24 040
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Justitie alsmede wijziging van enige wetten in verband met de subsidietitel in de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Wet Justitie-subsidies)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 september 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor de voorgestelde tekst van artikel 3 wordt de aanduiding «1» geplaatst en wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. Onze Minister kan voorschotten op een subsidie verlenen. Bij ministeriële regeling kunnen regels met betrekking tot de bevoorschotting worden gesteld.

B

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder slachtofferhulp:

a. de opvang van slachtoffers van vermoedelijke strafbare feiten, voor zover bestaande uit:

1°. laagdrempelige psychische ondersteuning van slachtoffers;

2°. praktische begeleiding en ondersteuning van slachtoffers;

3°. doorverwijzing van slachtoffers naar niet in het bijzonder voor slachtoffers bedoelde hulpverleningsinstellingen;

4°. begeleiding van slachtoffers tijdens het strafproces;

5°. informatieverlening aan slachtoffers over in ieder geval de opsporing, de vervolging en berechting van de vermoedelijke dader onderscheidenlijk daders;

b. verbetering van de kwaliteit en organisatie van bestaande activiteiten ten behoeve van slachtoffers;

c. verbetering van de positie van het slachtoffer.

C

Aan artikel 8 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt:

3. Onze Minister kan aan de coördinerende rechtspersoon subsidie verstrekken voor bijzondere projecten. De artikelen 25 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing.

D

De artikelen 22 en 23 komen te luiden:

Artikel 22

1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen voor de verstrekking van projectsubsidies op het gebied van slachtofferhulp.

2. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval:

a. een uitwerking van de activiteiten, genoemd in artikel 6, die voor subsidie in aanmerking komen, en

b. een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 23

Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor activiteiten op het gebied van slachtofferhulp, waarvoor projectsubsidies kunnen worden verstrekt.

E

Voor de voorgestelde tekst van artikel 26 wordt de aanduiding «1» geplaatst en wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. Voor zover de aanvrager van een projectsubsidie voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of organen van internationale organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

F

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

G

De artikelen 35 en 36 komen te luiden:

Artikel 35

1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen voor de verstrekking van projectsubsidies op het gebied van criminaliteitspreventie.

2. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval:

a. een uitwerking van de activiteiten, genoemd in artikel 32, die voor subsidie in aanmerking komen, en

b. een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 36

Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor activiteiten op het gebied van criminaliteitspreventie, waarvoor projectsubsidies kunnen worden verstrekt.

H

In het tweede lid van artikel 43 vervalt in onderdeel a het woord «en», wordt de punt aan het slot van onderdeel b vervangen door «,en» en wordt een onderdeel c toegevoegd, dat luidt:

c. de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van eventuele aanvragen om subsidie bij een of meer andere bestuursorganen of organen van internationale organisaties, welke dezelfde begrote uitgaven betreffen.

I

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaren bewaard.

J

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het in onderdeel G voorgestelde artikel 42 komt het tweede lid te vervallen en worden het derde en vierde lid vernummerd tot tweede en derde lid.

b. Het in onderdeel H voorgestelde artikel 42a, eerste lid, onderdeel k, komt te luiden:

k. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen;

c. Het in onderdeel I voorgestelde artikel 42b, tweede lid, onderdeel g, komt te luiden:

g. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen.

K

Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel A komt als volgt te luiden:

A

In het eerste en tweede lid van artikel 4 wordt «uitkeringen» vervangen door: subsidies.

b. In het in onderdeel C voorgestelde artikel 16 komt het tweede lid te vervallen en worden het derde en vierde lid vernummerd tot tweede en derde lid.

c. In het in onderdeel F voorgestelde artikel 18 komt het eerste onderdeel als volgt te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden: Het bestuur zendt binnen vier maanden na afloop van het boekjaar het financiële verslag aan Onze Minister.

L

Na artikel 54 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 54a

De Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 15 komen als volgt te luiden:

2. Onze minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verstrekken jaarlijks aan het Bureau een subsidie voor de kosten van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b.

3. Onze minister verstrekt gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn jaarlijks aan het Bureau een subsidie voor de kosten van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a. Eveneens wordt jaarlijks aan het Bureau een subsidie verstrekt voor de kosten van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, vierde lid.

4. Onze minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geven jaarlijks voor 1 september van enig kalenderjaar, doch niet dan nadat zij daarover met het Bureau hebben overlegd, het bedrag van de subsidie aan dat voor het daaropvolgende kalenderjaar aan het Bureau zal worden verstrekt en nemen dit bedrag op in de voorstellen van wet tot vaststelling van de begroting van onderscheidenlijk het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

5. Indien de subsidie wordt verstrekt ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt zij verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4.2.3.6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 54b

De Wet schadefonds geweldsmisdrijven wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Onze Minister verstrekt het fonds jaarlijks een subsidie voor de kosten van de uitvoering van deze wet, voor zover niet op andere wijze in de vergoeding van deze kosten kan worden voorzien.

TOELICHTING

A

Op grond van artikel 4.2.7.3 Awb kan een bestuursorgaan voorschotten verstrekken indien dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Wij zijn van oordeel dat bij alle hier aan de orde zijnde subsidies voorschotverlening mogelijk moet zijn. Tevens kan het dienstig zijn enkele algemene regels met betrekking tot de bevoorschotting te stellen.

B

Het betreft een redactionele verbetering, die in de nota naar aanleiding van het verslag wordt toegelicht.

C

Er kunnen naast de exploitatiesubsidie aan de LOS ook nog projectsubsidies worden verstrekt, bijv. voor de ontwikkeling van nieuwe methoden en werkwijzen van slachtofferhulp.

D en G

Voorgesteld wordt om het opstellen van beleidsregels met betrekking tot het verstrekken van projectsubsidie op de terreinen slachtofferhulp en criminaliteitspreventie, alsook het vaststellen van subsidieplafonds, niet als verplichting, maar als bevoegdheid te formuleren. Het spreekt namelijk niet vanzelf dat er ieder jaar behoefte bestaat aan een nadere uitwerking van de in artikel 21 resp. 34 genoemde subsidiabele activiteiten door middel van beleidsregels, c.q. aan het vaststellen van subsidieplafonds. Deze behoefte verschilt eveneens al naar gelang het type activiteit. Bij de op innovatie gerichte subsidies (onderdeel b) is daar bijv. minder behoefte aan dan bij de subsidies die kunnen worden verstrekt voor de bevordering van de toepassing van effectief gebleken preventieve maatregelen of maatregelen van slachtofferhulp (onderdeel a).

E en H

Voorgesteld wordt om zowel aan artikel 26 als aan artikel 43 een nieuw lid resp. nieuw onderdeel toe te voegen, dat de aanvrager verplicht om melding te maken van bij andere bestuursorganen of organen van internationale organisaties ingediende aanvragen voor dezelfde begrote uitgaven. Deze bepaling beoogt een ongewenste cumulatie van subsidies te voorkomen, en de betrokken subsidiegevers de gelegenheid te geven hun besluitvorming terzake op elkaar af te stemmen. Het spreekt voor zich, dat wanneer voor dezelfde begrote uitgaven ook door andere organen subsidie wordt verstrekt, de subsidie om die reden kan worden geweigerd. Artikel 26, tweede lid, geldt voor aanvragen voor projectsubsidies in het kader van slachtofferhulp en criminaliteitspreventie en op grond van artikel 50, ook voor niet-wettelijke subsidies. Artikel 43 geldt voor onderzoeksubsidies. Voor de per boekjaar verstrekte subsidies aan instellingen en organisaties geldt een vergelijkbare verplichting (uitgezonderd de internationale organisaties) reeds op grond van artikel 4.2.8.2.6 van de Awb. In het aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel was de aanvullende bepaling reeds voorzien, maar vervolgens weer geschrapt omdat opname ervan in de Awb werd overwogen hetgeen de bepaling in de Wet Justitie-subsidies overbodig zou maken. Nu daarvan is afgezien, willen wij de aanvullende bepalingen alsnog opnemen.

F en I

Het betreft een iets andere schrijfwijze; in plaats van een verwijzing naar artikel 4.2.8.4.2 Awb is de tekst, ter wille van de leesbaarheid, voluit geschreven.

J en K

Door het bij Nota van wijziging schrappen van de uitzondering voor uitkeringen uitsluitend aan publiekrechtelijke rechtspersonen in artikel 4.2.1.1, derde lid, van de Awb, is de uitdrukkelijke afwijking van dit Awb-artikel overbodig geworden.

In verband met het voornemen om van de termijn in artikel 4.2.8.5.2 Awb van zes maanden, een standaardtermijn te maken (in plaats van een dwingende termijn zoals thans het geval is), zijn ook de uitdrukkelijke afwijkingen van dit Awb-artikel overbodig geworden. Voor het indienen van het financiële verslag van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt thans een termijn van vier maanden voorgesteld, zoals toegelicht in de laatste alinea van de Nota naar aanleiding van het verslag.

L

Naar aanleiding van het schrappen van de uitzondering voor subsidieverstrekking tussen overheden is na inventarisatie gebleken, dat nog een tweetal wetten waarin sprake is van subsidieverstrekking aan een zelfstandig bestuursorgaan aanpassing behoeft. Het betreft de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (artikel 54a) en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (artikel 54b). Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de subsidietitel van de Awb niet van toepassing is op zelfstandige bestuursorganen die tot de rechtspersoon de Staat der Nederlanden behoren, omdat van een aanspraak op financiële middelen slechts sprake kan zijn indien de verstrekker en de ontvanger van de aanspraak twee te onderscheiden rechtssubjecten zijn met twee te onderscheiden vermogens.

De Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen is op 23 maart 1995 tot stand gekomen (Stb. 198). Het Bureau is belast met de inning van onderhoudsbijdragen voor kinderen in het kader van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de inning van ouderbijdragen in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening. Daarnaast vervult het taken in het kader van internationale verdragen op dit terrein. De wet zal – tegelijk met de derde tranche Awb – op 1 januari 1997 in werking treden. Van de bepalingen in het hoofdstuk over financieel beheer en verslaglegging is alleen artikel 15, dat een opsomming bevat van de inkomsten van het bureau, aangepast. De bijdragen uit de begrotingen van Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn in dit artikel terminologisch als subsidies aangeduid. In de huidige subsidiesystematiek is reeds een verleningsmoment (aan de hand van de begroting en meerjarenbeleidsplan) en een vaststellingsmoment (aan de hand van de jaarrekening en het jaarverslag) te onderscheiden. Overwogen is om de regeling van afdeling 4.2.8 Awb (per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) van toepassing te verklaren. Uiteindelijk is daar van afgezien, omdat dit een weliswaar technische, doch desalniettemin onevenredig zware ingreep zou zijn. De moeilijkheid is namelijk dat de verantwoordelijke ministers niet alleen betrokken dienen te zijn bij de aanwending van het subsidiedeel van de inkomsten van het Bureau, maar ook bij de omvangrijke eigen inkomsten (kostenopslag op de kinderalimentatie), aangezien het LBIO met beide inkomstenbronnen publieke taken uitvoert. Dit zou betekenen dat afdeling 4.2.8 Awb op vrijwel alle onderdelen aanvulling zou behoeven. Nu in de LBIO-wet een regeling is uitgeschreven waarbij o.a. aansluiting is gezocht bij het jaarrekeningenrecht van titel 9 van boek 2 Burgerlijk Wetboek is het resultaat materieel ongeveer hetzelfde.

De wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven is louter terminologisch. De huidige tekst van artikel 2 stelt, dat de uitkeringen en de overige kosten van het fonds, voor zover daarin niet op andere wijze kan worden voorzien, ten laste van de begroting van het departement van Justitie komen. Het ter beschikking stellen van de financiële middelen aan het fonds door de Minister van Justitie is een subsidie in de zin van de Awb. Voor de goede orde: de uitkeringen uit het fonds zijn schadevergoedingen en derhalve geen subsidie.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven