas wordt gekeken naar de regionale factoren. In het afgelopen jaar had de staatssecretaris seminars gehouden om buitenlandse investeerders te interesseren voor Nederland. Het CBIN probeert bedrijven die geïnteresseerd zijn in Nederland te interesseren voor de regio's die het het hardste nodig hebben. De staatssecretaris hoopte in het gesprek van 26 augustus aan de hand van de resultaten van een onderzoek met duidelijke beleidsinjecties te kunnen komen. De middelen zijn echter beperkt en daarom kunnen die beter gericht worden ingezet op gezamenlijke speerpunten.

De evaluatie van het ISP moet eerst afgerond en vervolgens nog besproken worden met het noorden. Daarna zal zij conclusies trekken en deze bekend maken aan de Kamer.

Mevrouw De Boer heeft de suggestie gedaan een commissie in te stellen. De staatssecretaris had, toen zij daarover werd aangesproken door mevrouw De Boer, haar verteld van de lijn die zij in haar hoofd had met betrekking tot het noorden. Zij wilde eerst weten hoe de provincie zelf aankeek tegen een dergelijk instrument. Daarna zou zij haar conclusies trekken. Dit alles zal op korte termijn gebeuren.

Wat betreft de dynamiek in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe pleit de staatssecretaris voor een versterking van de economische structuur. In dit deel van Nederland is sprake van goede randvoorwaarden, zoals een groene omgeving, en op zich gunstige vestigingsfactoren. Zij gunde het noorden van het land echter dat het daar wat drukker wordt. Dat betekent ook dat er een relatie moet worden gelegd met de economische ontwikkeling en het tot stand komen van bijvoorbeeld een Zuiderzeelijn. Zij had hierover regelmatig overleg met mevrouw Jorritsma, wiens portefeuille het in eerste instantie betreft.

De politieke discussie over de tweede luchthaven moet nog plaatsvinden, maar het kan een belangrijke injectie zijn voor het noorden. Dit soort aspecten zouden ook moeten worden betrokken bij de generale discussies over die onderwerpen. Zij vond het noodzakelijk dat men, ook in de provincies zelf, een beeld heeft van de betekenis van een dergelijke ontwikkeling. Daarom sprak zij met deze provincies over dit onderwerp, hoewel zij wist dat er in Den Haag nog een politieke discussie moet worden gevoerd.

Een ander specifiek gebied is het noorden van Noord-Holland. Het actieplan kop en munt is een goed plan, dat nu goed uitgevoerd moet worden. De staatssecretaris legde een groot accent bij de competentie van het gebied zelf. Daar waar het Rijk ondersteunend kan zijn, moet het actief zijn, bijvoorbeeld door collega's te binden aan de doelstelling die de Kamer heeft geformuleerd. Dat loopt op zich goed. Er is voortgang geboekt met de ontwikkeling van de wegverbinding, de desbetreffende tunnel en de financiering daarvan en met het geven van andere bestemmingen aan defensieterreinen. Een ander interdepartementale doelstelling is de vestiging van een gevangenis. Den Helder heeft aangegeven waarom het gunstig is om daar een gevangenis te vestigen. De staatssecretaris zegde toe dat punt, als het afgerond is, waar mogelijk te ondersteunen.

Er is op dit moment geen cofinancieringsprobleem. Er ligt in Brussel nog wel een aanvraag voor Den Helder op grond van artikel 10. Een deel van de desbetreffende 10 mln. moet dan ook worden gezien als cofinanciering voor Den Helder.

De staatssecretaris had op bestuurlijk niveau met mevrouw Wulf gesproken over de doelstelling-2-gebieden en de bepaling van nieuwe doelstellinggebieden. Er bestaat een gentleman's agreement met Brussel over het totaalbedrag en er is overeenstemming over de huidige doelstelling-2-gebieden. In het contact werd duidelijk dat het uiterst onverstandig is om over te gaan tot een herverdeling, omdat de criteria met betrekking tot de werkgelegenheidsstandaarden zijn aangescherpt en in feite het hele programma ter discussie wordt gesteld. Daar is zeer intensief overleg over gevoerd.

Dat geldt ook voor het probleem van de toepassing van de nieuwe bepalingen op de oude EFRO-fondsen. Na overleg op ambtelijk niveau, had de staatssecretaris op bestuurlijk niveau contact met mevrouw Wulf. Daarin had de staatssecretaris redelijk wat bereikt. Toch is zij in beroep gegaan omdat er namelijk een belangrijk verschil van mening is over de interpretatie.

Er is gevraagd hoe het staat met de Eemshaven. Het doelstelling-2-gebied is inmiddels hiertoe uitgebreid.

Cofinanciering kan een probleem worden, aangezien in het verleden een claim op Brusselse gelden is gelegd, terwijl de cofinanciering nog moest worden ingevuld. Komend jaar zullen dan ook oplossingen moeten worden gevonden voor de cofinanciering. De staatssecretaris vond het niet meer dan normaal dat, waar mogelijk, ook regio's in hoge mate verantwoordelijk zullen zijn voor de cofinanciering.

Heel belangrijk is de discussie over de vraag wat er na 1999 gaat gebeuren met het structuurbeleid in Nederland. De Kamer heeft daar enige tijd terug een brief over gekregen in het kader van de IGC-agenda. De Kamer heeft nog geen informatie gekregen over de vraag hoe men gaat kiezen, omdat die discussie nog niet is afgerond. Er zijn verscheidene mogelijkheden. Nederland betaalt 900 mln. ecu en ontvangt zo'n 500 mln. terug. Gezien het aantal landen dat toetreding wenst tot de Unie, zal er een verschuiving van de gelden moeten plaatsvinden, zodat deze landen ook in staat kunnen worden gesteld hun structuur te verstevigen. Dat kan betekenen dat de gelden anders moeten worden verdeeld, maar dat mag niet betekenen dat Nederland geen regionaal en ondersteunend beleid meer kan voeren. Sterker nog, het staat enigszins los van elkaar. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor zijn eigen problemen.

Er wordt in het kader van doelstelling 2 inderdaad minder geld toegekend aan infrastructuurprojecten, maar dat was al enige tijd zo. Invulling van het programma dat is gericht op zwakke economische gebieden, met weinig werkgelegenheid of hoge werkloosheid, met infrastructuur staat eigenlijk op gespannen voet met de strikte criteria van Brussel. Desalniettemin is er voor Nederland een behoorlijk bedrag aan structuurgelden beschikbaar gesteld. Men zal die ruimte optimaal proberen te benutten, maar er is een grens en dat is het probleem.

In de nota en de memorie van toelichting staat al het nodige over de noodzaak om de spanningen tussen het parkeer- en locatiebeleid en de milieuoverwegingen in de toepassing van de nota Ruimte voor regio's op te lossen. In de actualisering van de Vinex is ook gezocht naar oplossingen voor een aantal locaties. De staatssecretaris had aan alle provinciebesturen gevraagd om haar op de hoogte te stellen van die situaties waarin zich conflicten voordoen. Enerzijds is er de noodzaak meer ruimte te creëren en anderzijds is er het bestaand beleid op het gebied van parkeren locatiebeleid. Aan de hand van het systeem van monitoren zal daar waarschijnlijk op niet al te lange termijn een concreter beeld van kunnen worden gegeven.

In de langeretermijnvisie spelen een heroverweging op de infrastructuur, nieuwe plannen voor infrastructuur en de vraag hoe men de economische ontwikkelingen in dit land in de jaren na de werkingsduur van de Vinex in gaat vullen, een rol. Die discussie is reeds gestart. De staatssecretaris kon daar nog geen opheldering over geven, omdat de uitspraken nog niet zijn gedekt door een kabinetsbeslissing. Zij vond het wel heel belangrijk dat er interdepartementaal over de problematiek wordt gesproken en dat men op niet al te lange termijn de ingrediënten en de schets voor nieuw ruimtelijk beleid, met daarin aandacht voor economische activiteiten, kan voorleggen.

De staatssecretaris had wat betreft de specifieke zaken in de nota Ruimte voor regio's geen last van discussies over stadsprovincies. EZ is er overigens alleszins bij gebaat dat er zo snel mogelijk een ordening komt.

Er is inderdaad 20 mln. beschikbaar voor Urban. Zij zegde toe in de memorie van toelichting bij de begroting aan te geven hoe het stedelijk beleid past in het totale economische beleid.

IPR is een raming in de begroting, dat elk jaar geheel of, meestal, gedeeltelijk wordt uitgegeven. Tot nu toe is er wisselend gebruik gemaakt van de IPR. Er zal voor volgend jaar een lichte aanpassing moeten plaatsvinden in verband met het sluitend krijgen van de begroting. Dit jaar is heel succesvol. Als het gaat om een aanpassing, zal dat een zeer marginale zijn.

De staatssecretaris kon een aantal zaken niet beantwoorden, omdat zij daar eerst met betrokkenen over wilde spreken. Dat betreft onder andere de evaluatie van de ISP. Daarin zitten overigens heel veel elementen die niet alleen een signaalwerking hebben voor de rijksoverheid, maar ook voor de eigen geledingen. Als er informatie is over de managementbrief krijgt de Kamer die.

Er zijn vragen gesteld over de cofinanciering van Konver. Voor Den Helder komt er nog wat aan, maar los daarvan is Konver al toegekend. Zij had, hoewel dat niet haar gewoonte is en ook niet zal worden, speciaal voor Den Helder een cofinancieringsregeling getroffen. Die is al van kracht.

De toepassing van fiscale regelingen en het gevaar dat verplaatsingen dichtbij plaatsvinden, zullen worden meegenomen in de evaluatie. Men moet voldoen aan de criteria. Zij vond het overigens niet zo'n goed idee om de gebieden uit te breiden. De regeling is namelijk bedoeld voor het opheffen van concurrentieverschillen, ontstaan door achterstand. Het is wel noodzakelijk om te kijken of de gemeenten die nu zijn aangewezen, altijd in aanmerking blijven komen. Misschien doen zich veranderingen voor.

Footloosebedrijven vormen inderdaad een belangrijke doelgroep als het gaat om vestiging in het noorden van het land. Het lukt gelukkig af en toe om zo'n footloosebedrijf aan te trekken.

De situatie in Eindhoven hangt heel nauw samen met de problematiek rond Daf en Philips. Dat was aanleiding voor doelstelling 2.

De staatssecretaris deelde ten slotte mee, de andere, nog niet beantwoorde vragen, schriftelijk te zullen beantwoorden.

De voorzitter van de commissie,

H. Vos

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Houda (PvdA).

Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Jeekel (D66), Crone (PvdA).

Naar boven