Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 23982 nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 23982 nr. 15 |
1 juli 1997
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de handel in en de invoer van duurzaam en niet duurzaam geproduceerd hout en daartoe de Wet milieubeheer uit te breiden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt.
Hoofdstuk 9 komt te luiden:
HOOFDSTUK 9. STOFFEN, PRODUKTEN EN DUURZAAM GEPRODUCEERD HOUT
TITEL 9.1. DE HANDEL IN EN DE INVOER VAN DUURZAAM GEPRODUCEERD HOUT
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
houten produkten:
a. geveld, getopt of uitgesnoeid hout, al dan niet gezaagd, dat al dan niet een bewerking heeft ondergaan;
b. andere produkten dan bedoeld onder a, waarin hout is verwerkt;
gebied: deel van het grondgebied van een staat, dat geheel of gedeeltelijk uit bos bestaat en waarvoor door een autoriteit van die staat een concessie voor het kappen van hout is verleend;
accountantsverklaring: verklaring afgegeven door een registeraccountant als bedoeld in artikel 58a van de Wet op de Registeraccountants of een Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;
Forest Stewardship Council: Forest Stewardship Council, gevestigd te Oaxaca in Mexico.
1. Deze titel is niet van toepassing op:
a. handelingen met betrekking tot houten produkten, die geschieden buiten de uitoefening van beroep of bedrijf;
b. houten produkten die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen vanwege hun geringe belang voor de duurzame produktie van hout.
2. De afdelingen 9.1.3, 9.1.4 en 9.1.5 zijn niet van toepassing op houten produkten die in Nederland worden ingevoerd of op de markt worden gebracht door een bedrijf dat jaarlijks niet meer dan 50 m3 aan houten produkten in Nederland invoert of op de markt brengt, mits de houten produkten bij de invoer en de verhandeling zijn voorzien van een aanduiding, omvattende de naam en het adres van het bedoelde bedrijf.
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze titel bepaalde wordt als gebied waar de houtproduktie duurzaam plaatsvindt aangemerkt een gebied waar:
a. het beheer en het gebruik van het bos geschiedt overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de staat waarin het gebied zich bevindt en de voor deze staat verbindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
b. de rechten terzake van het beheer en het gebruik van het bos voor meerdere jaren zijn vastgelegd en worden gecontroleerd;
c. de rechten van de inheemse volken, indien deze in het gebied leven, zijn vastgelegd en worden nageleefd;
d. de rechten van de werknemers bij de houtproduktie en de in het gebied levende gemeenschappen worden gewaarborgd;
e. de ecologische functies van het bos, in het bijzonder de biologische diversiteit, worden beschermd;
f. de houtproduktie geschiedt overeenkomstig een tevoren opgesteld beheersplan als bedoeld in artikel 9.17;
g. het bos en andere delen van het gebied met een belangrijke betekenis voor milieu, cultuur of sociale omstandigheden behouden worden, en
h. plantages niet dienen ter vervanging van natuurlijke bossen, maar om in aanvulling op natuurlijke bossen de druk daarop te verminderen.
2. Als gebied, bedoeld in het eerste lid, wordt niet aangemerkt een primair bos, dat bestaat uit een oorspronkelijk ecosysteem, gelet op zijn complexiteit, structuur en biologische diversiteit, welk ecosysteem vóór de afgifte van de kapvergunning niet of in geringe mate was verstoord door menselijk ingrijpen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent gebieden waar de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Bij deze maatregel kunnen voorts gebieden worden aangewezen die gelden als gebieden waar de houtproductie duurzaam plaatsvindt. Op hout dat is geproduceerd in gebieden als bedoeld in de tweede volzin, zijn de artikelen 9.8 tot en met 9.12, 9.14 en 9.24, onder 3°, niet van toepassing.
1. Een instelling in de zin van deze titel is een in Nederland gevestigde rechtspersoon zonder winstoogmerk:
a. die door de Raad voor Accreditatie is erkend;
b. die naar het oordeel van de Raad voor Accreditatie deskundig is om te beoordelen of houten producten duurzaam geproduceerd zijn, en
c. waarvan een beoordelingsrichtlijn terzake de uitvoering van deze titel, of een deel daarvan, de instemming van Onze Minister heeft verkregen.
2. Onze Minister maakt de beoordelingsrichtlijn in de Staatscourant bekend zodra hij hiermee heeft ingestemd. Hij vermeldt hierbij het werkterrein van de instelling.
3. Indien er geen instellingen zijn of indien de instellingen onvoldoende capaciteit bezitten treedt Onze Minister, voor zover nodig, in de plaats van de instellingen.
AFDELING 9.1.2. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1. Bij het invoeren in Nederland anders dan ten doorvoer, in de handel brengen of verder verhandelen van houten produkten is het verboden vermeldingen of aanduidingen te bezigen, die beogen de afnemer te informeren over de produktiewijze van het hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt, tenzij is voldaan aan het in deze titel bepaalde.
2. Het eerste lid geldt onder meer voor vermeldingen of aanduidingen:
a. die op het produkt zelf of op de verpakking daarvan zijn aangebracht;
b. die zijn aangebracht op documenten die bestemd zijn om tezamen met het produkt te worden geleverd;
c. in reclameboodschappen voor het produkt, of
d. op andere schriftelijke of elektronische informatie die door of namens degene die het produkt vervaardigt of in Nederland invoert met betrekking tot het produkt wordt verstrekt.
3. Het is voorts verboden op een houten produkt of op de verpakking daarvan:
a. het certificaat, waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld, aan te brengen, tenzij hiervoor overeenkomstig artikel 9.8 toestemming is verleend;
b. een etiket of een andere aanduiding te bezigen welke sterk gelijkt op het certificaat, waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld.
1. De vermeldingen en aanduidingen, bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, moeten juist en betrouwbaar zijn en mogen niet misleidend zijn.
2. Onder misleidend worden verstaan een vermelding of aanduiding die:
a. aan een houten produkt een bepaalde herkomst toeschrijft die het produkt niet bezit;
b. eenzijdig of onevenwichtig is met betrekking tot de produktiewijze, doordat bepaalde van belang zijnde informatie wordt weggelaten.
3. Degene die het houten produkt in Nederland invoert of voor de eerste maal in de handel brengt draagt zorg voor de naleving van het eerste lid.
4. Onze Minister kan opdracht geven de vermeldingen of aanduidingen op een in de opdracht omschreven wijze te onderbouwen en daarover schriftelijk verslag aan hem uit te brengen.
1. Onze Minister stelt een model van een certificaat vast.
2. Het certificaat bevat in ieder geval op een voor de afnemer in het oog springende plaats de aanduiding «duurzaam geproduceerd».
3. Het certificaat heeft voorts in ieder geval betrekking op informatie omtrent:
a. de naam en het adres van degene die de houten produkten in Nederland heeft ingevoerd dan wel op de markt heeft gebracht;
b. het gebied waar het hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt is geproduceerd.
4. In afwijking van het derde lid, onder b, kan bij houten produkten, dat bestaat uit hout of waarin hout is verwerkt dat geproduceerd is in verschillende gebieden, een certificaat volstaan met de aanduiding van de gebieden en de staten waartoe deze behoren, voorzien van een verwijzing naar de plaats waar de informatie, bedoeld in het derde lid, onder b, kan worden ingezien.
1. De toestemming om het certificaat aan te brengen wordt op aanvraag verleend door de instelling tot welks werkterrein het verlenen van de toestemming behoort.
2. De aanvraag bevat in ieder geval:
a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voor zover van belang voor de beoordeling van de aanvraag;
b. de hoeveelheid en de soorten houten produkten die de aanvrager voornemens is binnen de in de aanvraag vermelde periode in te voeren of op de markt te brengen;
c. de beheersplannen van de gebieden die in de aanvraag zijn vermeld.
3. De instelling kan in haar beoordelingsrichtlijn nadere eisen stellen omtrent de indiening van de aanvraag en de daarbij over te leggen gegevens en bewijsstukken.
4. Met de toestemming wordt gelijkgesteld een verklaring van de instelling dat de aanvrager voldoet aan deze wet of aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn, welke verklaring wordt afgegeven op basis van een document opgesteld door een in een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde organisatie, die in staat is tot het op onafhankelijke, betrouwbare en deskundige wijze beoordelen van houten produkten op hun duurzaamheid.
1. De instelling onderzoekt, alvorens op de aanvraag te beslissen, in ieder geval of in de gebieden die in de aanvraag zijn aangeduid de houtproduktie duurzaam plaatsvindt. Het onderzoek wordt onverwijld na de indiening van de aanvraag aangevangen.
2. Bij het in het eerste lid bedoelde onderzoek betrekt de instelling:
a. de door de aanvrager overgelegde gegevens;
b. het advies van de Forest Stewardship Council of een andere door Onze Minister erkende organisatie die als doelstelling heeft het bevorderen van duurzaam geproduceerd hout.
3. De instelling kan als onderdeel van haar onderzoek op kosten van de aanvrager controles doen uitvoeren in een gebied dat in de aanvraag is aangeduid, door een organisatie als bedoeld in het tweede lid, onder b, tenzij een gebied voorkomt op de lijst als bedoeld in artikel 9.23 of een aan een derde verleende toestemming om het certificaat aan te brengen betrekking heeft op het gebied.
4. De toestemming om het certificaat aan te brengen wordt uitsluitend gegeven indien uit het onderzoek blijkt dat in de gebieden die in de aanvraag zijn aangeduid de houtproduktie duurzaam plaatsvindt.
5. De instelling beslist op de aanvraag binnen zestien weken na de indiening ervan.
1. Voor de behandeling van de aanvraag is de aanvrager een vergoeding verschuldigd, die niet hoger kan zijn dan de voor de behandeling daadwerkelijk gemaakte noodzakelijke kosten.
2. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag van de vergoeding vastgesteld, welk bedrag per instelling en per categorie van aanvragers kan verschillen.
1. De toestemming om het certificaat aan te brengen wordt gegeven voor een beperkte periode, die niet langer bedraagt dan in de aanvraag is vermeld en in ieder geval niet langer dan 3 jaar. De toestemming vermeldt de gebieden waarop zij betrekking heeft. Aan de toestemming kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op het toezicht door de instelling op de herkomst van de door de aanvrager in te voeren, in de handel te brengen of verder te verhandelen houten produkten.
2. De instelling bepaalt in haar beoordelingsrichtlijn:
a. de gronden waarop de toestemming kan worden geweigerd, omdat de houtproduktie in een gebied dat in de aanvraag is vermeld niet duurzaam plaatsvindt;
b. de gronden waarop en de gevallen waarin een reeds gegeven toestemming kan worden ingetrokken dan wel gewijzigd.
1. De instelling zendt afschriften van de beschikking op de aanvraag en, indien toestemming wordt verleend, van de beheersplannen van de gebieden waarop de toestemming betrekking heeft aan Onze Minister.
2. Onze Minister maakt de beschikking in de Staatscourant bekend.
AFDELING 9.1.3. VOORSCHRIFTEN VANAF 1 JANUARI 1999
1. Vanaf 1 januari 1999 legt een ieder die een houten produkt in Nederland invoert of voor de eerste maal in de handel brengt op een daartoe strekkend verzoek gegevens over waaruit blijkt in welk gebied het hout waaruit dit produkt bestaat of dat in dit produkt is verwerkt, is geproduceerd.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens zijn:
a. een verklaring van een autoriteit van de staat waar het hout is geproduceerd, welke verklaring vergezeld gaat van een accountantsverklaring waaruit blijkt dat het hout waarop de verklaring van de autoriteit betrekking heeft aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, is geleverd;
b. een verklaring van een instelling, of
c. andere bij ministeriële regeling aan te wijzen gegevens, waaruit de herkomst en de identiteit van hout kan blijken.
Het verzoek, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, kan worden gedaan door:
a. Onze Minister;
b. een krachtens artikel 18.4, eerste lid, aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op het bij of krachtens deze wet bepaalde;
c. een instelling;
d. een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die een bovenprovinciaal, nationaal of internationaal werkterrein heeft en die zich primair inzet voor de bescherming van het belang van het milieu, de natuur of de consument.
1. Vanaf 1 januari 1999 dient degene die een houten produkt in Nederland invoert of voor de eerste maal in de handel brengt:
a. een administratie bij te houden waaruit op eenvoudige wijze kan worden afgeleid:
1°. de hoeveelheid en de aard van de door hem ingevoerde of in de handel gebrachte houten produkten;
2°. de herkomst van deze produkten;
3°. het gebied van produktie van het hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt, en
4°. de soorten hout waaruit deze produkten bestaan of dat in deze produkten is verwerkt.
b. de bij hem aanwezige houten produkten gescheiden naar herkomst op te slaan tenzij een instelling hem schriftelijk toestemming heeft verleend daarvan geheel of gedeeltelijk af te zien, en
c. jaarlijks aan een instelling een verslag uit te brengen over de in onderdeel a, sub 1° tot en met sub 4° bedoelde gegevens met betrekking tot de door hem in dat jaar ingevoerde of in de handel gebrachte houten produkten, welk verslag is voorzien van een accountantsverklaring, afgegeven na een toetsing van de gegevens in het verslag aan deze titel.
2. Het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, is van overeenkomstige toepassing op degene die een houten produkt bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:
a. het bepaalde in onderdeel b slechts geldt voordat de bewerking of verwerking plaatsvindt;
b. hij zorg draagt dat de herkomst van de houten produkten die zijn bewerkt of verwerkt ook na de bewerking of verwerking eenvoudig is na te gaan.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
AFDELING 9.1.4. VOORSCHRIFTEN VANAF 1 JANUARI 2000
1. Vanaf 1 januari 2000 is het voorts verboden houten producten in Nederland in te voeren, in de handel te brengen of verder te verhandelen, tenzij op het product of op de verpakking daarvan een door Onze Minister vast te stellen merkteken is aangebracht waaruit blijkt dat degene die het product in Nederland invoert of voor de eerste maal in de handel brengt:
a. in het bezit is van een beheersplan,
1°. dat betrekking heeft op het gebied waarin het hout is geproduceerd, waaruit dat product bestaat of dat in dat product is verwerkt, en
2°. waarmee instemming is verleend door een instelling tot welks terrein het verlenen van instemming behoort, dan wel
b. niet in het bezit is van een beheersplan als bedoeld in onderdeel a.
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid, wordt op het product of op de verpakking daarvan tevens het gebied aangegeven waarop het beheersplan betrekking heeft.
Een beheersplan als bedoeld in artikel 9.16 voldoet aan de volgende eisen:
a. het is opgesteld door of namens degene aan wie de concessie voor het kappen van hout is verleend;
b. het bevat een gemotiveerde uiteenzetting omtrent de vraag of het gebied kan worden aangemerkt als een gebied waar de houtproduktie duurzaam plaatsvindt;
c. het bevat een opsomming van de maatregelen, die worden voorgenomen en uitgevoerd teneinde te bereiken dat het gebied na 1 januari 2000 kan worden aangemerkt als een gebied waar de houtproduktie duurzaam plaatsvindt;
d. het is zoveel mogelijk door feitelijke gegevens onderbouwd en door verklaringen van onafhankelijke deskundigen ondersteund.
1. De instemming met het beheersplan wordt op aanvraag verleend.
2. De aanvraag bevat in ieder geval:
a. gegevens omtrent het bedrijf van de aanvrager, voor zover van belang voor de beoordeling van de aanvraag;
b. de hoeveelheid en de soorten houten produkten die de aanvrager voornemens is binnen de in de aanvraag vermelde periode in te voeren of in de handel te brengen;
c. het beheersplan.
3. De instelling kan in haar beoordelingsrichtlijn nadere eisen stellen omtrent de indiening van de aanvraag en de daarbij over te leggen gegevens en bewijsstukken.
4. Met de instemming wordt gelijkgesteld een verklaring van de instelling dat het beheersplan voldoet aan deze wet, welke verklaring wordt afgegeven op basis van een document opgesteld door een in het buitenland gevestigde organisatie die door Onze Minister is erkend.
1. De instelling onderzoekt, alvorens op de aanvraag te beslissen, of in het gebied waarop het beheersplan betrekking heeft de houtproduktie duurzaam plaatsvindt, dan wel naar verwachting na 1 januari 2000 duurzaam zal plaatsvinden. Het onderzoek wordt onverwijld na de indiening van de aanvraag aangevangen.
2. Bij het in het eerste lid bedoelde onderzoek betrekt de instelling in ieder geval:
a. de door de aanvrager overgelegde gegevens;
b. het advies van de Forest Stewardship Council of een andere organisatie die als doelstelling het bevorderen van duurzame houtproduktie heeft en door de Forest Stewardship Council is erkend, tenzij de Forest Stewardship Council op een daartoe strekkend verzoek geen advies geeft.
1. Voor de behandeling van de aanvraag is de aanvrager een vergoeding verschuldigd, die niet hoger kan zijn dan de voor de behandeling daadwerkelijk gemaakte noodzakelijke kosten.
2. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag van de vergoeding vastgesteld, welk bedrag per instelling en per categorie van aanvragers kan verschillen.
1. De instelling bepaalt in haar beoordelingsrichtlijn de gronden waarop de instemming wordt geweigerd, omdat de houtproduktie in het gebied niet duurzaam plaatsvindt en ook naar verwachting na 1 januari 2000 niet duurzaam zal plaatsvinden.
2. De instelling zendt afschriften van de beschikking op de aanvraag en van het beheersplan, indien hiermee wordt ingestemd, aan Onze Minister.
1. Onze Minister geeft aan een ieder desgevraagd kosteloos inzage in het beheersplan en verstrekt tegen betaling van de kosten een afschrift van het beheersplan.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de plaatsen waar en de tijdstippen waarop beheersplannen ter inzage liggen.
Vóór 1 januari 2000 maakt Onze Minister in de Staatscourant een lijst bekend van gebieden, waarvoor instemming is verleend met beheersplannen.
Onze Minister zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, voor 1 januari 2004 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze titel van de wet in de praktijk, waarbij in het bijzonder wordt aangegeven welk percentage van het hout dat in Nederland wordt ingevoerd of verhandeld, op duurzame wijze is geproduceerd.
In artikel 21.6, vierde lid, wordt na «8.45» ingevoegd: , 9.3, derde lid.
Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt gewijzigd als volgt:
a. onder 1° wordt in de opsomming die begint met de Wet milieubeheer na «8.44, eerste en zesde lid,» ingevoegd: 9.5, eerste en derde lid, 9.6, derde lid, 9.15, eerste lid, 9.16 en 9.24;
b. onder 2° wordt in de opsomming die begint met de Wet milieubeheer na «8.44, vijfde lid,» ingevoegd: 9.11, eerste lid, en 9.13, eerste lid.
In artikel I, onder A, komt artikel 9.16 te luiden:
Voorts is het verboden houten producten in Nederland in te voeren, in de handel te brengen of verder te verhandelen, tenzij:
a. het hout waaruit het product bestaat of dat in dat product is verwerkt, is geproduceerd in een gebied waarvan na een onderzoek als bedoeld in artikel 9.9, is gebleken dat de houtproductie aldaar duurzaam plaatsvindt;
b. op het product of op de verpakking daarvan een certificaat, waarvan het model krachtens artikel 9.7 is vastgesteld, is aangebracht:
1°. door degene die het houten product in Nederland heeft ingevoerd of voor de eerste maal in de handel heeft gebracht;
2°. dat juist, volledig, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar is ingevuld;
3°. aan degene die het certificaat heeft aangebracht, toestemming is verleend het certificaat aan te brengen, overeenkomstig artikel 9.11.
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van artikel III, dat in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat ligt na 1 januari 2004. Het ontwerp van het koninklijk besluit wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
M. de Boer
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23982-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.