Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24034 nr. 23 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 24034 nr. 23 |
Vastgesteld 3 september 1997
De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 25 juni 1997 overleg gevoerd met minister Sorgdrager van Justitie over de derde voortgangsrapportage over de reorganisatie OM (24 034, nr. 22), alsmede de brief van 24 maart 1997 met antwoorden op vragen, gesteld tijdens het algemeen overleg over de reorganisatie van het OM op 5 maart 1997 (24 034, nr. 21).
Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA) merkte op bij deze derde voortgangsrapportage een gevoel van déjà vu te hebben gehad. Uit de rapportage kon zij geen goed beeld krijgen van de stand van zaken. Dat stelde haar teleur omdat na de tweede voortgangsrapportage de commissie dit gevoel al eens heeft verwoord en in een brief de minister duidelijk heeft gemaakt op welke punten informatie werd gewenst. Op minstens de helft van die vragen is nog geen antwoord gekomen. Zij uitte vooral kritiek op de wisselende doelstellingen.
Mevrouw Kalsbeek had niet de indruk dat de turbulente fase bij de reorganisatie van het OM achter de rug is. Zij somde enkele incidenten op waaruit dit blijkt. Zo heeft de minister een officier van justitie op non-actief gezet voor het vernietigen van dossiers inzake de balpenmoord, waarna enkele CID-officieren zich daarover anoniem in de krant laten quoten. Er is meer aan de hand dan zomaar lekken. Deze officieren verweten de minister namelijk politiek opportunisme. Dat is een ernstig signaal waaruit blijkt dat zij het gezag van de minister niet erkennen.
Een ander voorbeeld is een vertrouwelijk overleg waarin de Kamer op de hoogte werd gesteld van de gang van zaken rond de heer Bouterse. Daags daarna deed de heer Docters van Leeuwen daarover in de krant uitspraken. Bij haar heeft dat bevreemding gewekt. Een derde voorbeeld is de openbare brief van het OM over de Securitelaffaire. De minister had met het college van PG's afgesproken dat zij zich niet meer rechtstreeks tot de Kamer zullen richten. Sommigen hebben daarvoor een oplossing gevonden, want de Kamer krijgt het toch te horen. Dat is zowel beschadigend voor de positie van de minister als van het OM. Mevrouw Kalsbeek maakte zich vooral ongerust over het feit dat dit symptomen kunnen zijn van een ongezonde situatie. Deze feiten gecombineerd met de weinig inzichtelijke voortgangsrapportage verontrustten haar.
Mevrouw Kalsbeek zei zich erop te bezinnen wat de Kamer aan deze situatie kan doen als zij bij de volgende voortgangsrapportage weer dat gevoel krijgt. Dit betekende niet dat haar vertrouwen in de minister is verminderd.
Het antwoord op de vraag wat de doelstellingen zijn van de reorganisatie van het OM luidt iedere keer anders, zo constateerde zij. In de loop van een proces kunnen doelstellingen worden bijgesteld. Bij deze reorganisatie is dat niet het geval. Iedere keer worden andere rijtjes doelstellingen opgesomd. Wat wordt bijvoorbeeld bedoeld met externe profilering? Moet het functioneren van het OM door voorlichting inzichtelijker gemaakt worden of moeten met de andere partners die verantwoordelijk zijn voor het veiligheidsbeleid goede afspraken gemaakt worden onder erkenning van de eigen rol van het OM daarin? Uit de tekst kon zij dat niet opmaken. De enige constante is de eenheid van het OM, maar de uitwerking daarvan is erg gebrekkig.
Mevrouw Kalsbeek kwam terug op haar vraag over de advocaat-generaal die zij bij het vorige overleg heeft gesteld. Zou het niet verstandig zijn, in bepaalde megazaken de officier van justitie het hoger beroep te laten behandelen, c.q. een advocaat-generaal daarmee vanaf het eerste begin te belasten? De minister wijst dat af, maar haar argumentatie hinkt op twee gedachten, te weten beleid gericht op magistratelijkheid dan wel op «crime fighting».
De minister onderkent de eenheid van het OM, maar om het vertrouwen tussen rechter en OM te bevorderen, voorziet de wet in een nauwe organisatorische samenhang tussen het OM en de zittende magistratuur in afzonderlijke gerechten. De minister legt dus de nadruk op de magistratelijkheid. Vervanging in voorkomende gevallen zou niet nodig zijn, omdat men al vaak overleg heeft en de betreffende AG bij grote zaken vaak van meet af aan betrokken is. Waar blijft dan die onafhankelijkheid? Het is een illusie te denken dat een AG heeft de vrijheid heeft, in spraakmakende zaken die tot op het hoogste niveau zijn doorgenomen, opnieuw te beginnen. Voor mevrouw Kalsbeek bleek daaruit de verdeeldheid over de doelstellingen. Haar ging het vooral om het tot stand brengen van eenheid tussen de procureurs-generaal en de officieren van justitie.
Het schriftelijke antwoord op haar vraag wie de leiding heeft bij het preventieve beleid ter bestrijding van de criminaliteit vond zij onbevredigend. Aangezien het niet het OM is, is het dan de gemeente of de politie?
De eerste indruk van de heer Koekkoek (CDA) was dat het wel goed ging met de reorganisatie. Bij nadere lezing van de voortgangsrapportage rezen echter enkele vragen. Een van de doelstellingen was professionaliteit, maar dat is gewoon je werk goed doen. Bij de handhaving van de professionaliteit speelt het tuchtrecht dat de minister kan uitoefenen een rol. Hoe wil de minister dat tuchtrecht hanteren: van geval tot geval of met beleid? Hij adstrueerde zijn vraag aan de hand van de zaak-Lancee, het handelen van de officieren van justitie Dorhout en Van Capelle en de professionaliteit van officier van justitie Van der Voort in het balpendossier. Het optreden van de minister lijkt van geval tot geval te verschillen. Het hanteren van disciplinaire maatregelen is een stok achter de deur voor het handhaven van professionaliteit en ter voorkoming van fouten.
De heer Koekkoek stelde met name de beheersovergang aan de orde. Het beheer voor 1998 wordt verdeeld tussen de zittende magistratuur, het hoofd van het parket voor het openbaar ministerie en een gemeenschappelijke beheersdienst. Een ambtelijk directeur doet het beheer voor de zittende magistratuur. Het hoofd van het parket krijgt mandaat van het college van PG's. De directeur beheer en het hoofd van de gemeenschappelijke beheersdienst krijgen mandaat van het ministerie. Het idee is dat het hoofd van de gemeenschappelijke beheersdienst overeenkomsten sluit met het parket en de beheersdiensten van de gerechten. Deze verdeling vond hij tamelijk ingewikkeld. Heeft de minister al een definitief besluit genomen over de beheersstructuur in 1998 dat voor mei was aangekondigd? De minister wil uiteindelijk komen tot twee beheersrelaties en twee geldstromen: een voor het openbaar ministerie en een voor de zittende magistratuur. Wanneer wil zij die overgang maken en wat wordt de positie van de gemeenschappelijke beheersdienst? Wat is de relatie tussen het ministerie en deze dienst? Bepalen parket en rechters wat zij van deze dienst maken? In dit verband is het standpunt van het kabinet over het rapport-Hoekstra belangrijk. Het was aangekondigd voor de lente van 1996, maar inmiddels zijn al twee lentes verstreken.
De commissie-Leemhuis doet een onderzoek. Wanneer kan het rapport van deze commissie verwacht worden? Is de beheersovergang mogelijk zonder wetswijziging of andere uitvoeringsmaatregelen? Voor de duidelijkheid zou het goed zijn als de noodzakelijke regelingen getroffen zijn voordat de beheersovergang echt plaats vindt.
Voor de invoering moeten de managementfuncties worden ingevuld. Als dat niet tijdig lukt, wordt een vorm van interimmanagement overwogen. De heer Koekkoek vroeg zich af of dat verstandig is en of het mogelijk is dat de overgang per parket verschilt. Die overgang moet voor alle parketten wel binnen een bepaalde termijn zijn afgerond. Deze periode begint op 1 januari 1998. Als datum voor de voltooiing zou 31 december 1998 mogelijk zijn. Hoe denkt de accountantsdienst van het departement de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de bestedingen te waarborgen bij de beheersovergang in een bepaalde periode? Waarom is het huidige project beëindigd? Er is een nieuw project gestart. Uit de voortgangsrapportage werd hem niet duidelijk wat daar nieuw aan is. Voor de kwaliteitsmeting wordt het INK-model gevolgd. Waarom wordt niet ISO 9000 gehanteerd?
Bij ieder overleg komen de gevolgen van de reorganisatie voor de zittende magistratuur aan de orde. De minister schrijft dat er eventueel aanvullende middelen moeten komen. De heer Koekkoek meende dat hier en daar de nood hoog was. Voor Rotterdam wordt al naar oplossingen gezocht. Hij had een noodkreet van de nieuwe hoofdofficier van justitie te Haarlem ontvangen.
Tot slot merkte hij op zeer nieuwsgierig te zijn, te vernemen wie in de klankbordgroep «de politiek» vertegenwoordigde.
De heer De Graaf (D66) kon zich het gevoel van déjà vu van mevrouw Kalsbeek bij de derde voortgangsrapportage voorstellen, vooral omdat er in hoge mate in abstracties wordt gesproken. Naar zijn mening lag de reorganisatie op schema. Een reorganisatie is een groeiproces en daarbij horen groeistuipjes. Hij zag die in de voorbeelden die mevrouw Kalsbeek noemde. Hij typeerde deze voorbeelden als incidenten waarvan hij hoopte dat zij zich uiteindelijk niet meer zouden voordoen. Deze incidenten roepen het beeld op dat de communicatie binnen het openbaar ministerie en tussen openbaar ministerie en departement niet altijd 100% is, zoals bij het omgaan met de weigeryuppen. Ook maakte hij zich zorgen over het feit dat het gebruik van bepaalde opsporingsbevoegdheden weer niet zou zijn voorgelegd aan de centrale toetsingscommissie. Hoe groot is het leervermogen van een aantal individuele officieren van justitie? Dat leervermogen is de basis om de reorganisatie te doen slagen.
In het kader van het conflict in Rotterdam-Rijnmond over de korpschef vroeg hij zich af of de inbreng van de procureur-generaal in het advies dat is uitgebracht door de commissaris van de koningin en de procureur-generaal in dat ressort, valt onder de verantwoordelijkheid van de minister. Heeft de minister van te voren kennis genomen daarvan? Neemt zij, ongeacht de inhoud van dat advies, de volle verantwoordelijkheid daarvoor per definitie op zich? Deze vraag had hij zich niet gesteld ten opzichte van de commissaris van de koningin, omdat deze een onafhankelijk bestuursorgaan is. De minister van Binnenlandse Zaken draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van het advies van de commissaris van de koningin.
De kosten voor de uitvoering van het sociaal plan bedragen f 700 000 minder dan was begroot. Wat is de reden voor deze onderuitputting? Is er een vertraging bij de uitvoering of is het aantal mensen dat hiervoor in aanmerking komt minder? Aan de voorlichting van parketten is eveneens minder uitgegeven, nl. f 300 000. Heeft de betrokkenheid van deze parketten bij de reorganisatie hieronder geleden? Het rapport van de departementale accountantsdienst over de besteding van de middelen in 1996 komt medio 1997 beschikbaar. Wanneer wordt de Kamer daarover gerapporteerd?
Het was de heer De Graaf opgevallen dat in de begroting 3,2 mln. is opgenomen voor de ontwikkelteams. Voorheen was dat nul. Is eerder verzuimd daarvoor geld op te nemen, was het niet nodig en waarom is ineens zoveel nodig voor deze projecten? De begroting voor de uitvoering van het sociaal plan is neerwaarts bijgesteld van 3 mln. naar 2 mln. Is er sprake van een structurele daling van de kosten voor sociaal beleid? Wat moet hij daaruit concluderen? Pas in juli 1997 zijn de vacatures opengesteld voor de functie van rechercheofficieren. Wordt om die reden het budget voor 1997 in neerwaartse richting bijgesteld?
In de begroting is een post opgenomen voor de ontwikkeling van een budgetverdeelsysteem. Waarom is thans een ander budgetverdeelsysteem nodig, wat is het verschil met het huidige systeem, wat zijn de factoren voor een verdeling en hoe is het gewicht van die factoren bepaald? Gaat aan de invoering van dat nieuwe systeem nog een onderzoek vooraf, zoals bij de politie is gebeurd?
Hij had al eerder gesteld dat hij niet op voorhand de gedachte van mevrouw Kalsbeek afwijst over de behandeling in hoger beroep door dezelfde officier van justitie. Er is immers sprake van één organisatie waarin al heel veel wordt samengewerkt. Hij vroeg zich wel af wat de meerwaarde daarvan is. Bij megazaken zal nu reeds vanaf het begin de advocaat-generaal betrokken zijn. Het argument van de onafhankelijke zienswijze kan om die reden gerelativeerd worden. De betrokken zaaksofficieren zullen ongetwijfeld de advocaat-generaal bijstaan in de voorbereiding van zijn procedure in hoger beroep. Hij had de indruk dat de keuze voor een en dezelfde officier niet veel meer oplevert. Om die reden zou hij het niet erg vinden om de zaak te laten zoals die is.
Als voorbeeld noemde de heer De Graaf het Hakkelaarproces. De betrokken zaaksofficieren zijn enkele keren door de rechter terecht gewezen omdat er fouten waren gemaakt en informatie niet was doorgegeven. Het handelen van de zaaksofficieren zelf zou bepalend kunnen zijn voor de wijze waarop het hof naar hen kijkt als zij in hoger beroep dezelfde zaak voeren. Het kan dus in het voordeel zijn van het openbaar ministerie om een ander het proces in hoger beroep publiekelijk te laten voeren. Zijn bezwaren zijn niet principieel van aard, maar meer pragmatisch.
Het antwoord van de minister van Justitie
De minister stelde vast dat de basis voor de reorganisatie van het openbaar ministerie het plan van aanpak is. Aan de hand daarvan moet bekeken worden of de reorganisatie daaraan voldoet. Zij besefte dat bij de commissie het gevoel leeft, geen greep te hebben op de situatie. Zij begreep niet precies weet wat de commissie wil. Zij wilde niets liever dan de commissie goed informeren en stelde daarom voor, een apart overleg te houden over de vraag op welke punten de commissie precies geïnformeerd wil worden.
Wel merkte zij op dat een reorganisatieproces niet in concrete gegevens en cijfers kan worden weergegeven. Zij benadrukte erg haar best te hebben gedaan om op een goede manier inzicht te geven in het proces.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA) wees de minister op de eerste vraag in de brief van de commissie: de derde rapportage zou heel concreet moeten bevatten, zoveel mogelijk in kwantificeerbare grootheden, waaraan het succes van de reorganisatie over vier of vijf jaar (vanaf welk moment) kan worden afgemeten. Zij had in de rapportage helaas niets van een antwoord op deze vragen kunnen ontdekken.
De minister vond het heel moeilijk de reorganisatie uit te drukken in kwantificeerbare grootheden. Hoe zou zij de doelstellingen eenheid, professionaliteit en gezagsuitoefening over de politie moeten kwantificeren? Als de nieuwe organisatiestructuur bestaat, betekent dit nog niet dat de cultuur binnen die organisatie veranderd is. Zij stelde voor, voorafgaand aan de vierde voortgangsrapportage, de commissie een soort raamwerk toe te zenden met verschillende hoofdstukken aan de hand waarvan zij zou kunnen rapporteren. Als de commissie over bepaalde onderdelen meer informatie wenst, kan zij dat laten weten. Het was in ieder geval niet de opzet, bepaalde zaken achter te houden.
De minister merkte op dat de plaats van het OM in het staatsbestel heel lang in discussie is geweest. Veel leden van het OM hebben lang gewerkt in een magistratelijke situatie. Nu moet het OM een eenheid vormen onder directe ministeriële verantwoordelijkheid met controle en het afleggen van verantwoording aan enerzijds de minister en anderzijds de rechter. Voor veel betrokkenen is dat zeer emotioneel en moeilijk te accepteren in een organisatie die hen heeft gestimuleerd in hun onafhankelijkheid. Die omslag in het denken zal nog wel enige tijd vergen, maar moet wel plaatsvinden.
Het veranderingsproces bij het OM is begonnen met het rapport van de commissie-Donner. De druk op het OM is veel groter dan vroeger, ook van de media. Officieren van justitie zijn nog niet zo alert dat zij journalisten verwijzen naar de afdeling voorlichting. Ook zij voelde zich ongelukkig als anonieme officieren hun zegje doen in de krant, maar zij vermoedde dat het een tijdsverschijnsel is. Bij andere reorganisaties bij andere onderdelen van de overheid kwam het ook voor.
Haar gesprekken met het OM lopen via de voorzitter van het college van PG's. Zij sprak regelmatig met hem over het creëren van een betere sfeer, zodat mensen niet hun hart via de pers luchten, maar intern de weg weten te vinden om hun ongenoegen te uiten. De bewindsvrouwe voelde er niets voor, de suggestie van de heer Koekkoek te volgen en meteen met het ambtenarenrecht te dreigen, bijvoorbeeld als officieren van justitie anoniem in de pers hun mening uiten. Als mensen van het OM aanwijsbaar, bewust lekken en ambtsgeheimen schenden dan wel anderszins over de schreef gaan, dan is het ambtenarenrecht het ultimum remedium. Meestal overschrijdt men die grens net niet of de persoon in kwestie is niet te identificeren. Dat heeft te maken met de cultuur van een organisatie. Zij beaamde dat die nog niet deugde.
In de incidenten die mevrouw Kalsbeek schetste, onderscheidde de minister verschillende problemen. Het eerste was dat officieren van justitie soms dingen doen die niet centraal zijn afgesproken, omdat zij er nog steeds niet goed van doordrongen zijn dat zij eerst hun naasthogere moeten raadplegen. Dat heeft te maken met de cultuuromslag. Daarnaast kunnen mensen gewoon fouten maken. Zeer ernstige fouten zullen gevolgen hebben. Vervolgens zijn er mensen die naar de pers lopen of anderszins informatie naar buiten brengen. Door deze onderling verschillende incidenten ontstaat het beeld van een niet stabiele organisatie. Op het functioneren van het OM als eenheid spreekt zij de voorzitter van het college van procureurs-generaal aan.
De minister benadrukte dat de communicatie altijd loopt via het college van PG's. Het college vraagt bijvoorbeeld om een evaluatierapport aan een hoofdofficier. Aan de hand daarvan stelt het college zelf een stuk op. Bij zeer specifieke nadere vragen kan het college de betreffende hoofdofficier om een ambtsbericht vragen en dat vervolgens doorsturen naar de minister. Dat was ook het geval in de zaak-Lancee.
De minister verklaarde dat er elke maand een overlegvergadering is met het college van PG's waarbij zijzelf zoveel mogelijk aanwezig is. Een voorbeeld van overleg betreft de zaak met de weigeryuppen. Vanaf februari is daarover gesproken. Deze zaken worden van geval tot geval beoordeeld. De ene keer wordt de standaardstraf geëist van zeven maanden, de andere keer kan dat minder zijn. Zij vond dat verantwoord. Dan volgt de tenuitvoerlegging van opgelegde straf. Met het OM heeft zij besproken dat zij op grond van de Gratiewet een besluit neemt over omzetting van de straf.
Functioneringsgesprekken en beoordelingen zijn een onderdeel van het personeelsbeleid. In individuele gevallen wordt er van geval tot geval gereageerd. Als iemand fouten maakt, kan een goed gesprek gevoerd worden. Het maken van fouten behoeft geen rechtsposititionele gevolgen te hebben die schriftelijk worden vastgelegd. Als iemand in de uitoefening van zijn functie zich niet gedraagt als een goed ambtenaar, dan komt dat veel eerder in aanmerking voor disciplinair optreden.
Aan de hand van twee voorbeelden lichtte de bewindsvrouwe haar stellingname toe. Een officier van justitie moet beslissen of hij iemand aanhoudt, maar hij gebruikt daarvoor het verkeerde wetsartikel zodat die persoon onrechtmatig opgesloten zit en snel weer wordt vrijgelaten. In haar ogen is dat geen aanleiding voor een disciplinaire maatregel. Een dergelijke fout zal een gesprek tot gevolg hebben met de hoofdofficier. Iets anders is het als iemand een dossier vernietigt, dat hij niet behoort te vernietigen en hij dat heel goed weet. In het ene geval gaat het om (gebrek aan) kwaliteit, hetgeen zich niet leent voor disciplinaire straffen. Het laatste geval betreft verwijtbaar gedrag en leent zich voor disciplinaire straf.
Zij merkte op dat naar de balpenzaak een onderzoek door de rijksrecherche is ingesteld. Het rapport verwachtte zij de eerste week van juli. Op basis daarvan zal voor half juli besloten worden wat de uiteindelijke maatregel zal zijn.
De minister was van mening dat een aantal handhavers verantwoordelijk is voor het preventieve beleid ter bestrijding van criminaliteit. De accenten zijn echter verschillend. De algemene verantwoordelijkheid ligt bij het bestuur. Het OM heeft daarbij ook een rol. Het zal vanuit zijn ervaring een op de dader gericht preventiebeleid moeten voeren. Het ministerie van Justitie is verantwoordelijk voor dadergerichte preventie en het ministerie van Binnenlandse Zaken voor situationele preventie. Gezamenlijk bepalen zij de strategie. In heel veel gemeenten opereren preventieteams, waarvan soms de gemeente het voorzitterschap vervult, soms het OM. De integrale benadering komt op gang.
Onder externe profilering moet worden verstaan dat het OM betrokken dient te zijn bij de andere partners in het handhavingsbeleid. Het OM moet op strafrechtelijk gebied bij de handhaving een prominente rol spelen.
De beheersstructuur was vroeger duidelijk, omdat het departement bijna overal zeggenschap in had. Nadat de decentralisatie was ingezet, zijn de DGO's gekomen. De functie van DGO is gebaseerd op een convenant en bedoeld als decentraal aanspreekpunt in een overgangssituatie. De DGO gaat over alles behalve het rechtsgeleerd personeel. Het OM heeft geconstateerd dat deze opzet niet goed werkt en dat het beter is als een hoofdofficier zelf verantwoordelijk is voor het beheer van alles wat zijn parket betreft. Dat uitgangspunt leidt tot de conclusie dat de pendant bij de zittende magistratuur dezelfde moet zijn. Daarbij dient goed bekeken te worden hoe bestuur en beheer van een rechtbank vorm gegeven moet worden. Het standpunt van de commissie-Hoekstra heeft bij de zittende magistratuur nogal wat reacties veroorzaakt. De zittende magistratuur is zelf met die beheersstructuur aan de gang gegaan.
De minister verwees in dat verband naar de uitvoering van de motie-Dittrich. De vraag is nu hoe niet alleen vorm wordt gegeven aan het beheer en bestuur van de rechtbank, maar ook aan de wijze waarop die rechtbank verantwoording over dat beheer aflegt. Dat is een ingewikkeld probleem. Van de zittende magistratuur kan niet gevraagd worden, rechtstreeks verantwoording af te leggen aan de minister. Dat is in strijd met de rechterlijke onafhankelijkheid. Er zal een tussenvorm gevonden moeten worden. De commissie-Leemhuis zal dit vraagstuk bekijken. De commissie zal aan het einde van het jaar advies uitbrengen. Volgend voorjaar zal de minister met een standpunt komen. Er is nu gekozen voor een tussenvorm, een soort verkleinde DGO. Daarnaast is er een gezamenlijk onderdeel voor het beheer van de gebouwen, bodes, kantine en dergelijke. De minister zei na te zullen denken over de suggestie van de heer Koekkoek, hiervoor een ministeriële regeling te ontwerpen.
Bij de vervulling van managementfuncties bij het OM zal soms gekozen worden voor een interimmanager. Zij erkende dat deze periode kort dient te zijn. Als kwaliteitstoets is niet voor ISO 9000 gekozen omdat deze toets alleen geldt voor administratieve procedures en beperkter is dan haar voor ogen staat.
De minister vond de vraag of zij verantwoordelijk is voor de inhoud van het advies van de PG inzake de situatie in Rotterdam-Rijnmond zeer interessant. De PG heeft vanuit de wet de taak, toezicht te houden op de politie. Wanneer aan de PG een advies wordt gevraagd, dan is dat een advies aan de minister. Zij behoeft dat advies niet voor haar verantwoording te nemen. Als de Kamer het OM om advies vraagt, is dat niet haar verantwoordelijkheid, ook niet als zij dat advies doorgeeft aan de Kamer en haar mening daaraan toevoegt. Zij bleef bij haar mening dat een minister niet verantwoordelijk is voor wat een ambtenaar opschrijft als hem om een advies is gevraagd. De discussie over deze vraag kan nader gevoerd worden bij de behandeling van het wetsontwerp.
De kosten van het sociaal plan zijn lager gebleven dan was verwacht, omdat er minder beroep op is gedaan. De reden is dat de herplaatsing van personeel pas volgend jaar zal plaatsvinden. Pas dan zal een beroep gedaan worden op het sociaal plan.
In de raming is de post voor ontwikkelteams aangepast om een duidelijk onderscheid te maken met projecten in het kader van de reorganisatie. De ontwikkelteams moeten een permanente organisatie worden binnen het OM als vliegwiel voor nieuwe dingen. De verwarring is waarschijnlijk ontstaan omdat deze post in het overzicht ten onrechte wordt bestempeld als implementatie reorganisatie project ontwikkelingsteams.
Over het nieuwe budgetverdeelsysteem wordt in september een beslissing genomen. Er is gezocht naar draagvlak bij de parketten. Als de uiteindelijke beslissing genomen is, zal zij ingaan op de verschillende factoren die daarvan deel uitmaken. Zij zegde toe in de volgende voortgangsrapportage alvast indicatief de inhoud en de factoren te zullen aangeven.
Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA) concludeerde dat goed nagedacht moet worden over de verdere opzet van de voortgangsrapportage. Zij wachtte het voorstel van de minister af.
De heer Koekkoek (CDA) wees erop dat nog enkele van zijn vragen onbeantwoord zijn gebleven. Heeft de minister een definitief besluit genomen over de beheersstructuur 1998? Kan de overgang naar het oordeel van de accountantsdienst op een verantwoorde manier plaatsvinden, dat wil zeggen rechtmatig en doelmatig? Waarom is het huidige project beheersovergang beëindigd? Waarin verschilt het nieuwe project van het oude? Hij sprak opnieuw zijn zorgen uit over de problemen van de zittende magistratuur in verband met een noodkreet uit Haarlem. Wie vertegenwoordigt «de politiek» in de klankbordgroep?
De heer De Graaf (D66) zag nog graag zijn vraag over de openstelling van de functie van rechercheofficier beantwoord.
De minister zei inderdaad een definitief besluit te hebben genomen over de beheersstructuur voor 1998. De departementale accountantsdienst is van oordeel dat vanaf 1998 een rechtmatig en doelmatig beheer verzekerd zal zijn. Deze dienst zal een oordeel geven over de nieuwe structuur en de uitwerking daarvan in kaders en regels. De controle zal achteraf plaatsvinden.
De politiek wordt in de klankbordgroep vertegenwoordigd door de minister.
Het project beheersovergang was vroeger een typisch OM-project, maar is nu breder van opzet, omdat in feite het beheer van de gehele rechterlijke organisatie wordt aangepast.
Het OM te Haarlem klaagt dat het een probleem heeft, maar heel veel parketten hebben problemen met de werklast en met geld. De minister wilde de problemen niet al te incidenteel aanpakken. Voor Rotterdam wordt naar een oplossing gezocht. Voor volgend jaar is er nog wat geld beschikbaar voor de rechterlijke organisatie. Bij een volgend regeerakkoord zal dit probleem opnieuw bekeken moeten worden. Zij erkende de moeilijke situatie, vooral omdat er zoveel beroep wordt gedaan op de organisatie.
Het vervullen van de functie van rechercheofficier heeft enige vertraging opgelopen, omdat er eerst een goede functieomschrijving moest komen. Er is sprake van een eenmalige onderuitputting op het bedrag van 3,8 mln. dat daarvoor beschikbaar was.
Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Rabbae (GroenLinks), Koekkoek (CDA), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B. M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD) en Van Vliet (D66).
Plv. leden: Smits (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), R. A. Meijer (groep-Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Biesheuvel (CDA), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Roethof (D66), Leerkes (Unie 55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD), De Koning (D66) en Apostolou (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24034-23.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.