Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het onderzoek
van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aan naar het kortetermijneffect van
een no deal Brexit op het concurrentievermogen van 60 bedrijfstakken in de 12 Nederlandse provincies1. Het PBL heeft op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat dit
onderzoek uitgevoerd, in aanvulling op het eerdere onderzoek over het effect van Brexit
op de gemiddelde concurrentiepositie van bedrijfstakken in de Nederlandse provincies.2
Het PBL heeft onderzocht wat het initiële effect is van een no deal Brexit, waarbij wordt teruggevallen op WTO-tarieven, op de concurrentiepositie van
bedrijfstakken in Nederlandse provincies in vergelijking met de concurrentiepositie
van hun nationale en internationale concurrenten. Het gaat hier om het effect direct
na terugtrekking, nog voordat bedrijven, consumenten en overheden hun gedrag hierop
hebben aangepast. Dit scenario betreft een no deal Brexit, waarbij geen rekening wordt gehouden met kortetermijndisrupties, zoals een
chaotische situatie aan de grens of (zeer) beperkte of geen markttoegang.3 Hierdoor kunnen de gevolgen van een no deal Brexit mogelijk groter uitpakken voor sommige bedrijfstakken dan het PBL heeft onderzocht.
Het PBL laat daarnaast enkel de resultaten zien voor bovengemiddeld grote bedrijfstakken
die bovengemiddeld grote gevolgen ondervinden van een no deal Brexit op hun concurrentiepositie.
De concurrentiepositie van een bedrijfstak in een regio verslechtert als de kosten4 harder stijgen dan die van concurrenten in dezelfde bedrijfstak in een andere regio
als gevolg van een no deal Brexit. In het onderzoek concludeert het PBL dat de concurrentiepositie van de voedingsmiddelenindustrie
verslechtert met 4,7% als gevolg van een no deal Brexit. In mindere mate verslechteren ook de concurrentieposities van zowel de chemische
industrie, de landbouw5 en de groothandel en handelsbemiddeling met 0,8%.
In de dienstverlening zien de bedrijfstakken financiële diensten, telecom en reisorganisaties
een versterking van hun concurrentiepositie met respectievelijk 0,3%, 0,3% en 0,2%,
volgens het PBL. De verbetering van de concurrentiepositie in enkele bedrijfstakken
wil echter niet zeggen dat deze bedrijfstakken er ook daadwerkelijk op vooruit gaan
in het scenario van een no deal Brexit. De verbetering in de concurrentiepositie betekent dat de productie- en/of
verkoopkosten van deze bedrijfstakken slechts minder hard stijgen dan die van hun
concurrenten. Dit onderzoek heeft vervolgens niet het effect van deze stijgende kosten
op de verkoopprijs onderzocht, waardoor er geen inschatting gemaakt kan worden van
de gevolgen voor de winstmarges van deze bedrijfstakken.
Het onderzoek biedt aanvullende inzichten over de kortetermijneffecten van een no deal Brexit op de concurrentiepositie van bedrijfstakken in Nederlandse provincies. Dit
biedt aanknopingspunten voor bedrijven om zich voor te bereiden op een no deal Brexit. Daarmee sluiten de bevindingen aan bij de boodschap van de lopende publiekscampagne
gericht op ondernemers, waarin het belang van een goede voorbereiding wordt benadrukt.
Het kabinet bereidt zich onverminderd voor op een no deal Brexit (zie onder meer Kamerstuk 23 987, nr. 304). Het kabinet blijft zich ook actief inzetten om het bedrijfsleven te informeren
over het belang van het treffen van voorbereidingen op de terugtrekking van het Verenigd
Koninkrijk uit de EU, inclusief op het no deal scenario. Zo is naast de nationale campagne voor ondernemers, onder meer voor het
bedrijfsleven het Brexit loket opgericht, de Brexit Impact Scan ontwikkeld, worden
Brexit Vouchers aangeboden en worden bedrijfsevenementen over Brexit georganiseerd
in heel het land. Over het onderzoek van PBL zal naar bedrijven gecommuniceerd worden
via de daarvoor geschikte kanalen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer