nr. 318
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2005
In het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat
van 7 september 2004 (24 036, nr. 305), is toegezegd een evaluatierapport
van het Loodsplichtbesluit 1995 en het besluit Verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet –
de flexibilisering van de loodsplicht – jaarlijks aan de Tweede Kamer
toe te sturen. Bijgaand treft u dit rapport aan1.
In deze brief ga ik in op de hoofdlijnen van de evaluatie. Tevens maak ik
van deze gelegenheid gebruik om kort in te gaan op de ontwikkelingen in de
loodsgeldtarieven.
I. Evaluatie Loodsplichtbesluit 1995 en Besluit Verklaringhouders
De tweede evaluatie is aanvullend op de eerste wettelijk verplichte evaluatie
over de periode augustus 2002 tot en met juli 20032.
Om de evaluatie in het vervolg per kalenderjaar te kunnen uitvoeren, heeft
het onderhavige rapport betrekking op de periode van augustus 2003 tot en
met december 2004. De evaluatie is methodisch in tweeën gesplitst. In
gesprekken met de havenbeheerders van de zeehavengebieden is in meer kwalitatieve
zin beoordeeld hoe de gewijzigde besluiten in de praktijk zijn uitgewerkt
en welke (veiligheids)effecten geconstateerd konden worden. Uit deze gesprekken
is gebleken dat er in deze evaluatieperiode geen aanwijzingen zijn dat het
veiligheidsniveau is afgenomen.
Daarnaast is het veiligheidsniveau in meer kwantitatieve zin geëvalueerd
en zijn de ongevallenstatistieken van voor en na de wijziging van het Loodsplichtbesluit
en Besluit Verklaringhouders geanalyseerd. Tweeënhalf jaar aan ongevallenstatistieken
is echter nog onvoldoende3 om goed onderbouwde
uitspraken te kunnen doen over de kwantitatieve effecten op het veiligheidsniveau.
Wel kan worden geconstateerd dat de voor vrijstelling of ontheffing in aanmerking
komende scheepvaart in de evaluatieperiode niet betrokken is geweest bij scheepsongevallen.
Ook in de eerste periode was dit het geval en zodoende kan worden vastgesteld
dat de kwantitatieve analyse de kwalitatieve ondersteunt in de constatering dat de flexibilisering van de loodsplicht geen afname van het
veiligheidsniveau heeft laten zien.
Alle Rijkshavenmeesters, met uitzondering van de regio Scheldemonden,
zijn dan ook van mening dat de huidige regionale loodsplichtgrenzen kunnen
worden verruimd. Een dergelijke verruiming van de loodsplichtgrenzen kan echter
gevolgen hebben voor de omzetontwikkeling van het Loodswezen. Conform het
kabinetsbesluit van 18 juni 20041 en de daarop
gebaseerde afspraken met het Loodswezen van 2 november 2004, zal voorafgaande
aan een eventuele wijziging van het Loodsplichtbesluit onderzoek naar de mogelijke
omzetgevolgen voor het Loodswezen worden uitgevoerd. Indien uit dit onderzoek
blijkt dat de omzetgevolgen meevallen, kunnen de verruimde loodsplichtgrenzen
vervolgens in overleg met de Rijkshavenmeester én het Loodswezen worden
vastgesteld en vastgelegd in een gewijzigd Loodsplichtbesluit.
In de regio Scheldemonden is het ontheffingenbeleid gezamenlijk met Vlaanderen
ingevoerd per 1 augustus 2003. In het kader van het beoogde Nederlands/Vlaamse
gemeenschappelijk nautisch beheer op de Westerschelde, is besloten eerst na
een evaluatieperiode van 2 jaar te bezien of tot verdere flexibilisering van
de Loodsplicht kan worden overgegaan. Ik zal u hierover zo spoedig mogelijk
nader informeren.
II. Loodsgeldtarieven
In de besluitenlijst van 9 juni 2005 geeft de Vaste Kamercommissie
voor Verkeer en Waterstaat aan ingelicht te willen worden over de stand van
zaken van het loodsgeldtarief. Het antwoord op deze vraag laat zich in twee
onderdelen splitsen:
1. Het loodgeldtarief voor 2006
Het Loodswezen is wettelijk verplicht vóór 1 juli van
ieder jaar een tariefsvoorstel bij mij in te dienen, vergezeld van een verslag
van het overleg tussen het Loodswezen en de sector. Op het moment van schrijven
van deze brief ben ik nog in afwachting van dit voorstel en kan ik daar nog
niet op reageren. Na ontvangst van het voorstel wordt het getoetst aan de
verdragsrechtelijke koppeling van de loodsgeldtarieven tussen de Schelde en
de Maas en het algemeen belang. Vervolgens stel ik bij Ministeriële regeling
het loodsgeldtarief vast. Dit is een jaarlijks terugkerend proces, maar indien
daar aanleiding toe is zal ik u over de vaststelling van de tarieven voor
2006 nader informeren.
2. De ontwikkeling van een nieuwe, kostenconforme loodsgeldtariefstructuur
Op 8 april 2004 heb ik de Nationale Havenraad verzocht advies uit
te brengen over een kostenconforme loodsgeldtariefstructuur en de afbouw van
de bestaande kruissubsidies. Met de havens wordt sindsdien gesproken over
de effecten van de kostenconforme loodsgeldtariefstructuur, zoals deze door
DGTL, het Loodswezen en de NMa is ontwikkeld. Vanwege de controversiële
aard van deze voorstellen neemt dit meer tijd dan oorspronkelijk gepland,
maar naar verwachting zal de Raad in de loop van de maand juli 2005 kunnen
adviseren. Na ontvangst van dit advies zal ik u zo spoedig mogelijk informeren
over het vervolgproces.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs