nr. 22
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 21 juni 1995
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel lump sum/decentralisatie
van de arbeidsvoorwaarden v.w.o.-a.v.o.-v.b.o. (wetsvoorstel nr. 23 948)
op 30 maart jl. heeft de heer Cornielje een motie ingediend m.b.t. de directieformatie
van het V.O.-gedeelte van verticale scholengemeenschappen. Deze motie is op
4 april door de Tweede Kamer aangenomen.
Inmiddels heb ik besloten aan de wens van de Tweede Kamer, neergelegd
in de motie van de heer Cornielje, tegemoet te komen door een lineaire formule
voor deze personeelscategorie vast te stellen.
In de vaststelling van de lineaire formule is rekening gehouden met:
– een gelijke behandeling van de VO-component van verticale scholengemeenschappen
aan die van de brede scholengemeenschappen;
– het feit dat bij fusie tot een brede scholengemeenschap de nieuwe
vaste voet voor de lerarenformatie lager wordt dan de som van de vaste voeten
van de fuserende scholen, terwijl bij fusie tot een verticale scholengemeenschap
de vaste voet van de VO-component volledig gehandhaafd blijft;
– een aftrek voor de inzet van de mbo-directie. Deze aftrek is gebaseerd
op de macro verhouding van het aantal VO-leerlingen als onderdeel van het
totaal aantal leerlingen in de verticale scholengemeenschappen. Deze macroverhouding
is 20% VO-leerlingen en 80% MBO-leerlingen;
– de lerarenformatie in de VO-component, die tot op heden gunstiger
werd berekend dan de mavo/vbo-component in brede scholengemeenschappen.
Met ingang van 1 augustus 1996 zal de normatieve formatie ten behoeve
van de adjunct-directie van het VO-gedeelte van de verticale scholengemeenschappen
dan ook kunnen worden vastgesteld met toepassing van de lineaire formule 1/252,25
in plaats van de trapsgewijze formatietoedeling. Door deze maatregel zullen
er bij de huidige verticale scholengemeenschappen in totaal normatief ongeveer
12 a 13 fulltime equivalenten (FTE's) meer beschikbaar komen ten behoeve van
de adjunct-directie.
Door deze wijziging zal de gunstiger formatieberekening ten behoeve van
de leraren in de VO-component (0,05 fre per leerling), waarvan sprake was
in verband met de kleinere adjunct-directie, worden beëindigd. De vaststelling
van de normatieve lerarenformatie van de VO-component van de verticale scholengemeenschappen
vindt m.i.v. 1 augustus 1996 plaats op dezelfde wijze als voor de «reguliere»
VO-scholen/scholengemeenschappen, i.c. op basis van het Formatiebesluit WVO
in plaats van het Uitvoeringsbesluit WCBO. Op basis van het huidige leraren-bestand
zullen hiermee ongeveer totaal -1 a -2 FTE's gemoeid zijn.
Ik meen met deze beslissing tegemoet te zijn gekomen aan de wens van de
Tweede Kamer.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos