nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 februari 1995
Hierbij doe ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken
en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, toekomen de
eindrapportage betreffende de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen
over de Westerschelde van de begeleidingscommissie van het betreffende onderzoek.1
Bij brief van 18 oktober 1993 (23 400-XII, nr. 6), heb ik u de tussenrapportage
van hetzelfde onderzoek doen toekomen.
De belangrijkste conclusie van het rapport is dat er op enkele plaatsen
knelpunten zijn met betrekking tot het risico op de oevers van de Westerschelde,
ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen. Deze knelpunten zijn
wezenlijk groter dan de knelpunten langs de andere hoofdvaarwegen, welke samengevat
zijn in de rapportage «Risico analyse hoofdvaarwegen», die in
maart 1994 aan de Tweede Kamer is aangeboden.
In de afgelopen jaren zijn voor de andere hoofdtransportroutes de volgende algemene gedragslijnen ontwikkeld:
1. Bestaande knelpunten (kwetsbare bestemmingen in gebieden met een hoger
individueel risiconiveau dan 10–6 per jaar) met prioriteit
zover mogelijk door middel van bronmaatregelen oplossen.
2. Geen nieuwe situaties creëren waardoor bestemmingen (structureel)
in een gebied komen te liggen met een individueel risiconiveau hoger dan 10–6 per jaar.
3. Een verdere verhoging van een relatief hoog groepsrisico (het risico
dat bij een calamiteit een groot aantal personen in één keer
overlijdt) voorkomen.
4. Verder reduceren van het risico voor zover als redelijkerwijs mogelijk
is.
5. Preparatieve maatregelen voor de rampbestrijding nemen op basis van
de mogelijke effecten van ongevallen met gevaarlijke stoffen op de transportroute.
In verband met de geconstateerde relatief hoge risico's van het vervoer
van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde acht ik nader ambtelijk overleg,
uitmondend in een bestuurlijk overleg, over de consequenties van de bovengenoemde
gedragslijnen voor het gebied rond de Westerschelde noodzakelijk. Ik heb inmiddels
Gedeputeerde Staten van Zeeland gevraagd en bereid gevonden dit overleg te
organiseren.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink