23 909
Wijziging van de sociale zekerheidswetten in verband met de nadere vaststelling van een stelsel van administratieve sancties, alsook tot wijziging van de daarin vervatte regels tot terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen en de invordering daarvan (wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid)

nr. 15
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 30 oktober 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel E komt artikel 27, eerste lid, te luiden:

1. Indien de werknemer een verplichting, hem op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 30 opgelegd, niet is nagekomen, weigert de bedrijfsvereniging de uitkering blijvend geheel, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigert de bedrijfsvereniging de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het uitkeringspercentage te verlagen van 70 naar 35.

b. In onderdeel F vervalt artikel 27a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

c. Na onderdeel J wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ja

In artikel 52e wordt «De artikelen 22 tot en met 27, 28, eerste lid,» vervangen door: De artikelen 22 tot en met 28, eerste lid.

d. In onderdeel M, artikel 116, wordt «artikel 27, zesde lid,» vervangen door: artikel 27, zevende lid.

B

In artikel II, onderdeel G, vervalt artikel 45a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

C

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel C, onder 3, komt te luiden:

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. indien de belanghebbende de controlevoorschriften, bedoeld in artikel 27, of de verplichting bedoeld in artikel 91, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen, niet of niet behoorlijk is nagekomen dan wel de verplichting bedoeld in artikel 80 niet binnen de door de bedrijfsvereniging daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen;

b. In onderdeel E vervalt artikel 29a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

D

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel B, onder 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «kan de bedrijfsvereniging met betrekking tot uit deze wet voortvloeiende aanspraken de arbeidsongeschiktheid, ter zake waarvan het niet voldoen aan de oproeping of de weigering plaatsvond, geheel of ten dele, tijdelijk of blijvend buiten aanmerking laten, indien voor het niet voldoen aan de oproeping of voor de weigering geen deugdelijk grond aanwezig was» vervangen door: weigert de bedrijfsvereniging, de uitkering of toelage tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk.

b. Onderdeel C, onder 3, komt te luiden:

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. indien de belanghebbende de controlevoorschriften, bedoeld in artikel 18, of de verplichting bedoeld in artikel 91, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen, niet of niet behoorlijk is nagekomen dan wel de verplichting bedoeld in artikel 78 niet binnen de door de bedrijfsvereniging daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen;

c. In onderdeel E vervalt artikel 20a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

E

In artikel V, onderdeel C, vervalt artikel 14a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

F

In artikel VI, onderdeel Aa, vervalt artikel 17c, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

G

Artikel VII wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel Aa, wordt in artikel 15 «ingevolge» vervangen door: op grond van.

b. In onderdeel Aa, in artikel 15, in onderdeel B, artikel 17, eerste en tweede lid, in onderdeel C, artikelen 17a, eerste en tweede lid, 17b, eerste lid, 17c, tweede lid, 17d, tweede lid, 17e, eerste lid, 17f, 17g, negende lid, en in onderdeel D, artikel 24, eerste lid, vervalt telkens: of de instelling aan welke.

c. In onderdeel C, artikelen 17b, eerste tot en met vijfde lid, en 17c, tweede lid, vervalt telkens: of instelling.

d. Na onderdeel Aa wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ab

In artikel 16, tweede lid, vervalt «of instelling aan welk» en wordt «ingevolge» vervangen door: op grond van.

e. In onderdeel C vervalt artikel 17a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

H

In artikel IX, onderdeel B, vervalt artikel 14a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

I

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel C komt artikel 20, eerste lid, te luiden:

1. Indien de belanghebbende zich verwijtbaar zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben, dan wel indien de dienstbetrekking eindigt of is beëindigd zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren zijn verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd, weigeren burgemeester en wethouders de uitkering blijvend naar de mate waarin de belanghebbende uit of in verband met deze arbeid inkomen zou hebben kunnen verwerven als bedoeld bij of krachtens artikel 7, tenzij het eindigen van de dienstbetrekking belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigeren burgemeester en wethouders de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het bedrag van de uitkering te verlagen met 50% van het inkomen bedoeld in de eerste volzin.

b. In onderdeel E, vervalt artikel 20a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

J

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien de belanghebbende die arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard zich verwijtbaar zodanig heeft gedragen dat hij redelijkerwijs heeft moeten begrijpen, dat dit gedrag de beëindiging van zijn dienstbetrekking tot gevolg zou kunnen hebben, dan wel indien de dienstbetrekking eindigt of is beëindigd zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren zijn verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd, weigeren burgemeester en wethouders de uitkering blijvend naar de mate waarin de belanghebbende uit of in verband met deze arbeid inkomen zou hebben kunnen verwerven als bedoeld bij of krachtens artikel 7, tenzij het eindigen van de dienstbetrekking belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval weigeren burgemeester en wethouders de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het bedrag van de uitkering te verlagen met 50% van het inkomen bedoeld in de eerste volzin.

b. In onderdeel D vervalt artikel 20a, vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid.

K

Na artikel XIXA worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIXB

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 mei 1995 ingediende voorstel van wet tot regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet; 24 169) tot wet is verheven en in werking is getreden:

a. vervalt artikel 39, vijfde lid, van die wet onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het vijfde en zesde lid;

b. vervalt in de artikelen 38, eerste en tweede lid, 39, eerste lid en tweede lid, 40, eerste lid, 41, tweede lid, 42, tweede lid, 43, eerste lid, 44, en 45, negende lid, en 79 telkens: alsmede de instelling aan welke ingevolge de artikelen 49 en 47 de uitkering wordt uitbetaald,;

c. vervalt in de artikelen 40, eerste tot en met vijfde lid, en 41, tweede lid, telkens: «de betrokken instelling» of «de instelling» en «alsmede» of «dan wel» ;

d. wordt in artikel 46, derde lid, onderdeel c, na: «het ouderloos kind,» ingevoegd: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

ARTIKEL XIXC

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 1995 ingediende voorstel van wet Nadere wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten (technische verbeteringen in verband met de wetten TAV, TBA en TZ alsmede enige andere wijzigingen; 24 326) tot wet is verheven en in werking is getreden:

a. komt onderdeel Nn van artikel III te luiden:

Nn

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

Degene, die de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 19 doormaakt, dan wel aanspraak maakt op of in het genot is van arbeidsongeschiktheidsuitkering, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 54 de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de bedrijfsvereniging, die bevoegd is tot toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hun redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.

b. komt onderdeel L van artikel IV te luiden:

L

Artikel 78, eerste lid, komt te luiden:

1. Degene, die de wachttijd van 52 weken, bedoeld in artikel 6 doormaakt, dan wel aanspraak maakt op of in het genot is van arbeidsongeschiktheidsuitkering, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 45 de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de bedrijfsvereniging, die bevoegd is tot toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hun redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.

c. wordt artikel V als volgt gewijzigd:

1. in onderdeel Aa, in artikel 12, wordt «alsmede de persoon aan wie of» vervangen door: of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede ;

2. na onderdeel Aa een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ab

In artikel 13 wordt «alsmede de persoon aan wie of» vervangen door: of zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsmede;

3. in onderdeel B, in artikel 14, eerste lid, in onderdeel C, in de artikelen 14a, eerste en tweede lid, 14b, eerste lid, 14c, tweede lid, 14d, tweede lid, 14e, eerste lid, 14g, negende en tiende lid, in onderdeel D, in artikel 20, eerste lid, en in onderdeel H, in artikel 43a, wordt «alsmede de persoon aan wie of de instelling aan welke op grond van artikel 22 toeslag wordt betaald» telkens vervangen door: of zijn wettelijke vertegenwoordiger ;

4. in onderdeel B, artikelen 14b, eerste tot en met vijfde lid, en 14c, tweede lid, vervalt telkens: of instelling.

d. wordt artikel VI als volgt gewijzigd:

1. in onderdeel A, in artikel 15, tweede lid , en in onderdeel E, artikel 49 wordt «de persoon aan wie » telkens vervangen door: zijn wettelijke vertegenwoordiger.

2. in onderdeel Aa, in de artikelen 17b, eerste lid, 17c, eerste en tweede lid, 17d, eerste lid, 17e, tweede lid, 17f, tweede lid, 17g, eerste lid, 17h, in onderdeel B, in artikel 24, eerste lid, en onderdeel F, artikel 68, wordt «dan wel de persoon aan wie of de instelling waaraan ingevolge artikel 20 ouderdomspensioen wordt betaald» telkens vervangen door: of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

3. In onderdeel Aa, artikel17d, eerste tot en met vijfde lid, vervalt telkens: of instelling.

Toelichting

Onderdelen A, onder a, I, onder a, en J, onder a

Voor de toelichting op deze wijzigingen wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen uit het schriftelijke overleg (paragraaf 3) over de verwijtbare werkloosheid.

Onderdelen A, onder b, B,C onder b, D onder c, E , F, G onder c, H, I onder b, J onder b en K (artikel XIXB , onder a)

In het wetsvoorstel was bepaald dat het uitvoeringsorgaan van het opleggen van een boete kennis geeft aan het openbaar ministerie. Deze bepaling was opgenomen met de bedoeling het una via beginsel te waarborgen. Bij nader inzien blijkt deze bepaling overbodig te zijn. In beginsel zijn de uitvoeringsorganen altijd de initiërende partij. Zij bepalen aan de hand van de richtlijnen sociale zekerheidsfraude of de zaak administratiefrechtelijk (boete oplegging) wordt afgedaan of dat aangifte bij het OM wordt gedaan. Indien besloten wordt tot boete-oplegging wordt geen aangifte bij het OM gedaan. In gevallen waarin wel aangifte is gedaan, maar het OM laat weten van vervolging af te zien, is boete-oplegging door het uitvoeringsorgaan aan de orde. In een dergelijk geval is echter melding van de opgelegde boete aan het OM niet nodig ter waarborging van het una via beginsel. Er bestaat derhalve geen mogelijkheid dat een zaak door twee instanties tegelijk (uitvoeringsorgaan en OM) in behandeling wordt genomen. Voor alle duidelijkheid merken wij op dat de kennisgeving van het OM aan het uitvoeringsorgaan of de zaak strafrechtelijk wordt vervolgd wel relevant is voor het una via beginsel. Immers eerst na deze kennisgeving ziet het uitvoeringsorgaan definitief af van boete-oplegging.

Onderdelen C onder a, en D onder b

Aan de tekst van artikel 28 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en 19 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) is de zinsnede «of niet behoorlijk» toegevoegd. Hiermee wordt expliciet gemaakt dat ook het onvolledig nakomen van de verplichtingen leidt tot het opleggen van een maatregel. In de overeenkomstige artikelen van de andere wetten en in de artikelen betreffende de boete-oplegging was de zinsnede «of niet behoorlijk» al opgenomen.

Onderdeel D onder a

Op grond van de huidige tekst van de wet kan de bedrijfsvereniging met betrekking tot de aanspraken voortvloeiend uit de wet de arbeidsongeschiktheid buiten aanmerking laten. Bij de Tweede nota van wijziging is dit artikel aangepast. Bij die aanpassing is de toelage niet meer vermeld. Met deze toelage wordt bedoeld de toelage op grond van artikel 58 AAW, waarop aanspraak bestaat bij inkomstenderving vanwege het treffen van een voorziening. Aangezien deze toelage in combinatie met de AAW-uitkering kan worden verstrekt, dient bij het treffen van een maatregel wegens het niet nakomen van een opgelegde verplichting deze toelage ook te worden meegenomen.

De overige wijzigingen hebben betrekking op de boete-oplegging aan een instelling, aan welke een uitkering wordt uitbetaald. In de genoemde wet technische verbeteringen etc. , de zogenaamde Veegwet, zijn de kwijtingsbepalingen gewijzigd. Dit betekent, dat niet meer verwezen kan worden naar een persoon, aan wie de uitkering wordt uitbetaald. Deze persoon is de wettelijke vertegenwoordiger. Voor zover dat nodig zijn deze wetten zodanig aangepast, dat deze wettelijke vertegenwoordiger verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen en het opvolgen van de controlevoorschriften. De instelling, waaraan wordt uitbetaald is in die Veegwet ingevuld. Het betreft een inrichting of de gemeente, die opnamekosten in een inrichting betaalt. De bepalingen in de wetten zijn zo geharmoniseerd, dat deze instellingen wel verplicht zijn inlichtingen te verstrekken, maar dat aan deze instellingen niet een boete kan worden opgelegd. Indien de uitkering moet worden herzien, omdat ook door een inrichting onjuiste gegevens zijn verstrekt, werkt dit terug naar de uitkeringsgerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger, die dan een boete kan worden opgelegd. Het is dan niet noodzakelijk een instelling (d.w.z. een inrichting of gemeente) een boete op te leggen. Bovendien kan een dergelijke instelling zich niet identificeren. De bepalingen in de wetten waren op dit punt niet geheel consistent en ook niet gelijk aan elkaar. Deze wijzigingen beogen deze harmonisatie aan te brengen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Naar boven