23 983
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en andere wetten in verband met de afschaffing van de verplichtingen om advies te vragen over algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid, waaronder regelgeving, en het stellen van een dwingende termijn aan advisering (afschaffing adviesverplichtingen)

nr. 10
AMENDEMENTEN VAN HET LID VAN DEN BERG

Ontvangen 20 maart 1995

De ondergetekende stelt de volgende amendementen voor:

Hoofdstuk VII (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) wordt gewijzigd als volgt:

I

Artikel 1, onderdeel A, wordt vervangen door:

A

De derde volzin van artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

Over een voordracht voor een zodanige algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister de kwaliteitsbeheerders van de betrokken oppervlaktewateren in de gelegenheid hun oordeel te geven.

II

Artikel 4, onderdeel A, wordt vervangen door:

A

De tweede volzin van artikel 2 komt te luiden:

Over een voordracht voor een zodanige algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister de kwantiteitsbeheerders van de betrokken oppervlaktewateren in de gelegenheid hun oordeel te geven.

Toelichting

In het wetsvoorstel worden alle specifieke verplichtingen om gemeenten, provincies en waterschappen te raadplegen geschrapt. Voor gemeenten en provincies wordt nu in algemene zin hierin voorzien in artikel 114 Gemeentewet en 112 Provinciewet. Een dienovereenkomstige bepaling ontbreekt echter in de Waterschapswet. Door alle specifieke verplichtingen ten aanzien van waterschappen te schrappen, wordt een ongelijkheid gecreëerd tussen provincies en gemeenten enerzijds en waterschappen anderzijds. De amendementen beogen dit enigszins te herstellen door een tweetal specifieke verplichtingen met betrekking tot waterschappen – in hun hoedanigheid van beheerders van oppervlaktewateren – te handhaven. De formulering van beide verplichtingen is aangepast aan de overeenkomstige bepalingen in Gemeente- en Provinciewet.

Van den Berg

Naar boven