24 055
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de functie van verkeersschout

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt, dan wel uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Dit wetsvoorstel strekt tot opheffing van de functie van verkeersschout, onder het treffen van overgangsrechtelijke voorzieningen voor de thans nog functionerende verkeersschouten. Het wetsvoorstel is aangekondigd in de brief van mijn ambtsvoorganger van 20 juli 1994 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 1993/94, 20 300, nr. 5), waarbij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie met betrekking tot de bevoegdheid van de verkeersschout (Kamerstukken II 1987/88, 20 300, nrs. 1–3) werd ingetrokken. Ik verwijs daarnaar.

2. Achtergronden

Sinds 1 oktober 1972 (Wet van 7 september 1972 (Stb. 461)) kunnen krachtens artikel 59e van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) bij het arrondissementsparket verkeersschouten worden benoemd. Het zijn van jurist is geen benoemingsvereiste. De verkeersschout kan in zaken die uitsluitend betreffen feiten die bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen of de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) als overtreding strafbaar zijn gesteld, alsmede in andere zaken betreffende de WAHV, de bevoegdheden uitoefenen die de wet aan de officier van justitie toekent (artikel 59g RO). De bevoegdheden van de verkeersschout zijn dus beperkt tot (bepaalde) verkeersovertredingen en de bestuursrechtelijke behandeling van WAHV-zaken; zij strekken zich niet uit tot alle verkeersdelicten en met name niet tot verkeersmisdrijven.

Redenen voor de introductie van de functie van verkeersschout waren een stijgend aantal verkeerszaken en een algemeen tekort aan officieren van justitie.

In totaal zijn drie driejarige opleidingen tot verkeersschout georganiseerd, aanvangende in 1974, 1978, respectievelijk 1980. In 1983 is besloten de opleiding te staken. De voornaamste reden daarvoor was dat het aantal verkeerszaken en het aantal officieren van justitie inmiddels geen probleem meer vormden.

Bijkomende argumenten voor beëindiging van de opleiding waren de hoge kosten (ca. een half miljoen gulden per persoon) en het lage rendement (veel verkeersschouten behaalden alsnog de meesterstitel en werden officier van justitie).

Op 29 oktober 1987 is eerdergenoemd voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie met betrekking tot de bevoegdheid van de verkeersschout (Kamerstukken II 1987/88, 20 300, nrs. 1–3) (hierna: wetsvoorstel 20 300) ingediend. Het strekte ertoe het mogelijk te maken de bevoegdheid van de verkeersschout uit te breiden tot alle verkeersovertredingen en verkeersmisdrijven. Aan het voorstel lag de wens ten grondslag de zittende verkeersschouten optimaal te kunnen inzetten. Het instituut als zodanig werd in dat voorstel nog niet uitdrukkelijk ter discussie gesteld. Het wetsvoorstel is ingetrokken bij eerdergenoemde brief van 20 juli 1994.

Thans is de situatie als volgt. In veel arrondissementen is al jaren geen verkeersschout meer werkzaam. Van de in totaal 44 benoemde verkeersschouten zijn er momenteel nog acht in functie. Van de overige verkeersschouten zullen er twee binnen enkele jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Feitelijk kan derhalve worden geconstateerd dat het instituut verkeersschout nog slechts in een – steeds kleiner wordende – minderheid van de arrondissementen functioneert.

3. Het onderhavige wetsvoorstel

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat aan de functie van verkeersschout als zodanig geen behoefte meer bestaat. Tegelijkertijd worden de bij de thans nog functionerende verkeersschouten aanwezige kennis en ervaring op verkeersgebied in het algemeen binnen de parketten als zeer waardevol ervaren. Daarom moet er naar worden gestreefd deze voor het OM te behouden en optimaal te benutten.

Deze overwegingen hebben geleid tot het voornemen om eerdergenoemd wetsvoorstel 20 300 in te trekken en in een nieuw wetsvoorstel de functie van verkeersschout op te heffen en de fungerende verkeersschouten, bij wijze van overgangsrechtelijke maatregel, van rechtswege te benoemen tot substituut-officier van justitie met een tot het verkeersrecht beperkte bevoegdheid. De vergadering van procureurs-generaal heeft over dit voornemen positief geadviseerd en voorgesteld de in wetsvoorstel 20 300 voorziene bevoegdheidsuitbreiding met onder meer verkeersmisdrijven thans voor de nog in functie zijnde verkeersschouten te realiseren. Dit voorstel is in de overgangsbepaling van het onderhavige wetsvoorstel overgenomen. Over de rechtspositionele aspecten is in het Sectoroverleg rechterlijke macht, bedoeld in artikel 10 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, op 17 mei 1994 overeenstemming bereikt.

Aldus brengt dit wetsvoorstel enerzijds door de opheffing van het instituut verkeersschout de regelgeving in overeenstemming met een eerder gemaakte beleidskeuze en bevordert het anderzijds een optimale inzetbaarheid van de huidige verkeersschouten.

Wetsvoorstel 20 300 is, als gezegd, op 20 juli 1994 ingetrokken. De opheffing van de functie van verkeersschout vindt haar beslag in de artikelen I tot en met V, de overgangsrechtelijke maatregelen zijn neergelegd in artikel VI van het onderhavige wetsvoorstel. De wijze waarop dit is gebeurd, wordt nader toegelicht in het artikelsgewijze gedeelte van deze memorie van toelichting.

4. Financiële consequenties

Dit wetsvoorstel heeft geen consequenties voor de Rijksbegroting, aangezien de ex-verkeersschouten in hun nieuwe functie van substituut-officier van justitie hetzelfde salaris ontvangen.

5. Verhouding tot andere wetgeving

Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is er vanuit gegaan dat op het moment dat het tot wet is verheven en in werking treedt artikel 42 van de (oude) Wegenverkeerswet (zie artikel IV) nog niet is ingetrokken.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikelen I–V

De artikelen I tot en met V behelzen de opheffing van de functie van verkeersschout, door in de Wet op de rechterlijke organisatie en andere wetten de verwijzingen daarnaar te schrappen en de wetstekst waar nodig technisch aan te passen.

Artikel VI

In artikel VI zijn de overgangsrechtelijke voorzieningen voor de fungerende verkeersschouten neergelegd.

Eerste lid. Op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet worden ingevolge het eerste lid de dan fungerende verkeersschouten van rechtswege, met voorbijgaan aan het benoemingsvereiste van artikel 59b RO, benoemd tot substituut-officier van justitie met beperkte bevoegdheid. Gezien het geringe aantal betrokkenen en het belang van de organisatie bij het behoud van de kennis en ervaring van de zittende verkeersschouten is deze incidentele afwijking van de benoemingsvereisten aanvaardbaar en wenselijk.

Tweede lid. De zaken waarin een overeenkomstig het eerste lid benoemde substituut-officier van justitie bevoegd is, worden ingevolge het voorgestelde tweede lid aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Het is de bedoeling dat die algemene maatregel van bestuur een bepaling zal bevatten die geënt is op artikel 59g, eerste lid, RO, met weglating van de beperking tot overtredingen, waardoor ook misdrijven binnen het bereik komen, en die is aangevuld met verkeersdelicten uit andere dan de in dat artikel genoemde wetten. De opsomming van wetten zal een geactualiseerde versie zijn van de opsomming in de indertijd bij de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 20 300 gevoegde concept-algemene maatregel van bestuur.

De bevoegdheid van de overeenkomstig het eerste lid benoemde substituut-officieren van justitie zal dan omvatten de bevoegdheid van de voormalige verkeersschouten, uitgebreid met andere verkeersdelicten inclusief misdrijven. De bevoegdheid van deze functionarissen wordt derhalve beperkt ten opzichte van de bevoegdheid van de gewone officier van justitie in de rang van substituut, die alle bevoegdheden heeft die de wet aan de officier van justitie toekent, maar verruimd ten opzichte van de bevoegdheid van de verkeersschout.

Derde lid. De benoeming heeft geen gevolgen voor de salariëring, omdat zowel verkeersschout als substituut-officier van justitie in categorie 10 van artikel 1 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vallen. Het derde lid bepaalt uitdrukkelijk dat de salarisanciënniteit in het nieuwe ambt gelijk is aan die in het oude ambt.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven