De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op
6 juli 2023.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2023
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel b, van die Rijkswet, heb ik de eer
u mede te delen dat de regering het voornemen heeft om in te stemmen met het volgende
uitvoeringsverdrag.
Het betreft op 28 mei 2022 door de 194 leden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
tijdens de 75e Wereldgezondheidsvergadering (WHA) aangenomen wijzigingen (Trb. 2022, nr. 135) van de Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulations (2005), Trb. 2006, nr. 73, hierna: «IHR»). De IHR wordt gekwalificeerd als een uitvoeringsverdrag onder het
Statuut van de WHO.
Aanleiding voor de wijzigingen is de tijdens en in de nasleep van de Covid-19-pandemie
ontstane discussie op mondiaal niveau over de mate waarin het internationale gezondheidssysteem
adequaat en effectief heeft gereageerd op de crisis. De wijzigingen beogen de effectiviteit
van samenwerking en de reactiesnelheid van het internationaal gezondheidssysteem te
vergroten.
Conform de procedure van artikel 55 van de IHR zijn wijzigingen aangenomen van artikel
59 van de IHR, met doorwerking op de gerelateerde IHR-artikelen 55, 61, 62 en 63.
De wijzigingen houden in dat de termijn waarbinnen partijen bij de IHR een voorbehoud
kunnen maken bij een door de WHA aangenomen wijziging of deze kunnen verwerpen, wordt
verkort van de oorspronkelijke achttien maanden naar tien maanden. De termijn waarbinnen
wijzigingen van de IHR van kracht worden – uitgezonderd ten aanzien van partijen bij
de IHR die een voorbehoud hebben gemaakt ten aanzien van die wijziging of die de wijziging
hebben afgewezen – wordt verkort van vierentwintig maanden naar twaalf maanden.
Wat het Koninkrijk betreft, zullen de wijzigingen, evenals de IHR, voor het gehele
Koninkrijk gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra