nr. 103
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 1998
Inleiding
De minister van Economische Zaken heeft u bij brief van 16 april 1998
(24 036, nr. 85) op de hoogte gebracht van de aanbevelingen van de MDW-werkgroep
Benzinemarkt. Hij geeft aan dat het kabinet de analyse van de werkgroep onderschrijft
alsmede besluit tot invoering van de op basis daarvan gedane aanbevelingen.
Het kabinet heeft de werkgroep verzocht vóór 1 juli 1998 een
implementatieplan voor haar aanbevelingen ten aanzien van de benzinemarkt
langs het hoofdwegennet op te stellen.
Tevens is in deze brief toegezegd dat de minister van Financiën,
tegelijkertijd met het uitbrengen van het implementatieplan, de Tweede Kamer
nader zal informeren over de stappen die zullen worden gezet om de bestaande
privaatrechtelijke contracten langs het hoofdwegennet te bekorten tot ca.
10 jaar. Bij dezen geef ik uitvoering aan deze toezegging.
Algemeen
Het bekorten van de duur van de bestaande contracten vormt één
uit een reeks voorstellen, die moeten leiden tot een andere benzinemarkt.
Voor een algemene inleiding en de plaatsing binnen de algemene context verwijs
ik u naar de brief met het implementatieplan van de MDW-werkgroep, die u tegelijkertijd
met deze brief wordt toegezonden.
Onder verantwoordelijkheid van Financiën zijn, onder coördinatie
van een projectgroep, drie werkgroepen van start gegaan. De taakopdrachten
zijn ontleend aan de aanbevelingen van de MDW-werkgroep. Deze werkgroepen
houden zich bezig met respectievelijk het ontwikkelen van een nieuwe vergoedingensystematiek
ten aanzien van de bestaande contracten, het ontwikkelen van een nieuw uitgiftesysteem
en de ontwikkeling van een procedure om de bestaande contracten aan een bepaalde
duur te koppelen. De werkgroepen moeten op korte termijn met resultaten komen.
Gelet op de belangen van alle betrokkenen is het niet merkwaardig dat
er sinds de publicatie van het MDW-rapport en het bijbehorende
kabinetsbesluit veel aandacht bestaat van de kant van het bedrijfsleven voor
de werkzaamheden van de overheid op dit terrein.
Mede hierom vraagt de problematiek van het bekorten van de duur van de
bestaande contracten, en de juridische haken en ogen die daaraan verbonden
zijn, om een zorgvuldig optreden en een zorgvuldige voorbereiding van nadere
stappen. Dit brengt op dit moment noodzakelijkerwijs met zich dat deze brief
voornamelijk procedureel van aard is.
Bestaande contracten
De bestaande privaatrechtelijke contracten zijn aangegaan tot wederopzegging.
De wens om de duur van contracten te bekorten betekent de facto dat de
bestaande contracten moeten worden beëindigd. Vervolgens kunnen nieuwe
overeenkomsten worden aangegaan voor een beperkte duur. De overeenkomsten
eindigen als de wederpartij instemt met de opzegging, danwel als de rechter,
op verzoek van de Staat als verhuurder, het tijdstip bepaalt waarop de overeenkomst
zal eindigen. Daarbij zal een belangenafweging plaatsvinden tussen enerzijds
de belangen van de Staat en anderzijds de belangen van de wederpartij.
Het is van groot belang dat bij dit proces bestuurlijke en juridische
zorgvuldigheid in acht wordt genomen. De Landsadvocaat is bij dit onderwerp
ingeschakeld om de Staat van juridisch advies te dienen.
Procedure
De volgende stappen worden gezet om het beoogde doel te bereiken.
Deze stappen behoeven niet steeds in tijd elkaar te volgen, maar kunnen
ook tegelijkertijd plaatsvinden.
1. Inventarisatie contractpartners
Een logisch vertrekpunt voor de implementatie van de aanbeveling van de
MDW-werkgroep (bekorten contractduur), is het maken van een overzicht van
alle relevante informatie over de contractpartijen (o.a. de namen van de contractpartners,
de ingangsdatum van de contracten, wijzigingen in de contracten en de aard
van de contracten).
Deze inventarisatie is inmiddels voltooid.
2. Inventarisatie wederzijdse belangen
Teneinde de bestaande contracten op te kunnen zeggen zullen de belangen
van de betrokken oliemaatschappijen en pomphouders op correcte wijze moeten
worden afgewogen tegen het algemene belang van de Staat. Om een dergelijke
belangenafweging mogelijk te maken zullen de betrokken belangen allereerst
moeten worden geïnventariseerd. Deze belangen kunnen per locatie verschillen.
3. Opzet uitgiftebeleid
Het opzeggen van de bestaande contracten hangt nauw samen met vorm en
inhoud van het nieuwe uitgiftebeleid van de Staat. In dit verband wordt nu
gestudeerd op een systeem voor het veilen van de gebruiksrechten van locaties
langs het hoofdwegennet.
Gelet op deze verwevenheid is het noodzakelijk dat eerst een nieuw uitgiftebeleid
is geformuleerd, alvorens de contracten worden opgezegd.
4. Belangenafweging
Nadat de betrokken belangen zijn geïnventariseerd en de contouren
van het nieuwe uitgiftebeleid concreet vorm hebben gekregen, zal de voor opzegging
van de bestaande contracten noodzakelijke belangenafweging op zorgvuldige
wijze dienen plaats te vinden.
5. Opzegging
Zodra tot opzegging wordt overgegaan, zal moeten worden voldaan aan de
algemeen-wettelijke vereisten voor opzegging, alsmede aan de bijzondere bepalingen
die daarover in de contracten zijn opgenomen. De bovengenoemde stappen zijn
er op gericht deze opzegging zo zorgvuldig mogelijk te laten plaatsvinden.
In verband met de eerder genoemde belangen van de wederpartij is het mogelijk
dat bij de beëindiging van de contracten een vrij ruime opzegtermijn
in acht wordt genomen.
6. Toepassing nieuwe uitgiftebeleid
Nadat de bestaande contracten zijn opgezegd zal vervolgens over de nieuwe
contracten worden onderhandeld volgens de regels die in het nieuwe uitgiftebeleid
worden beschreven. Eén van de kenmerken van dit beleid zal zijn dat
de contracten slechts voor een bepaalde tijd zullen worden verleend.
Vervolg
Voor het einde van dit jaar hoop ik u samen met de MDW-rapportage over
de voortgang van de bovenbeschreven stappen te kunnen informeren.
Ik ga ervan uit u hiermee naar genoegen te hebben geïnformeerd.
De Minister van Financiën,
G. Zalm