23 989
Wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 mei 1995

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer inzake het voorstel van wet inzake de wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis. Het verheugt mij dat alle fracties de hoofdlijnen van het wetsvoorstel steunen. Bij de beantwoording van de gestelde vragen is de indeling van het verslag aangehouden. Waar dit de duidelijkheid ten goede komt zijn een aantal vragen te zamen beantwoord.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie vroegen op welke punten het wetsvoorstel afwijkt van de bestaande praktijk, alsmede op welke punten de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NovA) kritisch staan tegenover het voorstel. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt beoogd aan te sluiten bij de bestaande praktijk. Uit het door mr Mevis verrichte praktijkonderzoek1 is naar voren gekomen dat bij alle rechtbanken en de meerderheid van de hoven geen proces-verbaal van de terechtzitting wordt opgemaakt zolang er geen rechtsmiddel is ingesteld. Ook voor het uitwerken van het vonnis en het arrest geldt dat het pas volledig wordt uitgewerkt als er een rechtsmiddel wordt ingesteld. Uitzonderingen komen voor bij ingewikkelde zaken of naar aanleiding van een verzoek van de verdediging. Het wetsvoorstel biedt een wettelijke regeling voor de thans al gevolgde praktijk en wijkt op dit punt niet af van de bestaande praktijk. Uit het onderzoek naar de praktijk is eveneens naar voren gekomen dat de inhoud van het verkorte proces-verbaal en het verkorte vonnis, de status van beide stukken en de in praktijk gehanteerde termijnen voor uitwerking alsmede de mate waarin het proces-verbaal en vonnis na instellen van een rechtsmiddel wordt uitgewerkt niet volgens een uniforme regeling geschied. Op deze punten kan het wetsvoorstel derhalve voor een aantal rechtbanken en hoven afwijken van de door hen op dit moment gehanteerde normen. Het voorstel is voor advies voorgelegd aan de NVvR en de NOVA. Hun kritiek was voornamelijk gericht op de – niet meer in het wetsvoorstel opgenomen – voorstellen voor een vereenvoudigde procedure voor bekennende verdachten. Voor wat betreft de voorstellen met betrekking tot het verkorte proces-verbaal van de terechtzitting en het verkorte vonnis is er door de NOVA gewezen op de omstandigheid dat de plicht tot het uitwerken van een vonnis de rechter dwingt tot verantwoording van de gebezigde bewijsmiddelen en duidelijkheid biedt voor degene die in hoger beroep of cassatie gaat. De NVvR merkte op geen principiële bezwaren te hebben tegen de legalisering van het verkorte proces-verbaal en het verkorte vonnis. In het advies wordt in het bijzonder gewezen op het werklastverhogende effect dat de aan de benadeelde partij toegekende bevoegdheid om een uitgewerkt vonnis te verzoeken met zich kan meebrengen. Op de door de NVvR en de NOVA naar voren gebrachte punten van kritiek zal bij de bespreking van de diverse onderdelen nader worden ingegaan.

2. De Grondwet en het EVRM

In verband van de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Hadjinastassiou2 achtten de leden van de PvdA-fractie het wenselijk om de door de Hoge Raad gevolgde praktijk, inhoudende dat het aan het openbaar ministerie wordt toegestaan om in afwijking van het bepaalde in artikel 433 van het Wetboek van Strafvordering middelen van cassatie in te dienen binnen een maand nadat het openbaar ministerie de beschikking heeft gekregen over een uitgewerkt vonnis, in de wet vast te leggen. Ik dit verband deel ik mede dat ik voornemens ben om op korte termijn een voorstel van wet voor te bereiden waarin voorstellen worden gedaan met betrekking tot de te volgen procedure in cassatie. In het kader van dit voorstel van wet zal ik aandacht besteden aan deze suggestie.

De leden van de VVD-fractie vroegen naar een nadere verantwoording hoe de voorstellen zich verhouden met de waarborgen van artikel 121 van de Grondwet. Hierbij zal tevens worden ingegaan op de door de leden van de GPV-fractie gestelde vraag naar de motivering van de keuze van de gedane voorstellen. Ingevolge artikel 121 van de Grondwet dienen vonnissen de gronden te bevatten waarop zij berusten, met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald. De grondwetgever heeft derhalve ruimte opengelaten om bij wet in een uitzondering te voorzien. De voorgestelde wetswijziging is derhalve verenigbaar met artikel 121. In zijn algemeenheid zal een inbreuk op dit beginsel zorgvuldig moeten worden overwogen en een inbreuk zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. De Commissie herijking Wetboek van Strafvordering (de commissie Moons) heeft de wettelijke regeling in het licht van de bestaande praktijk opnieuw bekeken. De vigerende praktijk laat zien dat, in afwijking van het wettelijke voorschrift, inhoudende dat het proces-verbaal van de terechtzitting en het vonnis ten tijde van de uitspraak gereed dienen te zijn, door de rechterlijke macht een eigen criterium is ontwikkeld voor het uitwerken van deze stukken. De wettelijke regeling is in de praktijk niet haalbaar gebleken. Bovendien acht de rechterlijke macht het uit een oogpunt van efficiency niet zinvol om het proces-verbaal en het vonnis uit te werken als er geen rechtsmiddel wordt ingesteld. Ik deel het standpunt van de commissie dat het niet wenselijk is dat de feitelijke gang van zaken en de wettelijke voorschriften uit elkaar lopen. De commissie heeft voorts geconstateerd dat het thans gehanteerde criterium in de rechtspraktijk geen problemen oplevert. Bij handhaving van de wettelijke regeling, lijkt het risico groot dat de thans bestaande praktijk, die contra legem is, toch zal worden gehandhaafd. Regeling bij wet brengt eenheid in normen en kan de rechten van de verdediging en het openbaar ministerie vastleggen. Voorop heeft gestaan de inbreuk zo beperkt mogelijk te houden. Voorgeschreven is dat het verkorte vonnis aan alle wettelijke eisen dient te voldoen, behalve voor zover het betreft de opsomming en de weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen. Voorts dient het vonnis volledig te worden uitgewerkt indien er een rechtsmiddel wordt ingesteld of een van de procespartijen daartoe een verzoek indient. De leden van deze fractie wezen voorts op het belang van vermelding van de bewijsmiddelen alsmede de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden met het oog op de doelstellingen: overtuigingskracht van het vonnis, preventieve werking en maatschappelijke verantwoording van de strafrechtelijke afdoening. Mede om deze redenen wordt het vonnis in het openbaar uitgesproken. Ik deel de vrees dat deze doelstellingen onder druk komen te staan bij veelvuldig gebruik van het verkorte vonnis in zijn algemeenheid niet. Ten eerste wil ik er op wijzen dat een vonnis weliswaar in het openbaar wordt uitgesproken, doch deze openbare uitspraak niet een volledige weergave van het vonnis, inclusief de bewijsvoering behelst. Bij de uitspraak wordt in het algemeen, afhankelijk van de omstandigheid of de verdachte bij de uitspraak aanwezig is, met een aantal punten volstaan. Voorts wil er op wijzen dat de rechterlijke macht in deze een beleid heeft ontwikkeld dat in ingewikkelde en/of maatschappelijk sterk in de belangstelling staande zaken wordt gekozen voor een uitgewerkt vonnis. In deze zaken is er veelal voor de pers een afschrift van de uitspraak aanwezig. Ten slotte zijn er bij de gerechten speciaal met voorlichting belaste rechters en officieren van justitie aanwezig om zonodig een toelichting te verschaffen.

3. De procedure voor de meervoudige kamer in eerste aanleg

Algemeen

De leden van de VVD-fractie vroegen naar de mogelijkheid om in het verkorte proces-verbaal ook de grote lijnen van de ter terechtzitting gewisselde argumenten op te nemen. Ingevolge het voorgestelde artikel 138b (138c nieuw) dient het verkorte proces-verbaal de uitspraken, voor zover niet in het verkorte vonnis opgenomen, te vermelden, alsmede de aantekeningen waarvan de opneming anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid wordt verlangd. Dit laat open de mogelijkheid dat de voorzitter ambtshalve of op verzoek van een van de procespartijen aantekening kan gelasten van een bepaalde omstandigheid, verklaring of opgave in het (verkorte) proces-verbaal. De procespartijen kunnen derhalve bewerkstelligen dat een voor hen essentiële gebeurtenis in het (verkorte) proces-verbaal wordt aangetekend. Weergave van de grote lijnen van de gevoerde argumenten zou in de praktijk neerkomen op de weergave van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen, zoals bedoeld in artikel 326, tweede lid, en in feite betekenen dat er een volledig proces-verbaal moet worden opgemaakt. Daarnaast is er nog een onderscheid tussen zaken waarbij de verdachte aanwezig was en derhalve op de hoogte is van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen en zaken die bij verstek zijn gevoerd. Voor verstekzaken waarbij de dagvaarding niet in persoon is betekend is in het voorgestelde artikel 327a voorzien in een speciale regeling om te waarborgen dat hetgeen getuigen en deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard wordt aangetekend.

De leden van de fracties van de VVD, PvdA en GPV informeerden naar de gevolgen van de mogelijkheid van verlenging van de uitspraak in die gevallen dat aanstonds wordt gekozen voor een volledig uitgewerkt vonnis. De huidige wettelijke regeling dat ten tijde van de uitspraak een volledig uitgewerkt vonnis gereed moet zijn wordt in de praktijk niet gehaald. Het onderhavige voorstel gaat uit van een verkort vonnis op het moment van de uitspraak. In een aantal gevallen zal de rechter, al dan niet naar aanleiding van een verzoek van een der procespartijen, besluiten om direct ten tijde van de uitspraak een volledig vonnis gereed te hebben. In het voorstel is rekening gehouden met de omstandigheid dat de termijn van veertien dagen dan problemen kan opleveren en voorzien in de mogelijkheid dat de uitspraak op een later tijdstip kan plaatsvinden. Een nadeel voor de verdachte kan zijn dat hij langer dan veertien dagen op de uitspraak moet wachten. Hierbij is echter wel een uiterste termijn gesteld van achtentwintig dagen. Het voordeel is, zoals door de NVvR is opgemerkt, dat de verdachte dan wel aanstonds over een volledig uitgewerkt vonnis beschikt. Ik ben niet zo beducht voor een aanzuigende werking van dit voorschrift in dier voege dat de rechters in steeds meer zaken de uitspraaktermijn op vier weken zullen gaan stellen. Consequentie van een latere uitspraak dan 14 dagen na de terechtzitting is immers dat het vonnis aanstonds dient te zijn uitgewerkt. Zoals uit het onderzoek naar de praktijk is gebleken acht de rechterlijke macht het in zijn algemeenheid niet zinvol om voordat er een rechtsmiddel is ingesteld een vonnis uit te werken. Zoals thans al gebruikelijk is zal deze keuze naar verwachting dan ook beperkt blijven tot die zaken, waarin op voorhand al vaststaat dat er een rechtsmiddel zal worden aangewend en/of zaken die sterk in de maatschappelijke belangstelling staan. De leden van de GPV-fractie informeerden tevens naar een verkorting van de in artikel 365a, derde lid, weergegeven termijnen. Ik ben bereid indien blijkt dat een verkorting van deze termijnen in de praktijk haalbaar blijkt te zijn dit te zijner tijd in de wet vast te leggen.

De inhoud van het verkorte vonnis

Ik deel de mening van de leden van de fracties van de PvdA, D66 en GroenLinks dat de bewezenverklaring in het verkorte vonnis dient te worden opgenomen. De vaststelling van de bewezenverklaring dwingt de rechter ertoe de bewijsvoering zorgvuldig te bezien. De door de VVD-fractie geopperde aanvulling van het verkorte vonnis met de bewijsmiddelen neem ik niet over. In de praktijk blijkt de uitwerking van de bewijsvoering de zwaarste claim op de rechterlijke macht te leggen. Uit het praktijkonderzoek is dan ook naar voren gekomen dat bij geen van de rechtbanken thans de bewijsmiddelen in het verkorte vonnis plegen te worden opgenomen. Indien het verkorte vonnis ook de bewijsmiddelen zal dienen te bevatten wordt in wezen een volledig vonnis geëist. Hierbij is het risico aanwezig dat de rechterlijke macht door het stellen van te hoge eisen opnieuw een contra legem uitweg zal zoeken.

Status van het verkorte vonnis

De door de leden van de GPV-fractie gemaakte opmerking dat het uitgewerkte vonnis als zijnde vonnis waarvan beroep het verkorte vonnis als het ware terzijde stelt is juist. Het verkorte vonnis zal er dan alleen toe dienen om controle te kunnen uitoefenen op het feit of het uitgewerkte vonnis op de niet aangevulde onderdelen gelijkluidend is aan de tekst van het verkorte vonnis.

Termijn waarbinnen moet worden uitgewerkt

De leden van de VVD-fractie vroegen te willen reageren op de stelling dat er door deze regeling veelal hoger beroep zal worden ingesteld en na kennisneming van de uitgewerkte stukken het hoger beroep weer zal worden ingetrokken. Ook thans beschikt de verdachte, in de meerderheid van de gevallen, ten tijde van het instellen van een rechtsmiddel niet over een uitgewerkt vonnis. Op dit punt behelst het wetsvoorstel een codificatie van de bestaande praktijk. Uit het onderzoek van mr Mevis blijkt dat de gerechten van oordeel zijn dat er thans niet massaal rechtsmiddelen worden ingesteld om een uitgewerkt vonnis te verkrijgen. Ook uit het onderzoek naar de gevolgen voor de verdediging blijkt dat de huidige praktijk geen problemen oplevert. In antwoord op de vraag van de leden van de GPV-fractie of de vermelding van de raadsman in artikel 365c hem een zelfstandige bevoegdheid geeft, is het antwoord ontkennend. De redactie is gelijkluidend aan de thans al in de artikelen 378, tweede lid, en 395, tweede lid, Sv gebezigde redactie. Deze leden vroegen tevens naar de gevolgen van de uitspraken van het EHRM in de zaken Lala en Pellatoah. Bij brief van 14 november 1994 aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie heb ik aangekondigd de gevolgen van deze uitspraken te zullen verwerken in een wetsvoorstel dat een herziening van de verstekregeling bevat. Het betreffende concept-wetsvoorstel inzake het onderzoek ter terechtzitting is inmiddels voor advies aan diverse organen voorgelegd. Na ontvangst van de adviezen zal ik mij beraden op een voorstel dat aan de ministerraad kan worden voorgelegd.

De benadeelde partij

De leden van de D66-fractie vroegen, onder verwijzing naar hetgeen ook door de NVvR hieromtrent is opgemerkt, of de benadeelde partij niet een te ruime bevoegdheid heeft gekregen om een uitgewerkt vonnis te vragen. De NVvR heeft in haar advies opgemerkt dat de benadeelde partij in civilibus vooral behoefte zal hebben aan een bewezenverklaring en de bewijsconstructie veelal niets aan de zaak toevoegt. Ik heb in de bijgevoegde nota van wijziging, overeenkomstig het advies van de D66-fractie, in artikel 326, vierde lid, Sv de benadeelde partij toegevoegd. De benadeelde partij krijgt hiermee de mogelijkheid om ter terechtzitting vastlegging in het procesverbaal te verzoeken van voor hem relevante delen van ter terechtzitting afgelegde verklaringen. In artikel 365c van het voorstel is de bevoegdheid van de benadeelde partij om een uitgewerkt vonnis te vragen gehandhaafd, doch is de rechter de mogelijkheid gegeven om indien naar zijn oordeel een redelijk belang ontbreekt, bij voorbeeld omdat alle noodzakelijke gegevens al te vinden zijn in het verkorte proces-verbaal en het verkorte vonnis, het verzoek niet te honoreren.

De mate van uitwerking van een vonnis

De leden van de PvdA-fractie informeerden naar de mogelijkheid om in gevallen waarin een vonnis niet conform de wettelijke voorschriften is uitgewerkt, de appelrechter de mogelijkheid te geven de zaak terug te wijzen. De leden van de GPV-fractie hebben een dergelijke mogelijkheid al in de memorie van toelichting gelezen en vroegen waarom is afgeweken van de geldende rechtspraak op dit punt. De algemene regel is dat een appelrechter die wordt geconfronteerd met een vonnis dat niet aan de wettelijke eisen voldoet het vonnis zal moeten vernietigen. De door de PvdA-fractie geopperde mogelijkheid om in gevallen waarin het vonnis niet conform de wet is uitgewerkt, de appelrechter de mogelijkheid te geven de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg, is overwogen. Toepassing van dit stelsel zou evenwel een aanzienlijke vertraging in het proces veroorzaken. Om deze redenen is van deze mogelijkheid afgezien.

B. De verstekzaken

De leden van de VVD-fractie vroegen of ook indien pas na enkele jaren appel wordt aangetekend er een aangevuld vonnis en een proces-verbaal moet worden opgemaakt en bij een bevestigend antwoord of dergelijke gegevens wel zo lang worden bewaard. In artikel 365a, tweede lid, van het voorstel is hiervoor een regeling getroffen. De algemene regel is dat bij het aanwenden van een rechtsmiddel het vonnis dient te worden aangevuld. Deze regel is evenwel niet van toepassing indien het appel meer dan drie maanden na de uitspraak is aangetekend. Voor het proces-verbaal is in artikel 327a, tweede lid, van het voorstel voorzien in een specifieke regeling in gevallen waarin in verstekzaken wel getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel zich een benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. In dergelijke gevallen wordt wel een volledig proces-verbaal opgemaakt. Deze regeling sluit aan bij de thans al geldende regeling voor de enkelvoudige kamer.

4. De meervoudige kamer rechtdoende in appel

Door de leden van de GPV-fractie werd gevraagd of door de gerechtshoven nog de lijn wordt gevolgd dat in alle gevallen veiligheidshalve het vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd. Uit het door mr Mevis verrichtte praktijkonderzoek blijkt dat ondanks mogelijke problemen in cassatie met name het Hof Amsterdam en het Hof den Bosch proberen zoveel mogelijk vonnissen te bevestigen. Bij de andere hoven wordt eerder veiligheidshalve vernietigd. Doch ook deze hoven hechten er zeer aan dat er wel een uitgewerkt vonnis en proces-verbaal aanwezig is. Het is anders ook niet mogelijk om een goed beeld te krijgen van hetgeen zich ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgespeeld. Voorts voorzoet de wet in de mogelijkheid om ook uit een vernietigd vonnis onderdelen, voor zover deze niet aan nietigheid lijden, over te nemen.

5. De enkelvoudige kamer, rechtdoende in eerste aanleg

Hoofdregel bij de enkelvoudige kamer is dat er geen schriftelijk, maar mondeling vonnis wordt gewezen. Het mondeling vonnis dient te worden aangetekend. In het algemeen kan het opmaken van een proces-verbaal achterwege blijven en worden volstaan met een stempelvonnis. De wet noemt een aantal situaties waarin er wel een proces-verbaal van de zitting dient te worden opgemaakt en het vonnis op een door de Minister van justitie voorgeschreven wijze in het proces-verbaal van de zitting dient te worden aangetekend. Daarnaast noemt de wet de mogelijkheid van een schriftelijk vonnis. In antwoord op de vraag van de VVD-fractie naar de gevallen waarin een schriftelijk vonnis zal worden gebezigd kan worden gesteld dat het schriftelijk vonnis zal moeten worden gereserveerd voor ingewikkelde of principiële zaken en zaken waarin het civiele belang op voorhand vaststaat. De rechter kan hiertoe ambtshalve besluiten dan wel naar aanleiding van een verzoek van een der procespartijen. Hierbij kan bij voorbeeld worden gedacht aan zaken die in het kader van een proefproces zijn aangebracht of zaken waarin de verdachte er op wijst een civiel belang te hebben. Een dergelijk verzoek zal op de terechtzitting kenbaar moeten worden gemaakt. Hoofdregel is immers dan er direct mondeling uitspraak wordt gedaan. De door de leden van de VVD-fractie veronderstelde mogelijkheid om achteraf nog een schriftelijk vonnis te verzoeken is derhalve niet mogelijk, er zal dan al mondeling uitspraak zijn gedaan en de weg van artikel 378, tweede lid, moeten worden gevolgd. De leden van deze fractie vroegen eveneens naar de mogelijkheid van appel tegen een afwijzende beslissing van de enkelvoudige rechter om schriftelijk vonnis te wijzen. In de wet is niet voorzien in een dergelijke mogelijkheid. Hierbij dient te worden bedacht dat de procespartijen een verzoek tot een aantekening van het mondeling vonnis kunnen doen en een aantekening van het mondeling vonnis weliswaar in vorm afwijkt van een schriftelijk vonnis, doch overeenkomstig de daarvoor voorgeschreven wijze van aantekening, wel aan alle wettelijke eisen zal dienen te voldoen. In tegenstelling tot het door de meervoudige kamer gebezigde verkorte vonnis, zal de aantekening mondeling vonnis ook de bewijsvoering dienen te bevatten. Uit het gedane praktijkonderzoek blijkt bovendien dat er slechts zelden schriftelijk vonnis wordt gewezen.

7. Werklasteffecten

Door de leden van de fracties van de VVD, CDA en GPV is gevraagd naar de effecten van het onderhavige voorstel op de werklast van de rechterlijke macht. Zoals hiervoren onder paragraaf 1, algemeen, al is weergegeven volgt het wetsvoorstel in grote lijnen de thans al door de gerechten gehanteerde praktijk. Voor de werkbelasting worden derhalve geen grote gevolgen verwacht. Zoals de CDA-fractie al veronderstelde ben ik bereid om verder na te denken over mogelijkheden voor efficiënter werken en werkbesparing voor de rechterlijke macht. Voorts stelden de leden van deze fractie de brief van de NVvR van 19 januari 1995 aan de orde. Ik ben er van uitgegaan dat gedoeld wordt op het advies van de NVvR van 19 januari 1994 over het onderhavige wetsvoorstel. Met de geciteerde passage wordt kennelijk gedoeld op de door de NVvR gemaakte opmerking dat aan de benadeelde partij te ruime mogelijkheden zijn toegekend om een aangevuld vonnis te vragen. In paragraaf 3, onderdeel «de benadeelde partij» , heb ik al aangegeven bij nota van wijziging aan deze bezwaren tegemoet te willen komen. De leden van de VVD-fractie vroegen of overwogen is aan te geven hoe en in welke vorm de ter terechtzitting gemaakte aantekeningen dienen te worden bewaard. In de wet is in artikel 326 aangegeven van welke gebeurtenissen aantekening dient te worden gemaakt. De vorm waarin dit gebeurt is aan de gerechten overgelaten. Zo wordt bij een aantal gerechten in grote zaken gebruik gemaakt van een bandopname van de terechtzitting. Uit het praktijkonderzoek en uit het advies van de NVvR is niet naar voren gekomen dat de gerechten op dit punt behoefte hebben aan een nadere regeling.

Artikelen

Artikelen 138a en 138b (artikelen 138b en 138c nieuw)

De door de leden van de GPV-fractie gestelde vraag of onder verkort vonnis mede verkort arrest dient te worden verstaan kan ik bevestigend beantwoorden. Ingevolge artikel 415 zijn de artikelen betreffende het verkorte proces-verbaal en het verkorte vonnis in hoger beroep van overeenkomstige toepassing verklaard. In navolging van de voorstellen van de commissie is er voor gekozen om de nieuwe begrippen verkort proces-verbaal en verkort vonnis in de betekenistitel op te nemen. Naar aanleiding van de opmerking van de GPV-fractie dat het vonnis, naast een uitspraak, ook andere onderdelen bevat is om dit duidelijker tot uitdrukking te brengen in artikel 138a (oud) uitspraak vervangen door vonnis. Door de invoering van de Wet van 8 november 1993, S 596, waarbij al is voorzien in een artikel 138a, dienen de artikelen 138a en 138b van dit voorstel te worden vernummerd tot de artikelen 138b en 138c.

Artikel 277

De leden van de PvdA-fractie vroegen of op niet nakoming van het voorgestelde zesde lid geen nietigheid moet worden gesteld. Dit dient te worden bezien in het kader van het wetsvoorstel 23 705 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (vormverzuimen). Hierin wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts voor bedreiging met formele nietigheid in aanmerking komen die voorschriften waarvan de gerede verwachting bestaat dat er zich geen, ook niet het lichtste, geval laat denken waarin nietigheid als te zware sanctie wordt ervaren. In de andere gevallen is er voor gekozen de beoordeling van de rechtsgevolgen van de schending aan de rechter over te laten. Zo kan men denken aan een geval waarin is volstaan met een verkort proces-verbaal van de terechtzitting alwaar het onderzoek is geschorst, in plaats van het conform het zesde lid vereiste volledige proces-verbaal en het onderzoek na schorsing bij voorbeeld omdat de verdachte is verschenen opnieuw wordt aangevangen. De leden van de GPV-fractie informeerden naar de motivering van het zesde lid. Uit het praktijkonderzoek van mr Mevis is naar voren gekomen dat bij de meerderheid van de gerechten het thans al gebruikelijk is om in geval van schorsing van het onderzoek een volledig proces-verbaal uit te werken. Deze regeling is in het onderhavige voorstel verwerkt. Hierbij dient te worden bedacht dat de wet weliswaar uitgaat van de gedachte dat er een onderzoek plaatsvindt, maar het niet op voorhand vaststaat dat het onderzoek in dezelfde samenstelling zal worden voortgezet.

Artikel 327a

De door de leden van de GPV-fractie voorgestelde uitbreiding van artikel 327a, tweede lid, met het geval dat zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit blijkt dat de verdachte met de dag van de (nadere) terechtzitting bekend was en derhalve de beroepstermijn veertien dagen na de einduitspraak afloopt, is opgenomen in de bijgevoegde nota van wijziging. De artikelen 378 en 395 zijn in gelijke zin aangevuld. De achtergrond van het derde lid is gelegen in de omstandigheid dat de verdachte in beginsel recht heeft op een uitgewerkt proces-verbaal en een volledig vonnis, indien hij dit wenst, bij voorbeeld omdat de verklaringen opgenomen in het proces-verbaal van belang kunnen zijn in een civielrechtelijke procedure. Indien de verdachte niet het in de artikelen 365c, derde lid, juncto 327a, derde lid, toegekende recht zou toekomen zou hij dit alleen kunnen bewerkstelligen door een rechtsmiddel aan te wenden.

Artikel 345

De leden van de PvdA-fractie stellen voor om de rechter te verplichten altijd na 14 dagen uitspraak te doen, doch de mogelijkheid te bieden om te bepalen dat een uitgewerkt vonnis pas na 14 dagen ter beschikking is. In de voorgestelde regeling heeft de rechter de mogelijkheid om na 14 dagen verkort vonnis te wijzen of te kiezen voor een direct uitgewerkt vonnis. In het laatste geval kan hij de uitspraak verlengen tot maximaal 28 dagen. De voorgestelde tekst gaat van een maximale termijn, het staat de rechter derhalve vrij te kiezen voor bij voorbeeld het doen van de uitspraak na 20 dagen. De procespartijen kunnen ter terechtzitting hun eventuele voorkeur voor een verkort vonnis dan wel een uitgewerkte versie aan de rechter kenbaar maken. Het nadeel van de de door de PvdA-fractie voorgestelde regeling is dat er kennelijk na 14 dagen kan worden volstaan met een mondeling vonnis, waardoor er weer een nieuwe variant aan de regeling wordt toegevoegd. De verdachte zal dan ook 14 dagen moeten wachten op een uitgewerkt vonnis. Bovendien kan men zich in ingewikkelde zaken voorstellen dat de rechter ook niet in staat is om zich binnen 14 dagen een voldoende verantwoord beeld van de zaak te kunnen vormen voor een mondelinge uitspraak. Hij zal dan toch weer zijn uitvlucht moeten zoeken in de door de GPV-fractie genoemde uitwegen. Voorts verwijs ik naar hetgeen in paragraaf 3, onder algemeen is opgemerkt.

Artikel 365a

De leden van de PvdA-fractie stelden de vraag of voor vrijheidsstraffen van maximaal 12 maanden niet een kortere termijn voor uitwerking van maximaal 1 maand in aanmerking genomen zou kunnen worden. Afgezien van de omstandigheid dat het stellen van een kortere termijn voor deze zaken zijn weerslag zal vinden in de termijn van uitwerking voor de andere zaken, deel ik het standpunt van de PvdA-fractie dat juist deze groep de doorstroming naar de gevangenis blokkeert niet geheel. Bij deze groep van kortgestraften zal zich immers nog weleens de omstandigheid kunnen voordoen dat de duur van de voorlopige hechtenis de opgelegde straf dreigt te gaan overschrijden. In deze gevallen zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven. Bij de groep van langgestraften zal deze situatie zich niet zo snel voordoen. De kans op verstopping van de doorstroom naar de gevangenissen lijkt bij deze groep dus juist groter dan bij de groep van kort gestraften.

Artikel 365b

In het eerste lid van dit artikel wordt voorzien in de naar verwachting zeer uitzonderlijke situatie dat geen van de rechters die op de zaak heeft gezeten in staat is het aangevulde vonnis te tekenen. De voorzitter zal in elk geval beschikken over het verkorte vonnis en het procesdossier. De door de GPV-fractie gedane suggestie voor wijziging van dit artikel is in de nota van wijziging overgenomen.

Artikel 426d

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie hoe de aantekening van het mondeling vonnis in het procesverbaal als bedoeld in dit artikel zal worden geregeld kan ik mededelen dat daarbij zal worden aangesloten bij de reeds bestaande regeling omtrent de aantekening van een vonnis in het proces-verbaal van de terechtzitting.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

P. A. M. Mevis, Ingekort en weggelaten, De praktijk van kop-staart-vonnissen in de strafrechtspleging. Gouda Quint bv, Arnhem 1992.

XNoot
2

EHRM, arrest van 16 december 1992, Series A, nr. 252.

Naar boven