23 900 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1995

nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 augustus 1995

Op 26 april jongstleden heeft het CBS het vergelijkingsonderzoek werkloosheidsuitkeringen openbaar gemaakt. Aanleiding voor dit onderzoek was een publikatie van het CBS in 19891 waarin wordt gesteld dat in arbeidsmarktenquêtes (met name de Enquête Beroepsbevolking ofwel EBB) het aantal personen met een bijstandsuitkering sterk (zo'n 20%) wordt onderschat. Hierdoor is uit deze enquête geen volledige statistische informatie over de arbeidsmarktsituatie van personen met bijstandsuitkeringen op macroniveau beschikbaar.

Het probleem spitste zich toe op het gegeven dat het aantal geregistreerde werkloosheidsuitkeringen aanzienlijk boven het niveau van de geregistreerde werkloosheidscijfers lag zonder dat dit op bevredigende wijze kon worden verklaard. Bovendien was onduidelijk in hoeverre Rww'ers daadwerkelijk bij het arbeidsbureau stonden ingeschreven.

Het toenmalige kabinet heeft besloten om bovengenoemde problematiek interdepartementaal te laten onderzoeken. Een daartoe ingestelde werkgroep kwam tot de conclusie dat het noodzakelijk leek nader onderzoek te verrichten naar de omvang en samenstelling van de categorie van personen met een Rww-uitkering die niet staan ingeschreven bij de arbeidsbureaus en naar de omvang en samenstelling van onvolledige of verkeerde rapportage van bijstandsuitkeringen in persoons-enquêtes. De leden van de Eerste en Tweede Kamer zijn door het kabinet uitvoerig over dit probleem ingelicht2.

Over het niet ingeschreven staan van Rww'ers bij het Arbeidsbureau en de oorzaak daarvan is onderzoek verricht door het onderzoekbureau Regioplan. De conclusie uit dit onderzoek is dat in 1991 ruim 12% van de Rww'ers niet stond ingeschreven bij het arbeidsbureau. Acht procent was verklaarbaar vanwege administratieve redenen. Vier procent werd in zijn geheel niet terug gevonden. De voormalige staatssecretaris Ter Veld heeft naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek in januari 19923 aan de leden van de Staten-Generaal medegedeeld dat het onderzoek een afdoende antwoord geeft op de vraag waarom sommige uitkeringsgerechtigden niet staan ingeschreven bij de arbeidsbureaus. Beleidsmatig is ondermeer gereageerd door invoering van de Richtlijn passende arbeid (1992), het vervangen van de Handleiding sancties door de Regeling Sanctiebepalingen RWW (1992) en door een samenwerkingsverplichting tussen arbeidsbureaus en gemeenten op te nemen in de nieuwe Algemene bijstandswet die per 1 januari 1996 in werking treedt.

Het onlangs gepubliceerde CBS-rapport verschaft duidelijkheid over de omvang en samenstelling van onvolledige of verkeerde rapportage van bijstandsuitkeringen door personen die responderen op de Enquête Beroepsbevolking4. De onderschatting van bijstandsuitkeringen beliep in 1992 94 000 personen. Deze onderschatting blijkt voor drie kwart te worden veroorzaakt doordat mensen niet opgeven dat ze een bijstandsuitkering hebben; deels geeft men geen uitkering op5, deels een verkeerde (voornamelijk worden de ABW-sec en de Rww verwisseld, hetgeen vanwege het opgaan van de Rww in de Nieuwe Bijstandswet van 1 januari 1996 geen probleem meer vormt). Eén kwart van de onderschatting wordt veroorzaakt doordat mensen met een bijstandsuitkering minder dan anderen deelnemen aan enquêtes.

De resultaten van het onderzoek maken duidelijk dat de EBB – ondanks het gegeven dat er jaarlijks een onderschatting is van 20% aan personen met een bijstandsuitkering – geen systematisch vertekende informatie over de arbeidsmarktpositie van bijstandsontvangers oplevert. Het thans uitgevoerde koppelingsonderzoek stelt het CBS in staat de uitkomsten van EBB te corrigeren en op te hogen. Het CBS kan hierdoor meer volledige informatie over de arbeidsmarktsituatie van mensen met een bijstandsuitkering publiceren.

Indien systematische vertekening zou optreden dan zou dit kunnen nopen tot bijvoorbeeld een periodiek terugkerend koppelingsonderzoek ter correctie van de EBB. In dat geval zouden de gemeenten periodiek de aanvullende persoonsgegevens van de bijstandsontvangers integraal aan het CBS moeten leveren. Gezien deze uitkomsten van het CBS-onderzoek lijkt mij dat echter niet nodig.

Ik kom tot de conclusie dat het resultaat van het CBS-onderzoek het goed mogelijk maakt de voorheen ontbrekende statistische informatie over de arbeidsmarktsituatie van bijstandsontvangers voldoende bij te schatten. Vanaf 1 januari 1996 zal de nieuwe bijstandsstatistiek in werking treden, waarin uitgebreider dan thans kenmerken over de arbeidsmarktsituatie van de bijstandsontvangers is opgenomen. Deze nieuwe statistiek geeft ook de mogelijkheid om periodiek de EBB te ijken, zodat de laatste ook met betrekking tot het arbeidsmarktpositie en arbeidsmarktgedrag van bijstandsontvangers een betrouwbaar beeld kan blijven geven. Volledige en betrouwbare statistische informatie over de arbeidsmarktpositie van personen met een werkloosheidsuitkering blijft een voortdurend punt van aandacht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XNoot
1

Supplement bij de Sociaal-economische maandstatistiek, jaargang 1989, nr. 4.

XNoot
2

Brief van de minister en staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vergaderjaar 1989–1990, 21 300 XV, nr. 53. Rapport van de Interdepartementale Werkgroep Werkloosheidsstellingen/Werkloosheidsuitkeringen.

XNoot
3

24 januari 1992, kenmerk SZ/FEBO/91/1864.

XNoot
4

Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een koppeling van bestanden uit drie bronnen: integrale persoonsbestanden van de Gemeentelijke Sociale Diensten, de EBB en de integrale persoonsbestanden van de arbeidsbureaus.

XNoot
5

Over de oorzaken van het niet opgeven van een uitkering kan men zonder verdere gerichte vraagstelling aan de respondenten slechts speculeren, mogelijke redenen zijn:

– het hebben van schaamtegevoelens;

– het hebben van een deeltijdbaan met aanvullende uitkering waarbij men zich primair als werkend afficheert;

– het zich bevinden in een overgangssituatie van uitkering naar betaald werk of vice versa;

– het niet willen vermelden van een uitkering naast betaald werk ofwel (witte) fraude.

Naar boven