nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 10 januari 1995
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 12 januari 1995. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 11
februari 1995.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State
gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
het op 17 juni/26 november 1992 te Windhoek tot stand gekomen verdrag tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Namibië inzake technische
samenwerking (Trb. 1993, 73 en 1994, 272).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan:
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
W. Kok
TOELICHTENDE NOTA
Zoals uiteengezet in de «Notitie Namibië» (kamerstukken
II 1989/90, 21 300 V, nr. 124), die in juni 1990 door de Minister van
Buitenlandse Zaken en de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking werd aangeboden
aan de Tweede Kamer, zal Nederland zich in de ontwikkelingsrelatie met Namibië
nauw aansluiten bij de prioriteiten van de Namibische overheid. Dit betekent
dat de steun zich voornamelijk zal richten op de watervoorziening in het noorden
van het land. Daarnaast zal aandacht worden gegeven aan onderwijs en training
en aan drinkwater-gerelateerde activiteiten in de gezondheidssector. De komende
jaren zal de hulp circa 10 miljoen gulden per jaar bedragen.
Sedert maart 1992 is een door Nederland aangestelde ontwikkelingssamenwerking-coördinator
werkzaam in Windhoek, die de taak heeft om verder gestalte te geven aan de
ontwikkelingsrelatie met Namibië.
Het voorliggende verdrag beoogt, door algemene clausules op het gebied
van belastingen, vrijwaringen en beperkte immuniteit, afspraken voor de toekomstige
technische samenwerking vast te leggen waardoor tot een snelle uitvoering
van goedgekeurde projecten kan worden gekomen en de inzet van deskundigen
kan worden bespoedigd. Het Nederlandse, dat wil zeggen door Nederland ingezette
personeel kan overigens uiteraard een andere nationaliteit dan de Nederlandse
hebben.
Overeenkomstig artikel I, tweede lid, van het verdrag, worden ter uitvoering
ervan verdragen gesloten waarin de afzonderlijke projecten worden geregeld.
Deze verdragen behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen niet de goedkeuring van de Staten-Generaal,
behoudens het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van die Rijkswet.
Het verdrag wordt eerst thans ter goedkeuring overgelegd daar het veel
tijd heeft gekost om in overleg met de Namibische autoriteiten enkele correcties
in de ondertekende verdragstekst aan te brengen, waarna finalisering van de
vertaling kon plaatsvinden.
Het verdrag zal gezien zijn aard, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor
Nederland gelden. Het wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast
in verband met de lopende projecten.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
J. P. Pronk
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
W. Kok