nr. 3
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
goedkeuring van de op 16 juli 1993 te Genève tot stand gekomen Internationale
Cacao-Overeenkomst 1993, met bijlagen (Trb. 1994, 135 en 1995, 11).
De toelichtende memorie die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
15 maart 1995
Beatrix
nr. 4
Voorstel van wet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de op 16 juli 1993 te Genève
tot stand gekomen Internationale Cacao-Overeenkomst 1993, met bijlagen, waaraan
het Koninkrijk reeds is gebonden, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de
Grondwet alsnog de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
De op 16 juli 1993 te Genève tot stand gekomen Internationale Cacao-Overeenkomst
1993, met bijlagen, waarvan de Engelse en Franse tekst is geplaatst in Tractatenblad
1994, 135 en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 1995, 11, wordt
goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 2
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Economische Zaken,
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,