nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 18 april 1995
In de brief van mijn ambtsvoorgangster van 27 augustus 1993 (22 800
XII, nr. 53) bent u geïnformeerd over de tracé-/m.e.r.-procedure
welke voor de «Tweede Coentunnel» zou worden gevolgd
en de oorzaken die daaraan ten grondslag lagen.
In deze brief is ook het Hoofdwegennet Regio Schiphol aan de orde gesteld.
De reden hiervoor is dat er een koppeling bestaat tussen de in het recente
verleden genomen besluit over het Hoofdwegennet Regio Schiphol (HRS) enerzijds
en verbreding van de Coentunnel anderzijds. Deze wordt veroorzaakt door het
feit dat de adviezen door commissie-m.e.r. en Raad van de Waterstaat ten behoeve
van het destijds vastgestelde tracé-besluit (HRS) waren gebaseerd op
de situatie dat de Tweede Coentunnel zou worden aangelegd. Vervolgens is in
de brief gesteld dat, ondanks het feit dat de tracéwet-procedure voor
de tunnel door middel van een tracé-besluit (nog) niet is afgerond,
er in de huidige situatie echter alle aanleiding is om door te gaan met de
voorbereidende werkzaamheden (onder meer ten behoeve van planologische inpassing
en aanleg) voor de Hoofdwegenstructuur Regio Schiphol. Tot slot is gesteld
dat goedkeuring door de Kroon van de betreffende bestemmingsplannen en de
start van de aanlegwerkzaamheden van het Hoofdwegennet Regio Schiphol (HRS)
ook (al) kan plaatsvinden als de komende tijd blijkt dat bepaalde projectonderdelen
onafhankelijk van een Tweede Coentunnel noodzakelijk zijn en kunnen functioneren.
Uitvoering van onderdelen van het tracébesluit HRS kan onder deze voorwaarden
plaats vinden vooruitlopend op een besluit over eventuele uitbreiding van
de Coentunnel.
Inmiddels wordt het tracébesluit Hoofdwegennet Regio Schiphol nader
uitgewerkt in het project «Lijndenhoek».
Met zorg wordt geconstateerd dat momenteel reeds de verkeersdruk op de
A4 en de A9 toeneemt, onder meer door de groei van de luchthaven Schiphol;
de hoeveelheid file neemt toe.
In het kader van het project Lijndenhoek is een onderzoek uitgevoerd naar
de verkeerskundige relatie tussen de Coentunnel en het hoofd-wegennet
in de regio Schiphol te weten de A4, de A9 en deVerlengde Westrandweg
(het wegvak tussen de A4 en de A9). Hieruit is onder meer naar voren gekomen
dat op de A4 de congestienormen (zullen) worden overschreden met of zonder
uitbreiding van de Coentunnel. Het al dan niet uitbreiden van de tunnel heeft
omgekeerd slechts een beperkte invloed op de hoeveelheid verkeer en de verkeersafwikkeling
op de A4. De verkeersbelasting op de A4 wordt niet belangrijk beïnvloed
indien de groeiverwachtingen van Schiphol (PMMS) niet worden gehaald. Een
soortgelijke conclusie wordt getrokken ten aanzien van de noodzaak van de
verbreding van de A9 (passage Badhoevedorp). De tracéwet-procedure
welke voor dit wegvak wordt gevolgd betreft de tracering (wegomlegging).
Uit het onderzoek is eveneens naar voren gekomen dat ook zonder de uitbreiding
van de Coentunnel aanleg van de Verlengde Westrandweg noodzakelijk
blijft. Het al dan niet uitbreiden van de tunnel heeft slechts een beperkte
invloed op de hoeveelheid verkeer en de verkeersafwikkeling op deze weg.
Zoals in de brief van 27 augustus 1993 is gesteld kan de start van de
(aanleg)werkzaamheden van het Hoofdwegennet Regio Schiphol (A4, A9 en de Verlengde Westrandweg) plaatsvinden voordat het tracébesluit
inzake de Capaciteitsuitbreiding Coentunnel is vastgesteld als blijkt dat
bepaalde projectonderdelen onafhankelijk van een Tweede Coentunnel noodzakelijk
zijn en kunnen functioneren.
Uit het onderzoek is gebleken dat alle projectonderdelen onafhankelijk
van een uitbreiding van de Coentunnel noodzakelijk zijn en kunnen functioneren.
Derhalve ben ik tot de conclusie gekomen dat uitvoering van het tracébesluit
HRS plaats kan vinden zonder dat duidelijkheid bestaat over uitbreiding van
de Coentunnel en aanleg van de Westrandweg (het wegvak tussen de Coentunnel
en de A9). De voorwaardelijke koppeling tussen de capaciteitsuitbreiding Coentunnel
en het project Hoofdwegennet Schiphol is hiermee komen te vervallen.
Ik verzoek u het bijgevoegde rapport ter inzage te leggen voor de leden
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.1
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink