24 029
Wijziging van de Brandweerwet 1985 in verband met de oprichting van het Nederlands instituut voor brandweer en rampenbestrijding

nr. 14
GEWIJZIGDE AMENDEMENTEN VAN HET LID CORNIELJE C.S. TER VERVANGING VAN HET AMENDEMENT GEDRUKT ONDER NR. 11

Ontvangen 7 september 1995

De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:

Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

I

Aan artikel 18b, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt:

De Raad, bedoeld in artikel 18c, zesde lid, kan een aanbeveling doen voor de voordracht voor het koninklijk besluit tot benoeming.

II

Aan artikel 18c wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

6. Het bestuur stelt bij reglement een Raad voor het Nederlands Instituut voor brandweer en rampenbestrijding in, waarin vertegenwoordigers zitting hebben uit de kring van openbare lichamen en organisaties die een taak vervullen op het terrein van de brandweerzorg en rampenbestrijding. Het bestuur voert overleg met de Raad over aangelegenheden die betrekking hebben op het instituut in het algemeen en de opleidingen in het bijzonder. In het reglement, bedoeld in het derde lid, worden regels gegeven over de samenstelling, taak en werkwijze van de Raad alsmede over de wijze van benoeming van de leden van de Raad.

Toelichting

Om ervoor te zorgen dat vertegenwoordigers uit de kring van openbare lichamen en organisaties op het terrein van de brandweerzorg en rampenbestijding voldoende betrokken zijn bij de werkzaamheden van het NIBRA, voorziet artikel 18c, zesde lid, in de instelling van een Raad voor het NIBRA. Bij de samenstelling van de Raad kan worden gedacht aan personen afkomstig van organisaties als de Nederlandse Brandweer Federatie en organisaties die een rol vervullen op het terrein van de geneeskundige hulpverlening bij rampen. Deze Raad is in zekere zin te beschouwen als een opvolger van de inmiddels door het voorlopig bestuur ingestelde Raad. De Raad is geen adviesorgaan in de zin van artikel 79 van de Grondwet, maar heeft de functie van gesprekspartner voor het bestuur van het NIBRA. Daarnaast waarborgt de instelling van de Raad dat de werkzaamheden van het NIBRA voldoende draagvlak hebben bij de rampenbestrijding. Mede vanuit die optiek is voorzien in de bevoegdheid van de Raad om een aanbeveling te doen voor de benoeming – daaronder uiteraard ook begrepen de herbenoeming – van de bestuursleden van het NIBRA.

Cornielje

Dijksman

Mulder-van Dam

Scheltema-de Nie

Schutte

Naar boven