24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

nr. 369
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 18 november 2009 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 23 september 2009 inzake de beleidsregels van de minister van EZ voor de NMa over boetes, clementie en combinatieovereenkomsten (24 036, nr. 365);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 21 oktober 2008 met het Relatiestatuut EZ-NMa (24 036, nr. 360).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Timmer

Griffier: Franke

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Timmer, Ten Hoopen, Vos, Van der Burg, Jansen,

en minister Van der Hoeven, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De heer Ten Hoopen (CDA): Voorzitter. De minister neemt meer verantwoordelijkheid voor het mededingingsbeleid. Dat is een lijn die de CDA-fractie ondersteunt en goed lijkt. Dit echter wel onder de voorwaarde dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) in individuele gevallen volstrekt onafhankelijk blijft. Ik neem aan dat de minister dat onderschrijft.

De Rekenkamer heeft harde conclusies getrokken over het ingrijpen van de minister in de regulering van de energiesector. In 2006 heeft de minister de waarde van het gastransportnetwerk van de Gasunie voorgeschreven. De Rekenkamer zegt in feite dat de regering niet goed in staat is om de belangen van afnemers te beschermen. Daarom is de NMa nu juist een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Hoe ziet de minister dat? Vindt zij ook dat zij die afstand dient te bewaren? Deze discussie speelt momenteel ook bij het wetsvoorstel over de gasmarkt. Het is in ieder geval goed dat de instemmingsbevoegdheid van de minister is geschrapt om aan het begin van de reguleringsperiode tarieven te corrigeren. Collega Spies zal hierop terugkomen. Is de minister bereid de onafhankelijkheid van de Energiekamer te blijven borgen? Wat schrijft het derde pakket van de Europese Commissie op dit punt voor?

De CDA-fractie stemt in met de beleidsregels voor boetes van de NMa. Het is goed dat het high-trustbeleid nu vorm krijgt. De minister heeft op verzoek van het CDA en de PvdA toegezegd dat in het kader van het high-trustbeleid de boetes van de ondernemingen naar 20% gaan. Wordt dit ook opgenomen in het wetsvoorstel met strafrechtelijke sancties?

Het CDA steunt het clementiebeleid. Het wordt steeds moeilijker om kartels op te sporen. Daarom worden wij afhankelijker van de medewerking van bedrijven die de kartels melden. Welk deel van de zaken die tot een sanctie heeft geleid, kwam voort uit een clementieverzoek? Deelt de minister de mening dat de NMa niet zonder een effectief clementiebeleid kan functioneren?

In het Relatiestatuut wordt de verhouding tussen de NMa en EZ goed geregeld. Ook wordt vastgelegd of en hoe de NMa met anderen, zoals Kamerleden, kan overleggen. De CDA-fractie vindt het een beetje overdreven dat de NMa zonder tussenkomst van de minister geen gesprekken met Kamerleden kan voeren, terwijl de technische kennis van de NMa voor politici heel waardevol kan zijn. Is de minister bereid die afspraken nog eens tegen het licht te houden? Wat is nu haar eigenlijke bezwaar?

Mevrouw Van der Burg (VVD): De heer Ten Hoopen legt veel nadruk op het clementiebeleid. Terecht, want dat levert resultaat op. Wat betekent zijn pleidooi dat hij hield voor de strafrechtelijke vervolging, de strafmaat, voor dat clementiebeleid? Gaan mensen zich dan nog melden? Hoe stelt hij zich dat voor? Ik weet dat er nog een wetsvoorstel aan komt, maar het is goed om daar duidelijkheid over te hebben zodat wij nog vragen kunnen stellen om dit te verduidelijken.

De heer Ten Hoopen (CDA): Vindt u het goed dat ik voortga met mijn betoog? Ik kom daarop terug.

Voorzitter. De genoemde onderwerpen staan in de schaduw van het wetsvoorstel over de strafrechtelijke handhaving. De CDA-fractie heeft hier een aantal opmerkingen over. Ten eerste willen wij de minister uitnodigen om meer tempo te maken. De toezegging aan het CDA om strafrechtelijke sancties te introduceren stamt al uit 2006. Tijdens de begrotingsbehandeling zei de minister dat zij tot medio 2010 nodig heeft om het wetsvoorstel op te stellen. Ik geef toe dat het gaat over een ingewikkelde wet met grote consequenties, maar vier jaar is toch wel redelijk lang.

Ten tweede heeft het CDA zorgen over de gevolgen van de wet voor de effectiviteit van het mededingingsbeleid. De voorzitter van de NMa heeft onlangs publiekelijk aan de bel getrokken. Hij vreest dat de huidige plannen ten koste gaan van de clementieregeling en vraagt zich af of het Openbaar Ministerie (OM) voldoende kennis in huis heeft. De CDA-fractie ziet dat risico ook. Als onzeker is of een rechter de door de NMa verleende clementie respecteert, betekent dat eigenlijk het einde van de regeling. Hoe wil de minister dat voorkomen? Zal het OM wel aandacht hebben voor kartels? Zijn bijvoorbeeld moordzaken voor het OM niet veel belangrijker?

Misschien is het goed om nogmaals uit te leggen waarom het CDA voor die strafrechtelijke sancties is. Er is uitgerekend dat de gemiddelde boete 150% van de jaaromzet van een kartelovertreder zou moeten bedragen, wil deze straf doeltreffend zijn. Nu ligt het maximum op 10% van de omzet. De dreiging van boetes heeft zo nauwelijks preventief effect. Bedrijven maken met een kartel extra winst en nemen een mogelijke sanctie blijkbaar op de koop toe. Ik zeg «blijkbaar» omdat ik zag dat bijvoorbeeld AkzoNobel nu voor de vijfde keer in een jaar wordt beboet. Ook het chloorkartel dat sinds 1998 bestond, wordt nu een keer beboet. Strafrechtelijke sancties vergroten dus de effectiviteit van het mededingingstoezicht omdat ze wel een afschrikkende werking hebben. Het is niet de bedoeling van de CDA-fractie om de rol van de NMa uit te hollen. Wij zijn juist voor strafrechtelijke sancties als kop op, of aanvullend op, de boetes. Daarom is het logisch om de NMa de bevoegdheid te geven om zware zaken aan het OM over te dragen. De NMa kan zo haar werk blijven doen, terwijl de strafrechtelijke sancties een aanvullend preventief effect hebben. Is de minister bereid deze optie te bekijken, uit te werken en er uiteraard op korte termijn een voorstel over te doen?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Uw antwoord maakt een aantal zaken duidelijk, maar één ding niet. U zegt eigenlijk: de boetes zijn te laag om effectief te zijn. Daarom gaat u naar het strafrechtelijk instrumentarium waarvan u zelf zei dat daar een groot risico met het clementiebeleid aanzit. Daarvoor biedt u geen oplossing in uw voorstel. Is het dan niet logischer om die boetes meer te verhogen – wat nu ook gebeurt bij recidive, maar misschien is dat nog niet voldoende – zodat als iemand het nog een keer in zijn hoofd haalt, hij zo’n boete krijgt dat hij het de volgende keer wel laat? Misschien moet de eerste boete in ernstige gevallen wel omhoog. Dit lijkt mij logischer dan te grijpen naar het strafrecht waaraan misschien heel ernstige implicaties voor de effectiviteit van het mededingingsbeleid vastzitten. Ik verwijs ook naar de Europese kant waar op dit terrein behoorlijke resultaten worden geboekt met gewone boetes, naar mijn weten zonder strafrechtelijke vervolging.

De heer Ten Hoopen (CDA): Ik deel maar ten dele wat u vraagt. Ten eerste: het is én én. Ten tweede: de aanbeveling naar aanleiding van de bouwenquête was juist om mensen persoonlijk aan te spreken. Ik probeer in deze visie de rol van de NMa niet verder uit te hollen, maar haar juist in staat te stellen om zelfstandig te besluiten om een zaak waar willens en wetens leiding wordt gegeven aan een kartel al of niet bij het OM aan te melden Dan blijft de clementieregeling volledig in stand en komt er geen strafrecht aan te pas. De NMa blijft in stand, maar de mogelijkheid is er.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik begrijp nu dat de clementieregeling volledig in stand blijft. Betekent dat in de praktijk dat degene die zich als eerste meldt nooit strafrechtelijk vervolgd kan worden? Dat zou in mijn ogen de consequentie zijn. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Ten Hoopen (CDA): Als de NMa de afweging maakt om de clementieregeling te gebruiken, dan is zij degene die het meldt. Wij leggen nu een boete op aan het bedrijf en de strafrechtelijke vervolging gaat erover dat iemand willens en wetens leiding geeft aan een kartel. Dat is over het algemeen niet degene die het meldt.

De heer Jansen (SP): Ik kan mij voorstellen dat degene die meldt, een klokkenluider, wordt beloond en daarmee de pakkans verhoogt. Het blijft een probleem dat de NMa signalen uit de harde praktijk nodig heeft om aan de slag te gaan. Wij zoeken naar middelen om mensen die op het punt staan om te melden een extra stimulans te geven. Zou het belonen dan wel het beschermen van klokkenluiders daar respijt kunnen bieden?

De heer Ten Hoopen (CDA): Ik weet niet hoe ver het nu is, maar ik dacht dat er een initiatief vanuit het kabinet komt voor een klokkenluidersregeling. Daarnaast kunnen mensen anoniem bij de NMa melden. De NMa zal dan een afweging maken of zij de zaak wel of niet onderzoekt. Dat is ook een mogelijkheid. Mevrouw Van der Burg bedoelde: als het is onderzocht en er wordt leiding gegeven, wat doe je dan vervolgens?

Voorzitter. De NMa heeft op haar agenda voor 2010 de zakelijke dienstverlening als aandachtsgebied staan. De CDA-fractie krijgt de afgelopen tijd signalen en voorbeelden over koppelverkoop door onder andere banken. Het gaat om verplichte afname van betaalrekeningen of verzekeringen bij aanvraag van een krediet of hypothecaire lening. Krijgt de minister die signalen ook? Klopt het dat dit een overtreding is van de Mededingingswet? Daarnaast is het een feit dat bij de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf (mkb) grote banken gezamenlijk een marktaandeel hebben van zo’n 95%. Is de concurrentie dan voldoende geborgd? Vooral in deze crisistijd kan dit schadelijk zijn voor het mkb. Welke mogelijkheden ziet de minister om die concurrentie te bevorderen zodat de kredietverlening voor het midden- en kleinbedrijf op een goede manier tot stand komt?

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Wij spreken vandaag over een aantal maatregelen die al zijn ingegaan in het Relatiestatuut met het sanctie-instrumentarium. Is het nog mogelijk voor de Kamer om wat te wijzigen?

Als ik met mijn vrienden of familie praat over wat ik zoal doe in de Kamer en ik zeg dat ik onder andere mededingingsbeleid in mijn portefeuille heb, dan is de eerste vraag altijd: hoe komt het dat ik alleen maar bij de Albert Heijn kan winkelen? Ik leg dan uit dat daar regels voor zijn, dat de Mededingingswet dit regelt, dat dit iets te maken heeft met regionale spreiding en dat men ook op de fiets kan gaan. Een andere vraag die mij vaak wordt gesteld is: wat is de meerwaarde van de NMa boven datgene wat mevrouw Kroes doet? Ook dan leg ik uit dat er zoiets is als nationale kartels en dat mevrouw Kroes het heeft over grotere kartels. Maar ik zeg ook dat wij geregeld spreken over de effectiviteit van de NMa en dat wij ook wel eens de Mededingingswet wijzigen, zoals collega’s Aptroot, Ten Hoopen en ik onlangs gedaan hebben. Waarom duurt het bijvoorbeeld zo ontzettend lang voordat de NMa iets kan zeggen over de vermeende kruissubsidiëring van TNT?

In het Relatiestatuut staat dat als de minister niet tevreden is of niet tevreden moet zijn van de Kamer over het functioneren van de NMa, zij een briefje kan schrijven aan de NMa dat die haar taak verwaarloost. Wij hebben het een tijd geleden naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer gehad over het functioneren van de NMa. Destijds was de norm dat 90% van de onderzoeken een doorlooptijd van ten hoogste één jaar zou moeten hebben. In werkelijkheid was dit 50%. Heeft de minister al zicht op de huidige stand van zaken? Hoe is de aanbeveling van het Rekenkamerrapport opgepakt dat er niet al te lang moet worden doorgegaan met kansloze onderzoeken? Ik krijg graag daarover wat meer informatie van de minister. Misschien kan zij inderdaad een briefje aan de NMa schrijven.

De heer Ten Hoopen zei dat het nogal opmerkelijk is dat de NMa het vooraf schriftelijk moet melden als zij met de Kamer wil praten en ook waarover het gaat. De minister is natuurlijk politiek verantwoordelijk, maar ik vind het nogal kras dat er zo’n muur moet zitten tussen ons en een instituut dat ook voor ons werkt en belangrijke zaken doet. Is het niet tijd om dat onderdeel van het Relatiestatuut te versoepelen?

Er is net al veel gewisseld over de sancties. Ik sluit mij aan bij de opmerking van collega Ten Hoopen dat er tempo gemaakt moet worden met de strafrechtelijke vervolging in samenspraak met de NMa. Waarom wordt er voor een toeslag van 25% op de basisboete gekozen voor de betrokken omzet, de omzet die is verdiend met het kartel? Waarom is dat de grondslag? Bij de boete die nu al op basis van artikel 57 wordt opgelegd, geldt namelijk de hele omzet als grondslag. Op welke manier wordt bepaald welke omzet toe te rekenen is aan het kartel en welk deel ook zonder het kartel zou zijn verdiend? Kan de minister zeggen waarom het 25% van de kartelomzet is en hoe die berekend wordt?

De clementieregeling voor de eerste melder wordt aangepast. In plaats van 100% van de boete wordt tussen de 60% en 100% kwijtgescholden, afhankelijk van de meerwaarde van de informatie voor het onderzoek. Meerwaarde is een redelijk open norm die op zich logisch lijkt, maar ertoe kan leiden dat er helemaal geen eerste melding wordt gemaakt en dat er minder kartels ontdekt worden. In een blad voor de bouw las ik dat de heer Kalbfleisch constateert dat de coöperatie met het kartelonderzoek, dus ook de meldingen, terugloopt. Hij denkt dat dit te maken heeft met de recessie, maar hij vindt dit een slechte zaak, zeker omdat in de bouw nogal veel te doen is over het schoon schip maken. Is het niet logischer dat wij het criterium «meerwaarde voor het onderzoek» vervangen door de iets hardere norm van «alle relevante informatie»? Dan heeft een bedrijf dat deelneemt aan een kartel meer zekerheid dat de volledige boete kan worden ontweken en zal het misschien sneller een kartel melden.

Het volgende punt is al vaker gemaakt door collega Ten Hoopen en mij en is vorige week bij de begroting van Justitie ter sprake gekomen. De motie-Azough over civiele handhaving bij collectieve claims is toen aangenomen. Deze motie verzoekt de regering te onderzoeken hoe groepen consumenten met dezelfde ervaring collectieve schadevergoedingsacties onder het huidige recht kunnen ondernemen. In de Kamer is daar al heel veel over gesproken en mevrouw Kroes heeft een wit- en een groenboek geschreven over hoe je als consument schadevergoeding kunt krijgen bij gebleken kartelvorming. Wij hebben gehoord dat de heer Barroso mevrouw Kroes heeft gevraagd met dit werk te gaan. Zeker als mevrouw Kroes niet terugkomt, is de vrees van mijn fractie dat er helemaal niets terechtkomt van deze op zich goede zaak. Het is een bijzonder afschrikwekkende sanctie als een bedrijf na een kartel is beboet en ook consumenten moet compenseren. Dat kost veel geld en moeite en dit voorstel levert echt een effectieve bijdrage naast alle voorstellen over de afschrikkende werking die boetes moeten hebben die al over tafel zijn gegaan. Daarnaast – de heer Ten Hoopen en ik hebben dat al vaker ingebracht – is het eigenlijk heel gek dat bij dit soort gebleken fouten een bedrijf keer op keer over de schreef kan gaan en dat de consument altijd aan de zijlijn blijft staan. Ik verzoek de minister om, nu die motie is aangenomen, in de kabinetsreactie op die motie kartelschade mee te nemen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. De VVD is een groot voorstander van een goed mededingingsbeleid en een daarop gezette waakhond die kan bijten in plaats van alleen blaffen. Open concurrentie door middel van heldere spelregels en een level playing field zijn van essentieel belang voor de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven en voor de consument. Dat geldt voor Nederland, maar zeker ook voor Europa. Op Europees niveau zien wij hoe hier de laatste jaren onder leiding van Neelie Kroes krachtig, hard en succesvol aan wordt gewerkt. Zij is een vrouw die niet in het belang van partijpolitiek maar in het belang van Nederland en Europa een tweede termijn verdient. Is deze minister dat met mij eens, zeker gegeven de kabinetsdoelstellingen dat er meer topvrouwen in topposities benoemd moeten worden?

Ook de NMa heeft de afgelopen jaren goed werk verricht. Ik ga in op drie zaken: het Relatiestatuut, de beleidsregels en het strafrecht. De VVD is het met de minister eens dat beleid en uitvoering van het mededingingsbeleid scherp gescheiden moeten zijn. De VVD stemt dan ook in met het voorgelegde Relatiestatuut EZ-NMa mits de minister op de volgende zaken een harde toezegging kan en wil doen. Ten eerste: als de minister een bepaalde uitvoeringsregel voorgelegd krijgt van de NMa en zij maakt gebruik van haar afkeuringsrecht, is zij dan bereid toe te zeggen dat het oorspronkelijke voorstel met de argumentatie samen met haar nieuwe voorstel openbaar wordt gemaakt zodat de Kamer ook kan zien wat het oorspronkelijke voorstel was en waarom er een nieuw voorstel is? Ten tweede: is zij bereid toe te zeggen dat als zij zelf een nieuwe beleidsregel maakt, zij zorgt dat op dezelfde wijze de consultatie van het bedrijfsleven plaatsvindt als bij de huidige NMa-procedure gebeurt? Ten derde: is zij na deze aanpassing, in tegenstelling tot nu, bereid aanspreekbaar te zijn voor het bedrijfsleven als er klachten zijn over de inkoopmacht van de overheid?

Met de beleidregels over boetes, clementie en combinatieovereenkomsten gaat de VVD grotendeels akkoord. Mijn fractie is al jaren van mening dat bedrijven die zich steeds netjes aan regels houden vertrouwen verdienen. Wij moeten niet naïef zijn, dus wel steekproefsgewijs controleren. Die bedrijven die altijd op of onder het randje van de wet zitten, mogen wat ons betreft veel vaker gecontroleerd worden. Daar hoort natuurlijk ook bij dat de sancties zodanig dienen te zijn dat men zich wel drie keer bedenkt voor men die weg opgaat. Ook de aangepaste beleidsregels voor de clementie kunnen op de goedkeuring van de VVD rekenen. Bij de beleidsregel over de combinatieovereenkomsten heb ik echter enkele punten die wij graag geregeld zien. Bedrijven moeten nu zelf een soort assessment maken of de combinatie die zij vormen toegestaan is onder de Mededingingswet. Dat is een lastige drempel, vooral voor kleinere bedrijven die geen specialisten in dienst hebben en deze dan – als ze al mee willen doen – moeten inhuren. Is EZ bereid samen met de NMa en het bedrijfsleven praktische handleidingen te maken die de toetsing voor deze categorie bedrijven eenvoudiger maakt en daarmee toegankelijk houdt voor de groep bedrijven waarvoor die combinatieovereenkomsten mede bedoeld zijn? Is de minister bereid de formulering aan te passen in artikel 40 sub d in de beleidsregel die zegt dat als een combinatie is gevormd op verzoek van de opdrachtgever deze niet in strijd is met het kartelverbod? Er staat nu dat het moet van de opdrachtgever. Wij willen dat versoepeld hebben, want dat wordt op die manier natuurlijk nooit opgelegd.

Wij zullen het wetsvoorstel met betrekking tot de introductie van het strafrecht goed beoordelen, maar zijn er niet van overtuigd dat dit in geval van mededingingsovertredingen de goede weg is. Kan de minister aangeven hoe het met dit wetsvoorstel staat en hoe een dergelijk beleid of een dergelijke invulling van dat beleid zich verhoudt tot andere Europese landen? Wij willen toch ook graag een gelijk speelveld met die andere landen. Hoe geven zij hun mededingingsbeleid vorm? Betekent dit geen Nederlandse kop op Europese wetgeving? Daar hebben wij in de Kamer ook een motie over aangenomen. Ik wil mijn collega’s bijstaan: het is toch wel bijzonder raar dat wij volgens het Relatiestatuut niet zomaar contact mogen hebben met de NMa. Het is toch in het belang van de regering dat de Kamer goed geïnformeerd is en de juiste vragen kan stellen? Het is mij een lief ding waard als de minister kan toezeggen dat wij die oekaze van Kok hieruit halen.

De heer Ten Hoopen (CDA): Wat is nu uw aarzeling? Ik hoor u met betrekking tot mevrouw Kroes heel harde en stevige woorden gebruiken. Ik hoor u ook vaak over het midden- en kleinbedrijf prachtige woorden gebruiken. Als nou de burger en het midden- en kleinbedrijf door middel van kartelovereenkomsten waar mensen leiding aan geven, worden bestolen, zie ik u ineens een terugtrekkende beweging maken. Dat is niet logisch.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Mijn aarzeling zit erin dat ik zeker wil stellen dat die mededingingswetgeving effectief blijft. Ik heb vragen gesteld en de uitleg die u nu geeft, de manier waarop u het nu wilt regelen, komt mij veel plausibeler voor dan wat er eerst voorlag. Ik wil voorkomen dat wij straks een mooi strafrechtelijk traject optuigen, maar dat niemand zich meer meldt. Daar moeten wij met z’n allen heel scherp op zijn.

De heer Ten Hoopen (CDA): Dan zijn we het dus met elkaar eens dat de condities die wij met elkaar delen een stevige, preventieve werking hebben voor hen die willens en wetens leiding geven aan een kartel. Daar gaat het uiteindelijk om.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dat zou kunnen, maar het ligt eraan of wij het zo vorm weten te geven dat mensen zich wel blijven melden. Daar zit voor mij de crux. Wij kunnen het aan de achterkant geweldig geregeld hebben, maar als blijkt dat niemand gepakt kan worden omdat de bewijsvoering dermate ingewikkeld is en niemand zich meldt, dan spannen wij het paard achter de wagen. Ik wil dat er bij het wetsvoorstel heel goed gekeken wordt hoe het gaat uitwerken en dat de praktijkervaringen van andere landen worden meegenomen. Ik heb namelijk begrepen dat een aantal landen ook dit traject heeft overwogen en er inmiddels van afziet om dit soort argumenten. Ik vroeg de minister: hoe zit dat en wat is daar in de praktijk van gebleken? Het lijkt mij juist een slechte zaak voor het mkb en de consumenten als wij het op die manier regelen en vervolgens niemand meer aan kunnen pakken.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik heb het geluk om bij dit interessante debat mijn collega Gesthuizen te mogen vervangen. In steeds meer bedrijfstakken neemt door fusies het risico op kartels toe. Dat betekent werk aan de winkel voor de NMa. Ook door de privatiseringsgolf van de afgelopen vijftien jaar neemt de workload van de NMa toe. Mevrouw Vos heeft al gewezen op de doorlooptijden: zaken duren lang en er staat voortdurend te veel druk op de ketel. Een ander effect van de toegenomen workload is dat de ruimte lijkt te ontbreken om ieder signaal van misbruik van marktmacht te onderzoeken, laat staan te bewijzen. Er moeten scherpe keuzes gemaakt worden en dat betekent dat potentiële gevallen blijven liggen. Het misbruik blijft in dat soort situaties voortduren tot de beerput alsnog open gaat via andere wegen, zoals bij de bouwfraude is gebeurd. Er zijn voortdurend signalen die niet kunnen worden opgepakt door de NMa, of het nu gaat om grote bedrijven die hun inkoopmacht misbruiken of om banken die steeds meer kosten in rekening brengen. Wat kunnen de Kamer en de minister doen als de NMa niet thuis geeft of niet thuis moet geven?

De SP-fractie sluit zich aan bij hetgeen enkele woordvoerders al hebben opgemerkt: het is onlogisch om de Kamer op een indirecte manier toegang te geven tot de medewerkers van de NMa. De bestaande uitvoeringsregels van de NMa worden omgezet in beleidsregels die de bevoegdheid aan de NMa laten om in individuele gevallen een eigen onafhankelijke afweging te maken. Op welke manier moet de NMa in dat soort situaties verantwoording afleggen voor die afwijking? Hoe kunnen wij daar kennis van nemen?

De NMa laat weten dat zij zich niet wil mengen in civielrechtelijke kwesties. Maar de NMa doet toch niet anders? Relaties tussen private partijen vallen altijd onder het civiel recht en de NMa kan zich daarin mengen als die relaties worden gekenmerkt door marktmacht. Het gaat dus niet om de vraag óf de NMa zich daarin mag mengen, maar wannéér de NMa in beeld komt. De Kamer bepaalt wanneer de NMa zich ergens in mag mengen door de juiste regels te stellen. Het gaat erom of zij wil dat de NMa kijkt naar meer dan kartelvorming, prijsafspraken en marktmacht aan de verkoopkant van de markt. Volgens de SP is het hoog tijd om deze nauwe definitie van marktmacht te verbreden, zodat ook inkoopmacht gezien kan worden als een potentiële concurrentieverstorende factor. Waarom reageert de NMa niet op klachten van het mkb over misbruik van marktmacht? Waarom stelt de NMa geen onderzoek in naar misbruik van inkoopmacht? Is het niet verstandig om de beleidsregel van de NMa zodanig aan te passen dat zij in de gelegenheid is om onderzoek te doen naar dit soort machtsmisbruik?

De minister koppelde twee jaar geleden de introductie van het high-trustbeleid aan de verdubbeling van de boetes door de NMa. Wij hebben nu een uitwerking gehad. Een aantal zaken wordt verduidelijkt en de touwtjes worden aangetrokken. Als wij het goed begrijpen, laat de minister het uitgangspunt van twee jaar geleden vallen dat de inkomsten zouden verdubbelen. Dat bevalt ons niet, want wij denken dat dan maar de helft van de afspraken wordt uitgevoerd. We gaan ervan uit dat de meeste bedrijven zich netjes gedragen en dat betekent dat de afschrikkende werking van die boete groter moet zijn om het totale effect intact te houden. Kan de minister aangeven hoeveel de boetes naar verwachting gemiddeld omhoog gaan door het aangekondigde pakket aan maatregelen? Hoeveel van het in het coalitieakkoord beloofde bedrag van structureel 100 mln. wordt daarmee naar schatting binnengehaald? De verdubbeling van de boete voor de baas voor de recidives is overigens positief. Wat wordt bedoeld met de toevoeging: tenzij dit gezien de omstandigheden van het geval evident onredelijk zou zijn? Heeft de minister harde cijfers over hoe vaak recidives op het gebied van kartels voorkomen? Wat worden in dat soort gevallen de maximale boetes?

Ten slotte de strafrechtelijke aanpak. De heer Ten Hoopen heeft daar een aantal verstandige opmerkingen over gemaakt, met inbegrip van wat er in de interruptie aan de orde kwam, en zei: voorkom dat er minder gemeld gaat worden door de strafrechtelijke implicaties. Aan de andere kant moet je ook geen carte blanche geven dat als je gemeld hebt, je jezelf vrijpleit. Zo zijn wij niet getrouwd. De bottomline is dat er nu tempo gemaakt moet worden. Wij hebben inmiddels minimaal drie jaar gewacht op dat wetsvoorstel. Er is alle reden om naast het economisch instrumentarium ook het strafrechtelijk instrumentarium te verbeteren. De SP-fractie wacht met smart op de behandeling van het wetsvoorstel.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met iets dat u blijkbaar erg dwars zit: de contacten tussen de Tweede Kamer en de NMa. Ik stel twee dingen voorop. Ten eerste moet de Tweede Kamer altijd goed geïnformeerd worden, daar is geen misverstand over, en moet zij terzijde worden gestaan als zij daar behoefte aan heeft of het nu gaat om het verstrekken van informatie, het formuleren van amendementen, het mee voorbereiden van initiatiefwetsvoorstellen of noem maar op. De Kamer kan wat dat betreft altijd op mij rekenen, want ik vind dat dit gewoon moet gebeuren. Ten tweede is er een aantal afspraken over hoe we omgaan met de contacten tussen de Tweede Kamer, de departementen en de zbo’s. Die medewerking wordt verleend, maar gelet op mijn ministeriële verantwoordelijkheid wil ik wel weten dat het gebeurt en waar het over gaat. Dat wordt gemeld, niet meer en niet minder. Dat hoeft niet schriftelijk gedaan te worden: een telefoontje is genoeg. Tot nu toe is het volgens mij nog nooit voorgekomen dat iets dergelijks geweigerd is en dat is bij collega’s, bijvoorbeeld bij Financiën, toch wel een tikkeltje anders. Ik wil het graag houden zoals het nu is en ik vind het een normale zaak dat een bewindspersoon op de hoogte is als er contacten worden gelegd door de Kamer of de NMa. Ik ben niet van plan om dat te veranderen.

De heer Jansen (SP): Over de minister hebben wij ook geen klagen, want door het ministerie van Economische Zaken (EZ) worden wij altijd wel bediend als wij feitelijke vragen hebben. En ook snel, want het is een belangrijk aspect dat wij niet twee weken moeten wachten tot het lijntje heen en weer is. Als de minister zegt dat het uitgangspunt is dat Kamerleden die informatie willen dat snel krijgen en zij wordt geïnformeerd dat dit informatieverzoek is gedaan, dan kan ik daarmee leven. Maar dan krijg ik wel graag de bevestiging dat er niet te veel tijd tussen zit.

Minister Van der Hoeven: Nee, dat moet ook niet want u vraagt dat op het moment dat u dat nodig hebt. U weet ook precies hoe die weg loopt, wat dat betreft is dat geen enkel probleem. De lijntjes zijn gewoon kort. Het is iets anders in het specifieke geval van hoorzittingen in de Tweede Kamer over iets dat zich niet beperkt tot de uitvoerende taak van de NMa. Dan hebben we een heel ander geval en dan krijgt u van mij een ander antwoord. Dat is volgens mij tot op dit moment nooit aan de orde geweest. Nogmaals, als u iets wilt weten: een telefoontje is genoeg. U hoeft niet veertien dagen op antwoord te wachten en volgens mij hebt u dat nooit hoeven doen.

Mevrouw Vos (PvdA): Naar wie gaat het telefoontje dan?

Minister Van der Hoeven: Naar mij.

Mevrouw Vos (PvdA): Als ik snel wat wil weten over een motie of een amendement of iets dergelijks, dan vind ik het heel prettig om direct met het ministerie en de betreffende ambtenaar te bellen. Dat doe ik ook heel vaak. Ik begreep net uit uw uitleg dat een melding achteraf ook genoeg is.

Minister Van der Hoeven: Ja, maar we doen het andersom, dat weet u net zo goed als ik. Wij hebben niet voor niets te maken met de contactambtenaar, Timon Verheule, die precies weet bij wie u moet zijn. Volgens mij bent ook u altijd op uw wenken bediend.

Mevrouw Vos (PvdA): Dat klopt. Inmiddels weet ik welke ambtenaar ik moet hebben bij de betreffende diensten en die bel ik gewoon zelf. Ben ik dan in overtreding?

Minister Van der Hoeven: Nee, kom nou. U moet niet op elke slak zout leggen, u weet precies hoe het in elkaar zit. Het is mijn verantwoordelijkheid om het te weten en in de meeste gevallen gebeurt het vooraf en in een enkel geval achteraf. Dat heeft tot nu toe nog nooit tot problemen geleid. Laten wij dat vooral ook zo houden en praktisch werken. U wilt zo snel mogelijk uw informatie hebben en het departement zorgt ervoor dat u die krijgt. Dat loopt via de contactambtenaar of rechtstreeks en dan wil ik het achteraf horen. Op het moment dat u klachten hebt, trekt u maar bij mij aan de bel, want dan hebben wij allebei een probleem. Dat moet dan opgelost worden, want daar houd ik niet van.

Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes gemaakt: het Relatiestatuut, de beleidsregels clementie, de beleidsregels boetes, de beleidsregels rondom de combinatieovereenkomst, wat losse opmerkingen en ten slotte ga ik in op het wetsvoorstel strafrechtelijke handhaving van de Mededingingswet.

Het is inderdaad van belang dat er een scheiding is tussen beleid en uitvoering. Dat moet ook en dat is de reden waarom ik ervoor gezorgd heb dat die scheiding aangescherpt wordt. Ook de NMa kan uitvoeringsregels opstellen waarin zij uitlegt hoe zij van haar wettelijke bevoegdheden gebruikmaakt. Nog niet zo lang geleden heeft de Kamer behoorlijk wat kritiek gehad op die uitvoeringsregels van de NMa, want zij vond dat de NMa zich niet beperkte tot uitvoering, maar zelf beleid en regels maakte. Ik begrijp dat: er was ruimte voor eigen invulling en ik heb vorig jaar aangekondigd die scheiding scherper te maken. Dit is in eerste instantie gedaan door het Relatiestatuut en in tweede instantie door de beleidsregels over boetes en clementie die 1 oktober 2009 van start zijn gegaan. Ik denk dat wij op die manier een pakket hebben gemaakt waarin de verantwoordelijkheden helderder belegd zijn dan zij eerst waren.

Ik ben het met de heer Ten Hoopen eens, anderen zeiden dat ook, dat de NMa onafhankelijk moet kunnen opereren. Als je daaraan gaat tornen en je maakt het tot een politiek instrument, dan ben je fout bezig. Dat moeten we niet doen. We moeten natuurlijk de onafhankelijkheidseis bekijken in relatie tot de vrijheid die lidstaten hebben om eigendom van of zeggenschap over activiteiten te hebben. Dat is in 2008 door het Europese Hof van Justitie ook bekrachtigd. Als ik kijk naar de energiesector dan ligt het aandeelhouderschap voor de netbeheerders van de landelijke transportnetten bij de minister van Financiën. Ik ben geen aandeelhouder in de netbeheerders van de landelijke netten. Daarmee is een scheiding aangebracht tussen de activiteiten die verband houden met eigendom of zeggenschap, die liggen bij Financiën, en de regulerende activiteiten van de andere minister. Overigens is bij de implementatie van het derde pakket van de Energierichtlijnen van de EU de onafhankelijkheid van de NMa een van de belangrijke onderwerpen. Dan wordt opnieuw gekeken naar de positie van de minister aan de ene kant en de toezichthouder aan de andere kant.

De heer Ten Hoopen zei dat het niet goed is dat in 2006 de waarde van het netwerk door de minister van Economische Zaken is voorgeschreven. Daar hebben wij vaker met elkaar over gesproken. Mijn voorganger heeft vanuit het belang van voorzieningszekerheid binnen zijn bevoegdheden het reguleringskader aangepast en ik ook. Het derde pakket verandert voor de toekomst de bevoegdheidsverdeling niet wezenlijk, behalve dan die striktere scheiding. Ik zal met algemene kaders richting kunnen blijven geven aan de regulering, bijvoorbeeld als ik dat in het belang van de voorzieningszekerheid nodig acht. Wat staat er dan verder in het derde energiepakket over de onafhankelijkheid van de NMa/Energiekamer? Het streven is om te komen tot een daadwerkelijk onafhankelijke toezichthouder. De onafhankelijkheid van de NMa/Energiekamer is een van de belangrijke onderwerpen. Het uitgangspunt is dat de huidige organisatiestructuur van de NMa zo veel mogelijk in stand blijft. Ik kom daarop terug op het moment dat het aan de orde is en dan kan de Kamer constateren of ik mij aan mijn toezegging heb gehouden of dat daar iets anders aan moet gebeuren. De Energiekamer moet dus onafhankelijk blijven, zeg ik in de richting van de heer Ten Hoopen.

Over de aanpassing van het Relatiestatuut heb ik de Kamer geïnformeerd in oktober 2008. De belangrijkste aanpassing was de invoering van de mogelijkheid tot afkeuring van uitvoeringsregels van de NMa door de minister van Economische Zaken. Hoe werkt dat? De NMa legt de uitvoeringsregels of aanpassingen voor voor de definitieve vaststelling. Als ik vind dat die regels strijdig zijn met het recht of het algemeen belang van de goede taakuitvoering keur ik ze af en dan krijg ik een aangepast voorstel. Als ik ze niet afkeur, kan de NMa ze definitief vaststellen. Dit werkt vooral preventief, als een stok achter de deur. Sinds het bestaan van de NMa is er een aantal uitvoeringsregels voorgelegd, maar is er nog geenéén afgekeurd. Het afkeuringsrecht moet wettelijk geregeld worden en dat zal ik doen via het wetsvoorstel tot aanpassing van de EZ-wetten aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zoals ik die onlangs bij de Kamer heb ingediend. Ik wil mevrouw Van der Burg vragen om de vragen rond de openbaarheid in het kader van dat wetsvoorstel aan de orde te stellen, want daar passen ze in.

Kan de Tweede Kamer iets wijzigen in het Relatiestatuut? Het Relatiestatuut bevat onderlinge werkafspraken tussen Economische Zaken en in dit geval de NMa voor zover die niet wettelijk zijn geregeld. Dat betekent dat ze alleen kunnen worden aangepast in overleg tussen de minister van Economische Zaken en de NMa. Als de Kamer zaken wenst, hoor ik die van haar en bekijk ik in samenspraak met de NMa of ik die kan overnemen of niet.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Nog even over het vorige punt: ik begrijp niet zo goed waarom de vragen nu niet beantwoord kunnen worden en dan in die wet tegelijk effectief gemaakt kunnen worden. Waarom moeten wij dat verplaatsen naar een ander wetsvoorstel?

Minister Van der Hoeven: Omdat ik dat wetsvoorstel al heb ingediend bij de Kamer.

Mevrouw Van der Burg (VVD): De boodschap is eigenlijk dat u nu niet kunt aangeven of dit erin zit of niet?

Minister Van der Hoeven: Als u iets anders wilt regelen dan in dat wetsvoorstel staat, dan moet u het amenderen. Dat is de boodschap.

Voorzitter. Mevrouw Vos vroeg hoe het zit met de suggestie van de Rekenkamer over de kansloze zaken. Er zijn door de NMa in de interne bedrijfsvoering waarborgen ingebouwd om te zorgen dat die kansloze zaken tijdig worden gestopt. Er is een systeem ingevoerd met meerder «go/no go»-momenten om dat te waarborgen. Daarbij wordt ook het economisch bureau van de NMa betrokken. Inmiddels zijn de doorlooptijden verbeterd ten opzichte van de periode waarop het onderzoek van de Algemene Rekenkamer betrekking heeft. Ik kom daar op terug in het jaarverslag.

Mevrouw Vos (PvdA): Die «go/no go»-systematiek en die doorlooptijden komen in het jaarverslag. Wanneer komt dat ook alweer?

Minister Van der Hoeven: We hebben de bespreking van het jaarverslag in mei volgend jaar.

Mevrouw Vos (PvdA): In mei zullen wij dan pas effecten mogen zien.

Minister Van der Hoeven: Dan hebben wij ook een wat langere tijd en kunnen wij beoordelen of het tot het goede resultaat heeft geleid of niet en wat wij daaraan zouden moeten doen.

Voorzitter. Er is kritiek vanuit de Kamer geweest op de richtsnoeren clementie en de boetecode. De Kamer vond die gedetailleerd. Ik heb de richtsnoeren clementie en de boetecode van de NMa vervangen door de eigen beleidsregels voor boete en clementie. De algemene regels vallen daarmee onder mijn verantwoordelijkheid voor het mededingingsbeleid, maar het blijft de verantwoordelijkheid van de NMa om voor individuele gevallen binnen die kaders van de wet de hoogte van die boetes vast te stellen. Dat moet ook, want daarin moet de NMa onafhankelijk blijven. Op het moment dat je dat aan politieke besluitvorming overlaat, ben je de onafhankelijkheid kwijt. Ik heb heel goed geluisterd naar de Kamer; zij wil dat niet en ik geef haar daar volkomen gelijk in.

De beleidsregels geven de algemene regels voor het clementie-instrument. Er moet gestimuleerd worden – dat ben ik zeer met de Kamer eens – dat kartels worden aangemeld bij de NMa. Het kwijtschelden of verminderen van de geldboetes is dan in feite de beloning voor het aanbrengen. Dat is nodig omdat op die manier de pakkans voor kartelovertreders wordt vergroot en door die verhoogde pakkans de spontane naleving van de mededingingsregels wordt bevorderd. Ik heb het clementie-instrument nauw laten aansluiten bij het model clementieprogramma van het netwerk van de Europese Mededingingsautoriteiten, het Europees Concurrentie Netwerk (ECN). Op die manier wordt er gekeken naar wat er elders in Europa gebeurt. Daar moeten wij niet van afwijken want dat maakt het alleen maar erg moeilijk om zaken ook te handhaven.

Mevrouw Vos vroeg wat de meerwaarde is in de aanpassing van de clementieregeling. Zij had het met name over een bepaalde clementiecategorie die gaat over de situatie dat de NMa al een onderzoek is gestart en de onderneming nog aanvullende informatie heeft. In dat geval beoordeelt de NMa of die informatie meerwaarde heeft voor het onderzoek. Alleen als het om informatie gaat die de NMa verder helpt, wordt het clementieverzoek in behandeling genomen. Vervolgens is de afweging of men tot een 60% oftewel 100% boetevermindering gaat. Ik wil het woord «meerwaarde» dus niet vervangen door «relevante informatie», want dat maakt het onduidelijk. Het gaat niet om de relevante informatie, maar over de meerwaarde voor een lopend onderzoek. Als dat niet of te weinig het geval is, dan houdt het op. Ik wil het graag aan de NMa overlaten om hier de nodige ervaring mee op te doen.

Mevrouw Vos (PvdA): Als ik het goed begrijp, blijven de eerste melding en de meerwaarde een redelijk open norm. Mijn vraag was of bedrijven zich nog wel zullen melden als de uitkomst onzeker is. Ze weten niet zeker of de melding wel de vrijstelling oplevert die ze verwachten. Zal dit niet leiden tot de vermindering van het aantal clementieverzoeken en de informatie? De heer Kalbfleisch maakt zich zorgen dat de medewerking en de coöperatie in de bouw vermindert.

Minister Van der Hoeven: Ik snap wat u bedoelt. Aan de andere kant gaat het over zaken die al gestart zijn. Wij moeten natuurlijk niet hebben dat mondjesmaat informatie wordt gegeven en dat wordt getreuzeld in de hoop dat het clementieverzoek gehonoreerd wordt. Dat is het punt waarom het draait. Daarom pleit ik voor het begrip «meerwaarde» omdat het geen enkele zin heeft om relevante informatie aan te brengen die het onderzoek niet verder helpt. Die is dan wel relevant, maar heeft geen meerwaarde. Het kan niet zo zijn dat men dan claimt: ik heb een clementieverzoek ingediend en toch meegeholpen. Wij moeten hier echt een strakke lijn handhaven.

Mevrouw Vos (PvdA): Nog een laatste vraag over het samenstellen en de effectiviteit van die clementieverzoeken. Wanneer evalueren wij dit?

Minister Van der Hoeven: Sowieso wordt de NMa in de loop van het volgend jaar geëvalueerd. Overigens gebeurt dit niet door mij, maar door een onafhankelijke derde en zo hoort dat ook. Het is van belang dat in het jaarverslag van de NMa wordt aangegeven wat is gebeurd met de clementieverzoeken, zodat de Kamer daar ook zicht op heeft. Dan is het openbare informatie waarover wij met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Het is verstandig om voor de evaluatie nog een keer extra aandacht te vragen voor de afschrikkende of behulpzame werking van de clementieregeling.

De heer Jansen (SP): De NMa heeft de ruimte om een eigen onafhankelijke afweging te maken over de beleidsregels. Dat vinden wij prima. Heeft zij nu ook de ruimte om af te wijken van de beleidsregels? Als haar vrijheid zover gaat, op welke manier moet zij dat dan verantwoorden?

Minister Van der Hoeven: Ik wil nu eigenlijk een aantal vragen beantwoorden over de beleidsregels boetes en ik heb het gevoel dat uw vraag daarbij ook aan de orde komt. Mocht dat niet het geval zijn dan kom ik daar graag op terug.

Voorzitter. De beleidsregels geven inzicht in de manier waarop de NMa de boetes vaststelt. Dat zijn de algemene regels, maar de NMa is onafhankelijk in de individuele gevallen. Wij hebben het high-trustkabinetsbeleid geïmplementeerd voor de NMa. Dat is nieuw en betekent dat toezichthouders hun middelen en hun mensen daar inzetten waar het risico op overtreden het hoogst is. De Kamer wilde dat ook graag. Er wordt hard opgetreden als die overtreding is vastgesteld. Goed gedrag wordt beloond en risicovol gedrag wordt afgestraft. Daarmee kan met minder inzet van middelen een gelijk of misschien zelfs een beter nalevingsresultaat bereikt worden. Dat betekent dat binnen de bestaande wettelijke maximale boetes – want daar kan de NMa niet vanaf – er de mogelijkheid is voor de NMa om hogere boetes op te leggen. Dat is nieuw. Het betekent een toeslag van maximaal 25% voor de zeer zware overtredingen van het kartel- en misbruikverbod, een verhoging van de vermenigvuldigingsfactor die wordt toegepast om bij boete rekening te houden met de ernst van de overtreding met drie naar vijf en bij recidive wordt de boete in beginsel verdubbeld. Ik kom dadelijk terug op wat dit betekent als dat evident onredelijk zou zijn.

Hoe vaak komen recidives voor en wat zijn de boetes daarbij? Tot nu toe is er nog geen boete opgelegd in zaken waarin sprake is van recidive. In de bestaansgeschiedenis van de NMa is dat in vergelijking met die van de Europese Commissie ook niet zo verwonderlijk. Overigens is de bouwsector in Nederland zich zeer bewust van die hogere boetes bij recidive. De toeslag kan bij de Commissie, waar wel ervaring is met recidive, oplopen tot 100% van de betrokken omzet. Het gaat dan om dat deel van de omzet dat met de overtreding is behaald. Dat is een van de onderdelen van het onderzoek dat de NMa doet. Het is van belang dat dit onderzoek gebeurt, want je moet geen boete opleggen over iets dat niet met verkeerd gedrag is behaald. Dan span je het paard achter de wagen. Bij de hoogte van de toeslag is overigens ook aangesloten bij de Europese Commissie die een maximum van 25% van de betrokken omzet hanteert. Wij hebben de regels in Europa gevolgd. Wij nemen niet de hele omzet mee omdat wij ook daarbij aansluiten bij hetgeen europeesrechtelijk is bepaald. Als je iets doet wat meer is dan 10% van het maximum wordt het risico op faillissement erg groot. Als overheid wil je geen faillissement veroorzaken, dat is ook afgesproken. Als wij dat wel zouden doen, ga je datgene doen wat de Kamer niet wil: een kop zetten op europeesrechtelijke regelgeving.

De heer Ten Hoopen (CDA): Recidive is er blijkbaar niet of nog niet. Ik zag vandaag wel dat AkzoNobel voor de vijfde keer wordt veroordeeld voor een kartel. Zijn dat dan vijf verschillende zaken?

Minister Van der Hoeven: Ik kom daar dadelijk op terug. Als het verschillende zaken betreft, kunnen wij wel zeggen dat het hetzelfde bedrijf is, maar dan is dat een andere kwestie.

De heer Ten Hoopen (CDA): Goed, maar dat zegt dan blijkbaar wel iets over gedrag.

De voorzitter: Dit bewaren wij tot de tweede termijn.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. De heer Jansen vroeg hoeveel miljoenen de NMa heeft opgehaald in 2008. Dat is 12,3 mln.: 9 mln. voor mededinging, 1,6 mln. in het kader van energie en 1,6 mln. bij vervoer. Verwachten wij een stijging van enkele miljoenen door de nieuwe boeteregels? Op het moment dat er minder overtredingen worden begaan, kunnen wij de boetes niet verhogen omdat er minder overtredingen zijn. De bedoeling is juist dat er minder overtredingen worden begaan en niet het maximaliseren van de opbrengst van de boetes. De doelstelling van de 100 mln. geldt overigens voor het hele kabinet en niet alleen voor die drie sectoren die ik net heb genoemd.

De heer Jansen (SP): Volgens mij is allerminst zeker of er minder overtredingen worden begaan. Wat zeker is, is dat er niet zo veel overtredingen worden opgespoord. Dat kan ook liggen aan de beperkingen waar de NMa mee te maken heeft. In het kader van het high-trustbeleid hadden wij afgesproken dat de boetes en de opbrengst substantieel omhoog moeten om daarmee die afschrikkende werking op peil te houden. Volgens mij zou u via dit instrumentarium 100 mln. gaan binnenhalen en u noemt 12,3 mln. Daar zit een factor acht tussen. Vergis ik me nou of zit daar erg veel licht tussen?

Minister Van der Hoeven: U vergist zich. Ik zou die 100 mln. niet binnenhalen, maar het kabinet.

De heer Jansen (SP): U bent toch het vlaggenschip van het kabinet op dit punt?

Minister Van der Hoeven: Ik denk dat ik mijn deel wel inlever; 12,8 mln. scheelt wel een slok op een borrel.

Voorzitter. Mevrouw Vos vroeg hoe het zit met de vraag van de heer Barroso aan mevrouw Kroes om te stoppen met het compenseren van de consumenten en of de kartelschade niet meegenomen worden conform de motie-Azough. Die motie is ingediend bij de begroting van Justitie en de beantwoording gaat via de minister van Justitie. De Kamer heeft een verzoek gedaan om haar te informeren over hoe groepen consumenten met dezelfde ervaringen collectieve schadevergoedingacties kunnen ondernemen onder huidig recht en hoe deze schadevergoedingsmogelijkheden kunnen worden verbeterd. Dat verzoek wordt op dit moment bekeken, daar kan ik niet op vooruitlopen.

Mevrouw Vos (PvdA): Het gaat namelijk om het kunnen gebruiken van bestuursrechtelijk bewijs in civielrechtelijke zaken, bijvoorbeeld van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de NMa en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (Opta). Het gaat om het gebruiken van het amalgaam van wat onze toezichthouders doen. Dan is het van belang dat in het verzoek kartelschade meegenomen wordt. Daar gaan u en de minister van Justitie over. Ik wil graag weten of de minister van Justitie dat ook meeneemt.

Minister Van der Hoeven: Dat moet u aan de minister van Justitie vragen. U hebt de motie ingediend tijdens zijn begroting en ik vind het dan eerlijk gezegd vrij logisch dat u daarover met hem de discussie voert. Op de motie krijgt u nog een antwoord.

Mevrouw Vos (PvdA): Dat snap ik. Mijn vraag aan de minister van Economische Zaken is of zij bij haar collega van Justitie wil checken of kartelschade wordt meegenomen in dat antwoord.

Minister Van der Hoeven: Ik zal die vraag aan hem doorspelen.

Voorzitter. De Kamer heeft de beleidsregels over de combinatieovereenkomsten gezien. Ondernemers die gezamenlijk inschrijven op een aanbesteding kunnen de gezamenlijke uitvoering daarvan regelen. Deze beleidsregels vervangen geen uitvoeringsregels van de NMa, maar een algemene maatregel van bestuur (AMvB) die voor ondernemers onvoldoende duidelijkheid gaf. Mijn beleidsregels moeten die duidelijkheid wel geven zodat ondernemers bij het sluiten van combinatieovereenkomsten de Mededingingswet niet overtreden. Mevrouw Van der Burg vroeg of ik hiervoor een handleiding kan maken. Deze beleidsregels zijn juist vastgesteld om de onduidelijkheid op te lossen. Ze bevatten een handleiding voor zowel de NMa als de ondernemingen. Op verzoek van de ondernemingen heb ik veel voorbeelden genoemd en een lijst bijgevoegd met combinatieovereenkomsten die altijd mogen.

Mevrouw Van der Burg vroeg ook naar de wijziging van artikel 40 lid d over combinatieovereenkomsten die worden afgedwongen door opdrachtgevers et cetera. Combinatieovereenkomsten die worden afgedwongen door opdrachtgevers vallen nooit onder het kartelverbod. Combinatieovereenkomsten waar de opdrachtgever om vraagt, kunnen wel of niet onder dat verbod vallen, afhankelijk van de economische gevolgen. Ik zeg toe om daar nog eens goed naar te kijken, met name naar haar verzoek om «moeten» te vervangen door «op verzoek van». Ik kijk in hoeverre wij daaraan kunnen voldoen zonder dat wij hier opnieuw problemen mee veroorzaken. Ik kom daarop schriftelijk bij haar terug.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik vind het bijzonder dat u zegt dat die praktische handleidingen er al zijn, want ik kreeg juist vanuit het bedrijfsleven het signaal dat er behoefte aan is. Ik kan mij voorstellen dat het voor de kleinere bedrijven nog steeds lastig is. Kunt u in overleg met het bedrijfsleven nagaan of dit nu helder genoeg is en daar schriftelijk op terugkomen?

Minister Van der Hoeven: Zeker. Ik zal bij MKB Nederland navraag doen. Als u specifieke voorbeelden hebt, krijg ik die graag. Dat maakt het mij iets gemakkelijker om gericht navraag te doen. Ik heb er natuurlijk alle belang bij, en het bedrijfsleven ook, dat die informatie voldoende helder en bekend is.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Juist voor die categorie bedrijven, want daarvoor hebben wij die combinaties.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Mevrouw Van der Burg en de heer Jansen spraken over klachten over de inkoopmacht. Ondernemingen kunnen altijd terecht met klachten. Naar aanleiding van moties die door de Kamer zijn aangenomen, doet het EIM op dit moment onderzoek naar inkoopmacht. Voor het kerstreces doe ik het onderzoek met de conclusies die ik daaraan verbind aan de Kamer toekomen, zodat wij verder kunnen spreken over die klachten.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik ben blij met dat onderzoek, maar dat laat onverlet dat bedrijven zich tussen de NMa en EZ van het kastje naar de muur gestuurd voelen omdat men naar elkaar verwijst. Wie wordt nu verantwoordelijk zodat die bedrijven één aanspreekpunt hebben waar zij met dit soort klachten terecht kunnen en ook serieus worden genomen?

Minister Van der Hoeven: Ik vind dat een heldere vraag en ik zal die ook beantwoorden in mijn conclusies rondom het onderzoek van het EIM.

Voorzitter. Dan kom ik bij een aantal losse vragen. De heer Ten Hoopen vroeg naar de koppelverkoop door banken. Ik heb die geluiden ook opgevangen. Die koppelverkoop is op zich niet verboden zolang er keuzemogelijkheden zijn voor consumenten en mkb’ers om als het ze niet bevalt over te stappen naar een andere bank. Als die keuzemogelijkheden bestaan, kunnen consumenten of mkb’ers in individuele gevallen wel overstapbeperkingen ervaren, met name door de zekerheden en voorwaarden die door banken worden gevraagd. Dat is vooral aan de orde als veel financiële producten bij eenzelfde bank zijn ondergebracht en producten gekoppeld worden, bijvoorbeeld door kortingen aan te bieden. Op dit moment wordt door de NMa geïnventariseerd in welke mate banken die productkoppeling toepassen bij de kredietverlening aan mkb’ers. Als die uitkomsten bekend zijn, kan ik daar meer over zeggen. Het is dus een serieus punt, het signaal is opgepakt en ik kom daarop terug als de NMa haar onderzoek heeft afgerond. Is de concurrentie in de bankensector afdoende, vroeg de heer Jansen. Op dit moment wordt een aantal zaken bekeken rondom die koppelverkoop en als een bank een economische machtspositie heeft, dus als er geen keuzemogelijkheid is, heb je een andere situatie. Het is van belang om te bekijken in hoeverre er sprake is van productkoppeling en of daardoor sprake is van een machtspositie.

De heer Jansen (SP): De minister stelt dat koppelverkoop is toegestaan als er maar voldoende concurrentie in de markt is. Een heel vervelend effect daarvan is echter dat er ook minder transparantie is. Men kan het kernproduct niet meer goed vergelijken, want die één biedt die toeter aan en de ander die bel. Bij de behandeling van de Elektriciteitswet en de Gaswet, het wetsvoorstel over de slimme meter, hebben wij een amendement aangenomen waarin wordt gezegd dat elektriciteitsbedrijven een standaardcontract moeten aanbieden naast alle «koppelverkoopcontracten» zodat er in ieder geval één product is waarop de consument de partijen goed kan vergelijken. Kan zo’n aanpak niet nuttig zijn voor de bankensector?

Minister Van der Hoeven: Ik neem in de richting van de NMa mee in hoeverre dit een oplossing kan zijn. Dat kan natuurlijk alleen als er sprake is van die productkoppeling. Ik denk dat uw vraag meer ligt op het terrein van de AFM omdat het een te vergelijken product betreft. Ik neem hem mee in de richting van collega Bos. Ik denk dat het goed is als wij eerst dat onderzoek van de NMa hebben omdat dat een aanleiding kan zijn om hierop stappen te zetten. Het onderzoek loopt en het is nog niet bekend wanneer het afgerond is.

Voorzitter. Ik kom terug op de vraag van de heer Ten Hoopen over AkzoNobel. AkzoNobel is actief op verschillende markten. Per markt waarop een overtreding is begaan, is een aparte zaak aan de orde. Het zijn oude zaken, uit de jaren negentig, en ik heb uit navraag bij de huidige top van AkzoNobel begrepen dat er schoon schip is gemaakt en dat men zich aan de kartelwetgeving houdt. Oude zaken moeten afgehandeld worden, maar als er een nieuw beleid en een andere aanpak wordt gekozen, betekent dit dat je een bedrijf de kans moet geven om dat goed te doen.

Mevrouw Vos (PvdA): AkzoNobel speelt in het verleden, maar het is eigenlijk raar dat een bedrijf met allerlei dochters voor verschillende zaken kan worden veroordeeld maar dat dit niet geldt als recidive. Ik vind het logischer dat er sprake is van recidive als het moederbedrijf dit doet.

Minister Van der Hoeven: Nee, want dan zou ik een kop zetten op hetgeen wij in Europa met elkaar hebben afgesproken. Dat gaat niet. Dan gaat men het moederbedrijf aanspreken op het gedrag van de dochters, terwijl die ieder afzonderlijk worden aangesproken op hun gedrag. Ik wil dat ook graag zo houden.

Mevrouw Vos (PvdA): Maar als het één dochterbedrijf betreft dat voor verschillende zaken wordt beboet, neem ik aan dat het dochterbedrijf wel als recidivist te boek komt te staan.

Minister Van der Hoeven: Dat klopt.

Voorzitter. De heer Ten Hoopen is eind 2007 begonnen met de vragen rond het wetsvoorstel strafrechtelijke handhaving. Ik gaf toen aan dat ik de bestuursrechtelijke handhaving wil aanvullen met de strafrechtelijke handhaving. Het is inderdaad een combinatie, zoals de heer Ten Hoopen dat net ook zelf formuleerde. Ik deel zijn analyse dat gevangenisstraf en beroepsverboden een sterk afschrikkende werking kunnen hebben, maar dat je deze nooit in plaats van moet gebruiken, maar als aanvullend instrumentarium. Die keuze is in lijn met de kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze voor het sanctiestelsel. Door het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Justitie is een concept opgesteld dat op het volgende neerkomt: strafrechtelijke handhaving wordt mogelijk voor het kartelverbod en het verbod van misbruik van een economische machtspositie. Als de NMa een redelijk vermoeden heeft van een overtreding van die verboden, kan zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging aan het Openbaar Ministerie overdragen. Hiervoor komen in aanmerking overtredingen die een ernstige inbreuk maken op de belangen van burgers en bedrijven of een forse bedreiging vormen voor het integer functioneren van sectoren binnen de samenleving. Dan gaat het over prijsen marktverdelingsafspraken, productie- en afzetbeperkingen, uitvoerverboden, samenspannen in biedingsprocedures, opzettelijk misbruik van een economische machtspositie door uitsluiting van concurrentie, uitbuiting van leveranciers of afnemers en recidive. De sancties kunnen zijn: aan de onderneming een geldboete en aan de opdrachtgever of leidinggevende een geldboete, hechtenis, gevangenisstraf of beroepsverbod opleggen. Er is een voorwaarde: de bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving moeten op elkaar aansluiten. Er wordt een aantal voorzieningen getroffen: voor de doorzichtigheid van de verhoudingen tussen NMa en het OM wordt vastgelegd dat het initiatief tot mogelijke strafrechtelijke handhaving bij de NMa ligt. Die moet overdragen. Voor een goede samenwerking en prioriteitsstellingen worden die afspraken tussen NMa en OM vastgelegd in richtlijnen die vergelijkbaar zijn met de richtlijnen die op dit moment bestaan tussen de Belastingdienst en het OM over de handhaving van de Belastingwetgeving. Als een zaak strafrechtelijk wordt gehandhaafd, zijn met de opsporing ambtenaren van de NMa belast die aangewezen zijn als bijzonder opsporingsambtenaar. Zo wordt ook de expertise van de NMa benut.

De heer Ten Hoopen, mevrouw Vos en mevrouw Van den Burg vroegen naar de werking van het clementiesysteem. Dat moet gewaarborgd worden, ook bij de bestuursrechtelijke handhaving. Dat betekent dat ondernemingen en bestuurders die van de NMa clementie hebben gekregen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Ondernemingen en bestuurders die geen clementie hebben gekregen, komen daar wel voor in aanmerking. Door tijdig clementie aan te vragen en te krijgen, kan men inderdaad strafrechtelijke vervolging voorkomen. Op die manier versterken wij de werking van het clementie-instrument en zorgen wij ervoor dat het ene niet ten koste gaat van het andere, want dat clementie-instrument is van wezenlijk belang voor de effectiviteit van de handhaving van de Mededingingswet. Het aantal kartelzaken van de NMa dat voortkomt uit clementieverzoeken bedraagt ongeveer 40%.

Op dit moment ligt het wetsvoorstel bij de NMa en het OM en moet de zaak worden afgestemd. Dan wordt een openbare consultatieronde over het wetsvoorstel gehouden en daarna gaat het via de ministerraad voor advies naar de Raad van State. Het duurt lang, maar wij hebben wel te maken met een wezenlijke verandering van het instrumentarium en dat moeten wij goed voorbereiden. Anders worden wij achteraf geconfronteerd met vragen die wij vooraf hadden kunnen oplossen. Ik hoop het voorstel medio 2010 aan de Kamer aan te bieden. Het is lastig en ingewikkeld omdat vormen van handhaving, enerzijds bestuursrechtelijk anderzijds strafrechtelijk, elk hun eigen systematiek hebben, zowel materieelrechtelijk als formeelrechtelijk en dat moet goed op elkaar worden afgestemd. Anders gaat het niet werken en dat wil de Kamer niet.

Mevrouw Vos (PvdA): Waarom duurt het zo lang? Wie worden er bij die openbare consultatie gevraagd? Ik snap dat het OM en de NMa er goed naar moeten kijken of het werkt, maar ik neem aan dat wij niet het bedrijfsleven gaan vragen wat het ervan vindt.

Minister Van der Hoeven: Waarom niet? Het is een openbare consultatie dus daar kan iedereen zijn mening geven.

Mevrouw Vos (PvdA): Wie worden er nog meer gevraagd?

Minister Van der Hoeven: Er wordt niemand gevraagd, iedereen kan zijn mening geven. Dat is ook goed. Wij hebben dat ook met de wet over de aanbestedingen gedaan en dat zorgt ervoor dat er in de voorbereiding van het wetsvoorstel antwoorden komen op een aantal vragen. In dit geval zijn de deelnemers bijvoorbeeld het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO), het mkb, strafrechtorganisaties, de advocatuur en noem maar op.

Mevrouw Vos (PvdA): En waarom duurt het zo lang?

Minister Van der Hoeven: Dat heb ik net aangegeven. Er moeten twee systemen die elk hun eigen karakteristieken hebben op elkaar aansluiten op een zodanige manier dat er geen gat tussen valt, dus dat je een naadloze overdracht hebt zonder overlap. Ook moet ervoor gezorgd worden dat de expertise die er bij de NMa is ook gebruikt kan worden. Dat moet wel wettelijk geregeld en verankerd worden, anders werkt het niet. Ik wil het best sneller doen, maar ik heb geen zin om te worden terugverwezen door de Kamer omdat ik van te voren had kunnen bedenken waar de problemen zitten. Ik regel het liever goed.

De heer Jansen (SP): Op zich is de SP voor zorgvuldigheid, maar ik vind het met mevrouw Vos belangrijk dat wij in die consultatieronde actief onderzoekers, wetenschappers die kaas hebben gegeten van effectieve handhaving, uitnodigen om zich hiermee te committeren. Ik doe dit bij dezen, maar misschien kan de minister daar ook goed werk in doen. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel nog een hoorzitting of een rondetafelgesprek organiseert.

Minister Van der Hoeven: Waarom niet.

De voorzitter: Dat mag de heer Jansen dan in de procedurevergadering voorleggen.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. De vraag of het OM wel genoeg tijd en kennis heeft voor kartelzaken is ook zo’n punt. Er is wel expertise nodig en dat is de reden dat wij het mogelijk maken om NMa-ambtenaren aan te merken als buitengewoon opsporingsambtenaar. Dat betekent dat als een bepaalde zaak overgaat naar het strafrecht ook het verdere onderzoek zal geschieden door deze buitengewone opsporingsambtenaren. Ze staan daarbij dan onder het gezag van de officier van justitie. Op die manier waarborg je kennis en kennisdeling. Tijdens een recent congres heeft de heer Kalbfleisch gewezen op de risico’s die op het gebied van de wederzijdse kennisontwikkeling liggen. Dat is precies de reden waarom de NMa begonnen is om medewerkers bij te scholen in het strafrecht zodat er geen kennisgat valt. Voor het OM is mededingingsrecht een nieuw terrein en dat betekent dat het OM de kennis van het mededingingsrecht moet opbouwen en met de toepassing daarvan ervaring moet opdoen. Dat is de consequentie van dit wetsvoorstel en van de wensen van de Kamer.

De heer Ten Hoopen vroeg naar de verhoging van de boetes van 10% naar 20%. Ik heb eerder toegezegd om de mogelijkheden voor de NMa om hogere boetes op te leggen te bekijken en het huidig wettelijk boetemaximum laat daarvoor ruimte. Het wettelijk maximum is gelijk aan het boetemaximum dat de Europese Commissie hanteert. Daarom is gekozen voor boetebeleidsregels die hogere boetes mogelijk maken binnen het bestaande maximum. In het wetsvoorstel dat medio 2010 naar de Kamer komt, wordt wat betreft de hoogte van de strafrechtelijke geldboetes voor ondernemingen aangesloten bij het bestaande maximum van 10% van de omzet.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik vroeg nog of er vergeleken wordt met wat andere Europese landen hebben gedaan en waarom die er eventueel vanaf hebben gezien.

Minister Van der Hoeven: Wij hebben aangesloten bij het ECN om ervoor te zorgen dat er een gelijke aanpak is. Dat is van belang om shoppen te voorkomen.

De heer Ten Hoopen (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar soepele houding zodat wij het contact met de NMa soepel kunnen onderhouden. Ik dank haar ook voor de aankondiging dat het wetsvoorstel er nu eindelijk gaat komen. Daar gaan wij binnenkort met elkaar over spreken.

De minister is verantwoordelijk voor het beleid en de NMa is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid. Dat is denk ik de oriëntatie die nu voorligt. Ik heb nog drie vragen. De Rekenkamer zegt dat de bescherming van de belangen van de afnemers niet goed geborgd is. Kan de minister aangeven hoe zij daar tegenaan kijkt? Kan zij ook iets zeggen over de initiatieven die er zijn om de fusietoets in de zorg niet te laten doen door de NMa? Dat is een bijzondere ontwikkeling. Doet het EIM ook onderzoeken naar inkoopmacht, bijvoorbeeld in de landbouw waar dit ook speelt in het kader van de grote retailers?

Ik vind het heel belangrijk, ook in verband met het nieuwe procesrecht, dat de borging van de clementieregeling voor individuele gevallen er is en dat de minister op afstand blijft. De minister heeft dat ook gezegd.

Mevrouw Vos (PvdA): Voorzitter. Ik begrijp dat wij hier ingekaderd zijn en ik ben het ontzettend eens met het voornemen om geen kop op Europese wetten te zetten, hoe graag wij ook iets extra’s zouden willen doen. Ik constateer ook dat in de relatie met en de manier waarop wij informatie krijgen bij de verschillende departementen en zbo’s niets veranderd. Daar ben ik erg tevreden over. Ik ben ook erg blij dat de minister heeft toegezegd dat zij aan de minister van Justitie vraagt om in de kabinetsreactie op de collectieve claims kartelschade mee te nemen. Er is daarover een prachtig mooi advies, een groenboek, van mevrouw Kroes verschenen. Ik wil heel graag dat het kabinet daar haast mee maakt omdat het volgens mij blijft liggen bij de Commissie en dat lijkt mij een slechte zaak.

Ik kijk reikhalzend uit naar het onderzoek van het EIM naar inkoopmacht. Ik denk dat er zaken veranderd zijn in de economische structuur ten opzichte van de tijd dat wij de Mededingingswet maakten. Ik ben ook erg benieuwd naar het onderzoek over koppelverkoop. De heer Ten Hoopen vroeg waarom de NMa eigenlijk fusies in de zorg toetst. Die vraag was ik zelf vergeten. Kan de minister daar iets over zeggen? Tot slot: wanneer komt nu toch eindelijk het NMa-onderzoek over de kruissubsidiëring van TNT? Ik blijf ernaar vragen, het blijft beloofd worden. Volgens mij is het ongeveer anderhalf jaar te laat.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik heb goed verstaan dat de minister het bij de combinatieovereenkomst eigenlijk wel eens is met mijn vragen en een maximale inspanning zal doen om daaraan tegemoet te komen. Als dat niet zo is, hoor ik dat graag nog even. Ik verzoek haar de situatie in Zweden en Noorwegen, die hebben afgezien van de strafrechtelijke kant, nog even goed te betrekken bij het wetsvoorstel zodat wij daar maximale lessen uit kunnen trekken. De lijn die nu gevolgd wordt, volgen wij met zeer veel belangstelling.

Ik heb nog een vraag over de twee punten waarbij de minister mij verwees naar het wetsvoorstel dat in de Kamer ligt. Ik vraag mij af of wij nu een amendement bij het wetsvoorstel moeten indienen of dat zij gewoon kan toezeggen dat de consultatie van het bedrijfsleven over een nieuwe beleidsregel van EZ op een ordentelijke manier gedaan wordt. Zij heeft er toch ook belang bij om juist de kennis van het bedrijfsleven daarin mee te nemen, zodat het niet geconfronteerd worden met onverwachte beleidsregels waar het niets mee kan? Volgens mij geldt hetzelfde voor het punt van het gebruikmaken van het afkeuringsrecht. Als de minister zelf met een uitvoeringsregel komt, kan zij in de afweging aan de Kamer duidelijk maken wat het voorstel van de NMa was en met welke redenen het is afgekeurd. Dan kan de Kamer wegen of zij het afkeuringsrecht goed gebruikt vindt.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik vind het positief dat het wetsvoorstel over de strafrechtelijke aanpak van mededinging medio 2010 naar de Kamer komt. Volgens mij is dat 1 juli. Misschien kan de minister iets meer helderheid geven over hoe zij dat in de planning ziet, want een consultatieronde associeer ik met veel tijd. Gaat dit wel lukken en is 1 juli dan een harde datum? Ik ga ervan uit dat de minister nog in deze kabinetsperiode dit wetsvoorstel wil afronden en publiceren in de Staatscourant.

Het is ook goed dat het EIM de marktmacht aan de inkoopzijde onderzoekt. De minister zegt dat zij daarna gaat kijken welke stok eventueel ingezet moet worden om dit een beetje in het gareel te krijgen. Ik begrijp dat de optie openstaat dat de NMa daar straks verantwoordelijk voor wordt. Ons lijkt het een logische zaak dat er bij een probleem een helder aanspreekpunt is en dat de NMa op dit punt die bevoegdheid krijgt.

Bij het high-trustbeleid zitten mijn grootste twijfels over de aanpak, want dat heeft twee poten. Ten eerste het vertrouwen dat de meeste het goed doen en alleen de zware gevallen aangepakt worden en ten tweede dat daar een zware straf tegenover staat. De minister zegt dat er 12,5 mln. opgehaald is in 2008 terwijl het doel volgens mij 100 mln. was voor economische delicten van dit type. Ter illustratie wijs ik erop dat er het afgelopen jaar voor 800 mln. is opgehaald aan verkeersboetes. Dat is andere kost. Zij is het toch met mij eens dat 25% van de automobilisten te goeder trouw is? Toch wordt er 800 mln. opgehaald om een bepaalde moraal op de weg te handhaven. De heer Ten Hoopen had het over die 10% afschrikwekkende werking die aan de magere kant is. Ik denk dat die 100 mln. echt een ondergrens is, want anders is high-trustbeleid dieperustbeleid en daar houd ik als SP’er niet van. Ik ben vandaag vervanger dus ik zal geen al te grote woorden gebruiken, maar ik sluit niet uit dat onze woordvoerder op dit punt behoefte heeft aan een motie.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Er zijn nog een paar aanvullende vragen gesteld. Ik begin met de vraag van de heer Ten Hoopen om de fusietoets bij de zorg bij de NMa weg te halen. Die vraag werd op een andere manier met een andere doelstelling ook gesteld door mevrouw Vos. Ik stel voorop dat ik de zorgen deel die er zijn ten aanzien van schaalgrootte en of alle fusies die tot stand komen wel goed zijn voor de cliënten. Ik ben het er ook mee eens dat wij moeten komen tot een betere toetsing van fusies in de zorg. De heer de Vries van het CDA is hier niet, maar ik heb begrepen dat dit voorstel met name van hem afkomstig is. De wijze waarop hij dat wil bereiken en zijn argumenten vind ik een beetje vreemd. Ik zet hier de nodige vraagtekens bij, want het lijkt alsof de NMa volgens hem alleen uit economische perspectief naar die zorgfusies kijkt en niet naar de zorgspecifieke aspecten zoals de kwaliteit. Dat vind ik raar, want er wordt door de NMa wel degelijk rekening gehouden met zorgspecifieke aspecten. Het voorbeeld dat de stelling van de heer De Vries niet opgaat, is de ziekenhuizenfusie in Zeeland. Daar is de NMa uitsluitend mee akkoord gegaan omdat het absoluut noodzakelijk was voor de kwaliteit van de zorg in Zeeland. Ik kan de argumentatie dus niet helemaal volgen. Ik heb begrepen dat mijn collega’s van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangekondigd hebben om nog scherpere randvoorwaarden te stellen ten aanzien van kwaliteit en bereikbaarheid. Zij zullen daartoe de fusie-effectrapportage en de zorgspecifieke fusietoets voor de inspectie introduceren, voorafgaand aan de toets door de NMa. De Mededingingswet bepaalt dat daar waar sprake is van concurrentie fusies getoetst moeten worden op de gevolgen voor die concurrentie. Er wordt gezegd: leg het neer bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Een andere taakverdeling tussen toezichthouders bij deze toets verandert echter niets aan de toetsing zelf en zal de conclusies van die toetsing niet veranderen. Ik zie nadelen en samen met mijn collega’s van VWS zie ik echt geen reden om die taakverdeling te veranderen. Er ligt hierover een aantal voorstellen, daar moet de Kamer naar kijken, maar ik sluit mij aan bij de opmerking van mijn collega’s van VWS dat dit geen goed voorstel is.

De heer Ten Hoopen vroeg hoe het zit met de inkoopmacht in de landbouwsector. Het EIM-onderzoek kijkt niet specifiek naar de mogelijke inkoopmacht bij landbouw. Wel komt er een brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en mij gezamenlijk over de prijsvorming in de agrofoodsector. Misschien is dat een aanknopingspunt om verder over van gedachten te wisselen. Ik heb gezegd dat ik het ongelofelijk belangrijk vind dat de borging van de clementieregeling goed gebeurt. Mevrouw Vos vroeg wanneer eindelijk het onderzoek van de NMa naar TNT komt. Ik heb begrepen dat het dit jaar gaat gebeuren. Dat zou toch mooi zijn. Ik hoop dat ik nu iets gezegd heb dat ook waargemaakt wordt door de NMa.

Mevrouw Van der Burg vroeg naar de combinatieovereenkomsten en met name naar artikel 40 lid d. Ik bekijk waar daar de problemen zitten en ik heb aangegeven dat ik met MKB Nederland contact zal opnemen om te vragen waar er nog problemen zijn met de vermeende onhelderheid. Zij vroeg of de mogelijke strafrechtelijke handhaving in Nederland ons niet in een afwijkende positie brengt binnen Europa. Er is juist een trend om de mededingingsregels meer strafrechtelijk te handhaven. In een aantal landen is hier geheel of gedeeltelijk sprake van, zoals het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland, Frankrijk en Denemarken. Ik bekijk uiteraard waarom andere landen dit niet doen en wat daar de consequenties van zijn.

De heer Ten Hoopen (CDA): Is het nu zo dat de NMa zelf verantwoordelijk blijft om de eindafweging te maken om de zaak naar het OM te brengen? Of komt dat in de richtlijnen vast te liggen?

Minister Van der Hoeven: De NMa blijft verantwoordelijk voor de overdracht, of er overgedragen wordt en voor het moment van overdracht aan het OM.

De heer Ten Hoopen (CDA): Zij blijft zelf voor het proces verantwoordelijk.

Minister Van der Hoeven: Ja, zij is onafhankelijk. Het is goed dat die onafhankelijkheid geborgd blijft. Het is wel zo dat de betrokken ambtenaren van de NMa buitengewoon opsporingsambtenaar kunnen worden bij die overgang en dan vallen ze onder de verantwoordelijkheid van de officier van justitie. Dat is gedaan om die expertise mee te nemen.

Voorzitter. Hoe ver zijn wij met de consultatieronde? De planning is dat het overleg tussen OM en NMa dit jaar afgerond wordt en dat de consultatieronde begin 2010 begint. Er zijn natuurlijk altijd mogelijkheden van vertraging, maar ik heb liever een goed wetsvoorstel waarbij de Kamer in de aanloop bekijkt waar zij gebruikmaakt van de informatiemogelijkheden. Een technische briefing en dat soort dingen kunnen natuurlijk allemaal. Ik hecht eerlijk gezegd meer aan een goede besluitvorming over een en ander, zeker bij zo’n moeilijk dossier als dit, dan dat wij halsoverkop iets voorleggen alleen om een bepaalde datum te halen. Ik ben samen met de Kamer zeer gemotiveerd om dit zo snel mogelijk in te dienen, want ik wil het ook graag afgerond hebben tijdens deze kabinetsperiode.

Ik heb de vraag van de heer Ten Hoopen over de opmerking van de Algemene Rekenkamer over de belangenbehartiging van de afnemers nog niet beantwoord. Dit gaat specifiek over de energiesector en over de wet over oneerlijke handelspraktijken. Met name mevrouw Spies vraagt hier vaak de aandacht voor. Het is goed als wij de lopende onderzoeken van de NMa even afwachten.

Mevrouw Van der Burg vroeg naar de consultatie van het bedrijfsleven bij het maken van een nieuwe beleidsregel economische zaken. Of wij dat precies hetzelfde doen, valt te bezien, maar die consultatie vindt plaats. Wat betreft het afkeuringsrecht is, denk ik, sprake van een misverstand. Het gaat om uitvoeringsregels, niet om beleidsregels, die moeten blijven binnen de beleidsmatige koers die wij met elkaar hebben uitgezet. Op het moment dat daar een strijdigheid is, keur ik die uitvoeringsregels af en vraag ik om een aangepast voorstel. Ik ga niet zelf een uitvoeringsregel vaststellen. Dat is juist de bevoegdheid van de NMa. Dat afkeuringsrecht als zodanig wil ik wettelijk regelen via het wetsvoorstel tot aanpassing van de EZ-wetten aan de Kaderwet zbo’s.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Volgens mij las ik dat u eventueel de mogelijkheid hebt om zelf zo’n uitvoeringsregel voor te dragen, maar dat komt dus niet in het wetsvoorstel en is niet de bedoeling.

Minister Van der Hoeven: Nee, dat is niet de bedoeling. De uitvoeringsregels worden opgesteld door de NMa, maar moeten natuurlijk passen binnen de beleidsregels. Als daar een discrepantie in is, heb ik dat afkeuringsrecht nodig.

Toezeggingen

– De resultaten van «go/no go»-beslissingen en de doorlooptijd van de afhandeling van zaken door de NMa zullen worden gemeld in het jaarverslag van de NMa over 2009.

– In het jaarverslag van de NMa zal tevens worden ingegaan op de afhandeling van clementieverzoeken.

– De mogelijkheid tot wijziging van artikel 40 lid d over de combinatieovereenkomsten zal worden bekeken voor het kerstreces. Daarbij wordt ook ingegaan op de bekendheid van het mkb met de beleidsregels.

– Het onderzoek van de EIM inzake de inkoopmacht wordt nog voor het kerstreces aan de Kamer aangeboden.

– Als het onderzoek van de NMa naar de eventuele productkoppelverkoop door banken is afgerond, wordt de Kamer daarover geïnformeerd.

– De minister zal aan de collega-minister van Justitie verzoeken om in de kabinetsreactie op de motie-Azough kartelschade mee te nemen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).

Naar boven