Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900-XI nr. 73 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1994-1995 | 23900-XI nr. 73 |
Vastgesteld 6 juli 1995
De vaste commissies van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 15 juni 1995 algemeen overleg gevoerd met minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de dioxine-uitstoot van de verbrandingsinstallatie Avira te Duiven, mede in relatie tot het Besluit luchtemissies afvalverbranding van 7 januari 1993.
Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Dijksma (PvdA) benadrukte dat in dit overleg niet alleen over afvalverbranding moet worden gesproken en dat telkens als de afvalproblematiek aan de orde is moet worden gehamerd op de noodzaak van preventie en hergebruik. In de ladder van Lansink staat verbranden altijd nog boven storten, maar vanwege de risico's bij verbranding, zoals de diffuse verspreiding van allerhande ongewenste stoffen, mag men niet gewend raken aan de opvatting dat verbranden het afvalprobleem oplost. Er moet daarom worden doorgegaan met het zoeken naar nieuwe verwerkingstechnieken (bijvoorbeeld vergisten).
Mevrouw Dijksma wilde allereerst de loftrompet steken over de reductie van de dioxine-uitstoot door afvalverbrandingsinstallaties. Het TNO-rapport «Emmissiereductie afvalverbranding 1990–1995» toont een vermindering van 611 gram dioxine in 1990 tot een schamele 7 gram in 1995. Deze cijfers mogen echter niet leiden tot een lichtzinnige beschouwing van overschrijding van wettelijke normen. Immers, als alle afvalverbrandingsinstallaties de jaarnorm van 0,5 gram zouden halen, zou slechts 3,5 gram in de Nederlandse lucht terecht komen, terwijl bedoeld TNO-rapport de dubbele hoeveelheid voorziet. Bovendien, als de ene AVI onder de norm blijft, is dat geen reden om een AVI die de normen overschrijdt haar gang te laten gaan.
De TNO-cijfers zijn mooi en hopelijk in hoge mate realistisch. Echter, het rapport biedt geen inzicht in de gewichtsgemiddelden van allerhande beroerde stoffen per ton verbrand afval. Dat is niet direct te vergelijken met de emmissienormen van het Besluit luchtemissies afvalverbranding (BLA). Die normen staan immers uitgedrukt in microgram per m3 lucht. Is de minister van VROM al in de gelegenheid geweest om de TNO-cijfers te vergelijken met de BLA-normen? Buiten kijf staat overigens dat de dioxine-reductie van 99% ten opzichte van 1990 een prestatie is die lof verdient. De vele gemeenschapsgelden zijn goed besteed!
De BLA-normen moeten de doelstelling van de bescherming van de volksgezondheid op een milieuhygiënisch verantwoorde en bovendien economisch haalbare manier binnen bereik brengen. De kwantitatieve normen zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis. De huidige opvattingen over giftigheid van dioxine worden echter niet door iedereen gedeeld. Tegenover het basisdocument «Dioxine» van het RIVM schreef de Stichting gezondheid en milieu dat dioxine veel schadelijker is dan sommigen denken. Daarnaast is er sprake van voortschrijdend inzicht. Zo accepteerde in juli 1991 het ministerie van WVC op gezag van deskundigen van de Wereldgezondheidsorganisatie een soepeler norm voor de dagelijks aanvaardbare inname van dioxine. Er circuleren nu echter weer somberder berichten van het EPA over de giftigheid van dioxine en over de kankerverwekkende eigenschappen ervan. Langzamerhand doet men kennis op over de synergie van dioxine met andere stoffen, vooral PCB's. Hoe staat het met het door de minister van VWS gevraagde advies aan de Gezondheidsraad over dioxine en wanneer is het nieuwe dioxinerapport van het RIVM te verwachten? Mevrouw Dijksma wenste geen enkel risico of gezondheidsprobleem te bagatelliseren, maar in de discussie over dioxine moet men zich wel realiseren dat de mens vooral via de voeding de verderfelijke dioxines binnenkrijgt.
Hoe betwist wellicht ook, in 1993 zijn voor de dioxine-uitstoot door AVI's normen verankerd die streng doch rechtvaardig mogen worden genoemd. Ze zijn de strengste van de hele wereld, zonder daarbij overigens strijdig te zijn met de EG-richtlijnen. Ze zijn rechtvaardig omdat overeenkomstig het Alara-principe uitzonderingen mogelijk zijn. Het bevoegd gezag mag afwijken van het voorschrift van de norm van 0,1 nano-gram «voor zover naar zijn oordeel de inrichting, gezien de stand der techniek, niet of alleen tegen extreem hoge kosten zodanig kan worden aangepast of verbouwd dat aan het voorschrift kan worden voldaan» (BLA).
Vóór 1991 was er een norm voor de toegestane dagelijkse inname. De achtergrondbelasting bedroeg 120 picogram. Onder auspiciën van de Wereldgezondheidsorganisatie is de norm voor die dagelijkse inname echter verhoogd. Uit het antwoord van de minister van VWS op schriftelijke vragen van de heer Mateman valt op te maken dat de strenge norm van 0,1 nanogram vooral de achtergrondbelasting omlaag moet brengen. Het TNO-rapport concludeert dat het aandeel van AVI's aan de landelijke emissie van dioxinen is gedaald van circa 79% in 1991 tot circa 10% in 1995. Eerder schreef regionaal inspecteur van de volksgezondheid Klein aan gedeputeerde staten van Gelderland dat de bijdrage van de uit de Nederlandse AVI's uitgestoten dioxine aan de gemiddelde hoeveelheid waaraan de Nederlandse burger wordt blootgesteld minder dan 1% bedraagt.
Dit alles levert de volgende vragen op: Hoe uitzonderlijk is de Nederlandse norm? (De mondiale normstelling varieert nogal). Wat zijn de gevolgen voor de emissienormen van het BLA als de dioxinenorm van de WHO wordt veranderd? Hoeveel zal de achtergrondbelasting in 1995 lager zijn als zo'n belangrijke bron als de AVI's drastisch minder uitstoten? Ook was mevrouw Dijksma benieuwd naar het antwoord op de vraag of er voor andere AVI's afwijkingen van de 0,4-norm zijn toegestaan. Uit het TNO-rapport blijkt dat er AVI's zijn die niet aan de norm voldoen: AVR Rotterdam/Botlek met 3 gram, Gevudo Dordrecht met 1,7 gram en Roteb Rotterdam met 0,7 gram.
Is er een overzicht beschikbaar van de resultaten van alle AVI's van de metingen na drie maanden na de ingangsdatum van de nieuwe normen? Over Avira bijvoorbeeld meldt de ene bron (Copius Peereboom in het blad Natuur en Milieu) dat er overschrijding plaatsvindt, terwijl de Avira-directeur in De Gelderlander van 2 juni jl. liet noteren dat in Amsterdam de uitstoot ruim onder de 0,1 ligt. Ook het TNO-rapport laat Avira onder de jaarnorm liggen.
Wat betreft Avira hebben partijen elkaar voor de Raad van State getroffen en de commissies zijn vandaag niet bijeen om een oordeel uit te spreken over een besluit van de rechterlijke macht.
De PvdA laat de ladder van Lansink overeind staan. Als echter de wettelijke dioxinenorm niet wordt gehaald, moet de oven (dus niet de hele installatie) dicht. Dit standpunt behelst geen algehele afwijzing van verbranden. De milieuhygiënische voorwaarden, zoals die tot uitdrukking komen in de emissienormen maar ook in de aanvullende eisen ten aanzien van bijvoorbeeld de opslag van vliegas, wil de PvdA overeind houden. In een dergelijk geval ziet de PvdA af van verbranding nu.
Hoe oordeelt de minister over de volgende next best-oplossingen? De eerste is definitief storten, hoewel deze oplossing niet oneindig is. De tweede is om in afwachting van verantwoorde verbranding te storten. De ladder van Lansink vereist de tweede mogelijkheid.
Ten slotte merkte mevrouw Dijksma op dat het dioxinevraagstuk in de juiste proporties moet worden beoordeeld. Er zit meer belasting in het voedsel dan in de lucht, terwijl de bijdrage van de AVI's aan de verontreiniging van de lucht drastisch is afgenomen. Desalniettemin bepleitte zij sluiting van een oven die de normen overschrijdt. Handhaving van milieubeleid mag immers geen ondergeschoven kind zijn.
Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) constateerde dat dankzij een investering van een paar miljard gulden in vijf jaar tijd het verbranden van afval aanzienlijk schoner is geworden: reducties van 65% van stikstofoxyden en 99% van giftige dioxinen (TNO-onderzoek). De Vereniging van Afvalverwerkers (VVAV) verwacht dat in 2000 nog maar 2 tot 3 gram dioxine per jaar uit de oven ontsnapt, hetgeen ten opzichte van 1995 ongeveer een halvering is. Een ander voordeel is dat de afvalovens steeds meer elektriciteit leveren; 80% van het stroomverbruik in Amsterdam kan dit jaar worden gehaald uit elektriciteit die bij afvalverbranding vrijkomt. Tevens is hierdoor de uitstoot van CO2 door elektriciteitscentrales afgenomen met 1 miljoen ton.
Het is echter nog te vroeg om te juichen. De indruk wordt gewekt dat alle AVI's in Nederland nagenoeg voldoen aan de emissiegrenswaarden van het BLA. Ook de VVAV heeft tijdens de presentatie van het TNO-rapport gesteld dat alle in gebruik zijnde AVI's voldoen aan de BLA-normen en dat de ovenlijnen I en III van Avira ook aan de grenswaarden voor dioxine voldoen. De emissiemetingen die in opdracht van de AVI-exploitanten zijn verricht, wijzen echter uit dat de AVI's nog niet voldoen aan de grenswaarden voor stikstofoxyden en dioxine.
De jongste door Avira beschikbaar gestelde emissiegegevens van dioxinen in maart dit jaar laten een verontrustend beeld zien. Bij oven I zijn waarden gemeten die 1,8 tot 3 maal hoger zijn dan de BLA-grenswaarde, terwijl de waarden bij oven III 4,6 tot 5 maal hoger zijn dan is toegestaan.
De minister heeft tijdens een algemeen overleg over afvalverwerking gezegd dat alle AVI's aan de normen voldoen. Hanteerde de minister bij die uitspraak de grenswaarde van het BLA of hanteerde zij de ruimere norm waarbij sprake is van een geoorloofde overschrijding van de norm van 96 uur per jaar? Is de minister op de hoogte van de door Avira in maart beschikbaar gestelde emissiegegevens waaruit blijkt dat de ovens I en III de grenswaarde overschrijden?
Het is de vraag of in het TNO-rapport voldoende rekening is gehouden met storing in de rookgasreiniging van de AVI's. Rookgasfilters worden namelijk veelvuldig uitgeschakeld bij storingen waardoor verbranding van afvalstoffen plaatsvindt zonder adequate zuivering. De VVAV erkende dat sommige AVI's in 1994 te kampen hadden met storingen; deze problemen zouden nu zijn opgelost. De Milieudienst Rijnmond meldt echter storingsgegevens van de AVR over het eerste kwartaal van 1995 waaruit blijkt dat de rookgasreiniging nog steeds te kampen heeft met storingen. In totaal heeft 293 uur verbranding van afval bij de AVR plaatsgevonden zonder adequate rookgasreiniging. Per ovenlijn verschillen de aantallen uren van 29 tot 77 uur, waarbij dus per ovenlijn de norm van 96 uur niet wordt overschreden. Kent de minister deze storingsgegevens en kan zij aangeven of bij de maximaal toegestane overschrijding van 96 uur per jaar ook rekening wordt gehouden met cumulatie-effecten, zoals bij de AVR die in totaal 293 uur zonder rookgasreiniging heeft verbrand, maar per ovenlijn de normen niet heeft overschreden?
De regio Arnhem heeft plannen om de tweede oven van Avira weer in gebruik te nemen. Dankzij een bijstelling van het actief-koolinspuitingssysteem is de dioxine-uitstoot gedaald. De inspanningsverplichting van 0,25 nanogram per m3, die door de provincie was opgesteld, wordt hierdoor genaderd. Ombouw van oven 2 maakt het mogelijk om deze aan te sluiten op de stadsverwarming van Duiven en Westervoort. Dit leidt tot een optimalere verbranding en een positieve invloed op de dioxine-uitstoot. Steunt de minister de plannen van de regio Arnhem?
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen AVI-vliegas (gevaarlijk afval) en vliegas van (kolengestookte) elektriciteitscentrales. Op dit moment wordt vliegas toegepast in asfalt, maar er zijn plannen om het vliegas ook te gaan gebruiken in bakstenen. Mevrouw Augusteijn meende dat hier sprake is van een levensgevaarlijke ontwikkeling. Hoe denkt de minister een goed overzicht te krijgen en te behouden van de verspreiding van AVI-vliegas over cementverwerkers, die het vliegas toepassen in asfalt en mogelijk dus ook in bakstenen?
AVI-vliegas wordt in een C2-deponie gestort. Op dit punt doen zich geen capaciteitsproblemen voor en de vraag is dus of uitbreiding wel gewenst is. Wordt er voldoende controle uitgeoefend op het storten van vliegas in de C2-deponieën en is de minister bekend met het feit dat vliegas ook op gewone stortplaatsen terecht komt? Welke maatregelen denkt zij daartegen te nemen?
De EPA heeft in de afgelopen drie jaar de resultaten van een groot aantal dioxine-onderzoeken geëvalueerd. De alarmerende resultaten van deze evaluatie zijn nog niet beoordeeld voor de Nederlandse situatie. Op korte termijn dient echter duidelijk te zijn of het Nederlandse dioxine-beleid moet worden herzien. Kan de minister van VWS aangeven wat er met de resultaten van het EPA-onderzoek in Nederland wordt gedaan? Zij heeft terecht te kennen gegeven pas maatregelen te zullen nemen als de Gezondheidsraad met een standpunt over gezondheidseffecten van dioxine komt. Ook vond mevrouw Augusteijn het een zinvolle gedachte om een systeem van gezondheidseffectrapportage te ontwikkelen ten aanzien van onder andere de beleidsvoornemens van andere departementen. Een dergelijke screening zou ook moeten worden toegepast op AVI's als de Avira in Duiven.
Mevrouw Vos (GroenLinks) zei indertijd zeer verontrust te zijn geweest over het dioxinegehalte in het bloed van mevrouw Ketz en van haar dieren en ook door het feit dat de GG&GD Nijmegen aanleiding zag om een gezondheidsonderzoek in te stellen in Weurt. Tenslotte is het EPA-onderzoek ook niet erg geruststellend te noemen en hetzelfde geldt voor de antwoorden op schriftelijke vragen. Die antwoorden roepen zelfs de vraag op of minister Borst nog wel kan worden beschouwd als een gewetensvolle bewaker van naleving van de afgesproken normen. Met name haar antwoord dat de emissiegrenswaarde voor dioxinen is gebaseerd op technische haalbaarheid en aanzienlijk strenger is dan om redenen van gezondheidsrisico's noodzakelijk zou zijn, vond mevrouw Vos zeer verontrustend. Uit het BLA blijkt immers glashelder dat juist gezien de gezondheidsrisico's de afgesproken norm noodzakelijk is. De minister dient duidelijk uit te spreken hoe zij oordeelt over de BLA-grenswaarden. Als die waarden technisch haalbaar zijn, is er geen enkele reden er soepeler mee om te gaan.
Mevrouw Vos sloot zich aan bij de opmerkingen en vragen van mevrouw Augusteijn over het EPA-onderzoek naar de gevolgen van dioxine. Ook hieruit mag worden geconcludeerd dat alertheid op haar plaats is. In het door de Gezondheidsraad te verrichten onderzoek zou ook moeten worden gekeken naar de dioxine-uitstoot door afvalverbrandingsinstallaties. Het is wellicht nog maar de vraag of de norm van 0,1 nanogram/m3 afdoende is om de achtergrondsconcentratie terug te dringen. Zij wees er nog op dat de EPA ook vraagtekens plaatst bij de WHO-norm van 10 picogram dioxine per kilogram lichaamsgewicht.
Het is prima dat de dioxine-uitstoot sterk is verminderd, maar mevrouw Vos had uit vertrouwelijke bron vernomen dat de afvalverbrandingsinstallaties nog steeds boven de grenswaarde van 0,1 nanogram zitten zonder dat daarvoor vergunning is gegeven. Is de minister van mening dat 0,1 nanogram een haalbare norm is? Mevrouw Vos zei de indruk te hebben dat dit inderdaad het geval is, maar dat veel afvalverbrandingsinstallaties de technische mogelijkheden niet optimaal benutten. Zij sloot zich ook aan bij de vragen van mevrouw Augusteijn over het verschijnsel van de storingen.
De minister van VROM heeft in antwoord op schriftelijke vragen te kennen gegeven dat niet vaststaat dat de problemen van mevrouw Ketz samenhangen met de Avira. Het dioxine-profiel in het bloed van mevrouw Ketz heeft echter onmiskenbaar van doen met de aanwezigheid van een AVI. Ook plaatste mevrouw Vos een vraagteken bij de uitspraak van de minister dat er geen reden is om een bevolkingsgezondheidsonderzoek te laten verrichten. Er moet toch worden geredeneerd vanuit het gezondheidsbelang, dat zo nodig aanleiding geeft tot verdergaande stappen?
Ten slotte benadrukte mevrouw Vos het zeer gewenst te vinden dat de ministers snel met een visie op de chloorproblematiek en het gesloten ketenbeheer komen opdat aan de aanpak bij de bron beter gestalte kan worden gegeven. Zij vond dat absoluut moet worden vastgehouden aan de norm van 0,1 nanogram. Ovens die niet voldoen aan de BLA-emissienormen moeten niet worden gerenoveerd, maar gesloten.
De heer Poppe (SP) betoogde dat begin jaren zeventig al een alarmerend rapport voorlag over dioxinen en furanen die vrijkwamen bij afvalverbrandingsinstallaties. Het heeft toch nog lang geduurd voordat de overheid actie ondernam. Er is consensus over de vraag welke dioxinen het meest schadelijk zijn en dus dient de vraag te worden gesteld welke dioxine er eigenlijk wordt gemeten. Er is daarentegen geen wetenschappelijke consensus over de directe gezondheidsbedreigende aspecten. Het leek de heer Poppe dan ook noodzakelijk om op basis van literatuuronderzoek in ieder geval in Nederland tot consensus op dit punt te komen. Dan zullen de min of meer vage onrustgevoelens geheel of gedeeltelijk kunnen worden weggenomen. Als duidelijk is dat bepaalde stoffen zeer slecht zijn voor mens en milieu, maar het is niet goed te bepalen in welke concentraties de gevaren het grootst zijn, dan moet worden besloten dat er geen uitstoot mag plaatsvinden totdat er volstrekte zekerheid bestaat. Wat dit betreft zou de norm van 0,1 nanogram/m3 eigenlijk op 0 moeten worden gesteld.
Het aanbrengen van peperdure rookgasreinigers die verhaald worden op de kleingebruikers maar waarvan ook geconstateerd moet worden dat ze bepaalde stoffen er niet uit halen, is natuurlijk een verkeerde optie. Van meer belang is bestrijding aan de bron; in dit geval betekent dit dat de chloorproduktie wordt aangepakt. Hoe oordelen de ministers hierover?
Sommige reststoffen van afvalverbrandingsinstallaties mogen onder bepaalde voorwaarden al worden gebruikt als bouwstoffen. Dat gaat mogelijkerwijs ook gebeuren met vliegas. Zijn er onderzoeken gedaan naar de concentraties van dioxinen in vliegas en naar de gezondheidsaspecten van verwerking in bouwstoffen?
Verbranden mag zeer zeker niet worden beschouwd als de eindoplossing. Het is immers voor een belangrijk deel volumevermindering, terwijl er allerlei vervelende stoffen met hoge giftige concentraties over blijven. Het wordt dan ook hoog tijd om meer werk te maken van het onderzoek naar alternatieve methoden, bijvoorbeeld vergisten.
Ten slotte vroeg de heer Poppe of al een gezondheidsonderzoek heeft plaatsgevonden bij bewoners rondom een afvalverbrandingsinstallatie. Het zou interessant zijn te weten of de concentraties dioxinen in de vetweefsels van deze mensen hoger zijn dan van mensen die op de hei wonen.
De heer Klein Molekamp (VVD) zei allereerst dat zijn fractie alle vertrouwen in minister Borst heeft als hoedster van de volksgezondheid in Nederland.
Vervelend is dat er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de schadelijke volksgezondheidsaspecten van dioxinen. In antwoord op vragen van de heer Mateman zegt de minister dat de normen scherper zijn dan uit overwegingen van volksgezondheid nodig is. Inmiddels ligt er echter ook een onderzoek als dat van de EPA waarin een ander licht op de effecten van dioxinen wordt geworpen. Ook de heer Klein Molekamp stelde prijs op een advies van de Gezondheidsraad opdat zo snel mogelijk meer duidelijkheid op dit punt wordt geschapen. Dan zal misschien ook duidelijk worden of de dioxine die bij mevrouw Ketz is aangetroffen dezelfde dioxine is die Avira uitstoot. Deelt de minister de uitspraak van het RIVM dat mevrouw Ketz in vergelijking met andere Nederlanders geen verhoogd dioxinegehalte in het bloed heeft?
Hoe oordeelt de minister over de uitspraak van ministerieel medewerker Anema dat de beste voorzorgsmaatregel is dat moeders hun kinderen geen borstvoeding meer geven? De heer Klein Molekamp ging ervan uit dat deze ambtenaar verkeerd is geciteerd.
De Avira voldoet kennelijk aan de norm van 0,4 nanogram van het BLA, terwijl het de bedoeling is dat te zijner tijd de norm van 0,25 wordt gehaald. Er doen zich echter nog problemen voor bij ovenlijn II. Is te verwachten dat na renovatie de reductie in korte tijd drastisch zal worden gereduceerd?
Moet het plan van aanpak ertoe leiden dat uiteindelijk alle afvalverbrandingsinstallaties voldoen aan de Nederlandse normen? Ook vroeg de heer Klein Molekamp of de provincie Gelderland aanzienlijk scherpere normen hanteert bij de renovatie van oven II van Avira dan de nationale overheid en andere provincies. Zo ja, vindt de minister ook niet dat er gestreefd moet worden naar eenduidigheid op dit punt? De heer Klein Molekamp gaf er de voorkeur aan de resultaten van het overleg tussen Gelderland en Avira af te wachten. Duidelijk is wel dat Avira zeer hoge investeringen zal moeten plegen om te kunnen voldoen aan de normen. Ten slotte vroeg hij of er sprake is van een zekere concurrentievervalsing in die zin dat aan afvalverbrandingsinstallaties strengere normen wat betreft de dioxine-uitstoot worden opgelegd dan aan bijvoorbeeld elektriciteitscentrales.
De heer Lansink (CDA) sloot zich aan bij de vragen van mevrouw Vos. De antwoorden op schriftelijke vragen van de heer Mateman en daarna mevrouw Vos waren nogal laconiek. Minister Borst antwoordde de heer Mateman o.a. dat de normen van het BLA'93 aanzienlijk strenger zijn dan op grond van de gezondheidsrisico's noodzakelijk is en dat er nog geen meetresultaten zijn om de uitspraak van de Stichting gezondheid en milieu te ondersteunen. Mevrouw Vos werd meegedeeld dat de dioxineconcentraties zich ruim binnen de spreiding bevinden en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.
Sinds de beantwoording van die vragen is echter wel het een en ander gebeurd. Oven II is gedoofd na terechte bestuursdwang van de provincie Gelderland. De vraag is nu of en wanneer ovens I en III kunnen worden aangepast opdat zij op 1 januari 1996 kunnen voldoen aan de grenswaarde van 0,25 nanogram/m3 en te zijner tijd aan de richtwaarde van 0,1 nanogram/m3. Er is informatie voorhanden waaruit blijkt dat dit realiseerbaar moet zijn bij toepassing van de best technical means. Denkt de minister dat Avira erin zal slagen voor 1 juli 1995 de dioxine-uitstoot van ovens I en III terug te dringen? Wat gaat er gebeuren als dit niet lukt? Ook vroeg de heer Lansink hoe de bedoelde laconieke antwoorden van de ministers zich verhouden tot de pittige stellingname van het provinciaal bestuur.
De heer Lansink vroeg verder of de minister de Kamer kan voorzien van de jongste cijfers. De reductie tot 7 gram is natuurlijk een groot succes. Nagegaan zou moeten worden hoe die 7 gram is opgebouwd. Wat is bijvoorbeeld de invloed van by pass-installaties? Nu er op dit punt zoveel is bereikt en als dan ook nog de richtwaarde van 0,1 nanogram/m3 wordt gerealiseerd, wordt de vraag belangrijk wat andere bronnen doen.
Ten slotte wees de heer Lansink erop dat het EPA-rapport nog geen officiële status heeft. Desalniettemin sloot hij zich aan bij de vragen naar aanleiding van dit rapport.
Minister De Boer merkte allereerst op dat de cijfers uit het TNO-rapport enigszins afwijken van de in antwoorden op kamervragen vermelde cijfers. VROM ging uit van 1989, terwijl TNO zich baseerde op 1990. In 1989 bedroeg de totale dioxine-uitstoot 960 teq/m3 (voortaan grammen). Het aandeel van de AVI's hierin bedroeg 790 gram. In 1995 zal de totale dioxine-uitstoot nog slechts 110 gram bedragen waaraan de AVI's nog slechts 7 gram bijdragen. In 1985 waren de AVI's veruit de grootste emittenten, maar thans is hun bijdrage minder dan 7%. Als de AVI's voldoen aan het BLA'93 zal de uitstoot nog slechts 2 à 4 gram bedragen. Bij een verwachte totale dioxine-uitstoot in 2000 van circa 55 gram, zal het aandeel van de AVI's rond de 5% komen te liggen. Daarbij moet worden bedacht dat de verbrandingscapaciteit van de AVI's in die periode zal zijn verdubbeld.
De minister verklaarde verder dat er nog niet de gelegenheid is geweest het TNO-rapport aan een diepgaande analyse te onderwerpen. Zij zegde toe schriftelijk te zullen reageren zodra dat is gebeurd.
Het BLA schrijft voor nieuwe AVI's een norm van 0,1 nanogram/m3 en voor bestaande AVI's een norm van 0,1–0,4 nanogram/m3 voor. Als daaraan wordt voldaan, krijgt de AVI een vergunning. De provinciale overheid heeft overigens de mogelijkheid om binnen die marge een eigen afweging te maken. Voor nieuwe installaties is de 0,1 gram een volstrekt haalbare norm. Bij de meeste bestaande installaties is men erin geslaagd de norm van 0,4 gram te realiseren.
De provincie Zuid-Holland heeft een gedoogbeschikking afgegeven aan Gevudo. Daarbij wordt tot 1 januari 1997 een uitstoot van boven de 0,4-norm geaccepteerd. Vlak voordat de nationale normen werden aangescherpt, was deze oven geheel gerenoveerd. Van het bedrijf mocht niet worden gevraagd om direct na deze renovatie opnieuw zeer hoge investeringen te doen. Verbrandingslijn 1 had in juli 1994 een uitstoot van 3 nanogram en voor de verbrandingslijnen 2, 3 en 4 waren deze cijfers resp. 0,3, 0,6 en 2,6. De provincie is bevoegd gezag en heeft dus het recht om een gedoogbeschikking af te geven.
Ingaande op de vraag of de AVI's in Nederland voldoen aan de vergunningvereisten gaf de minister het volgende overzicht. De AVI-Alkmaar heeft een eis van 0,4 maar de nieuwe centrale zal een eis van 0,1 hebben, de GAVI-Amsterdam 0,3; de AVR, de Roteb, de (gesloten) installatie in Roosendaal, de toekomstige GAVI in Wijster, de in aanbouw zijnde installatie Twente en de ARN-Weurt 0,1 en de Avira tussen de 0,4 en 2,5.
Oven I van de Avira zou 1,8 tot driemaal te veel uitstoot en oven III 4 tot vijfmaal te veel uitstoot hebben. Deze meetresultaten zijn echter afgezet tegen de norm van 0,1 nanogram/m3, terwijl ze moeten worden vergeleken met de grenswaarde van de gedoogbeschikking: 0,4 nanogram. In dat geval voldoet oven I aan de eisen en laat oven III een lichte overschrijding zien. Het provinciaal bestuur verwacht dat oven III binnenkort aan de eisen zal voldoen door het verder inregelen van de rookgasreinigingsinstallatie. Zeer binnenkort moet de Avira de provincie hierover nader informeren. Aan de provincie is een plan van aanpak overhandigd dat voorziet in het weer in gebruik nemen van ovenlijn II op basis van de gedoogbeschikking die dezelfde eisen kent als het BLA.
Het BLA voorziet in de mogelijkheid dat een AVI maximaal 96 uur mag draaien zonder gebruik te maken van een rookgasreinigingsinstallatie, bijvoorbeeld als zich onvoorziene en ongewone omstandigheden voordoen. Die norm geldt voor elk van de vier lijnen van de gehele installatie en niet voor de afzonderlijke ovenlijnen. De Milieudienst Rijnmond (het bevoegd gezag) zal ongetwijfeld beschikken over storingsgegevens van de AVR. De rijksinspectie ziet geen enkele reden om in te grijpen bij de AVR.
Als AVI-vliegas wordt toegepast in bakstenen, zal dat in ieder geval moeten gebeuren in het kader van het toekomstige bouwstoffenbesluit. Vooralsnog leek dit de minister milieuhygiënisch verantwoord; er is bepaald geen sprake van een levensgevaarlijke ontwikkeling. Het gebruik ervan zal worden geregistreerd. De minister zegde de heer Poppe toe schriftelijk te zullen antwoorden op zijn vraag naar de dioxineconcentraties in vliegas.
De enige C2-deponie in Nederland is niet bedoeld voor vliegas. Er zijn geen mono-deponieën beschikbaar, dus wordt storting van vliegas onder bijzondere voorwaarden op een beperkt aantal C3-deponieën toegestaan. Gewone stortplaatsen moeten voldoen aan de C3-eisen, zoals geformuleerd in het stortbesluit. Handhaving vindt plaats door de provincie en er is geen aanleiding voor verscherping van de controle.
Aan verbranden dient nog steeds de voorkeur te worden gegeven boven storten. De mogelijkheden van vergisting, waaraan nogal wat problemen vastzitten, worden nader bestudeerd. De nadelen van storten zijn: een eeuwigdurende nazorg, een buitengewoon ruimtebeslag, methaanemissies, geringe energieterugwinning en stankoverlast. Verbranden heeft als nadelen: produktie van AVI-reststoffen en emissies van zware metalen. De voordelen zijn: energieterugwinning, weinig ruimtebeslag en geen stankoverlast.
Als elektriciteitscentrales en cementovens afval willen stoken, waarbij emissies van dioxines zijn te verwachten, moet men voldoen aan het BLA.
Ten slotte zegde de minister toe binnen afzienbare termijn met een kabinetsstandpunt over de chloorproblematiek te komen.
Minister Borst-Eilers meende dat uit het feit dat de Gezondheidsraad in het verleden en nu als het ware werd en wordt bestookt met adviesaanvragen over het dioxinevraagstuk kan worden afgeleid dat ook de overheid zich zorgen maakt over de gezondheidsaspecten van dit vraagstuk. Er is binnen het kabinet geen enkel verschil van mening over de noodzaak de dioxine-uitstoot terug te brengen tot een verantwoord niveau.
Proefdierexperimenten hebben aangetoond dat langdurige blootstelling aan hoge doses dioxine kunnen leiden tot kanker. Uit proeven met menselijk erfelijk materiaal blijkt dat dioxinen kankerverwekkende stoffen zijn van de tweede categorie, dat wil zeggen dat niet vanaf het eerste molecuul dioxine genetisch materiaal wordt beschadigd en dat er sprake is van een zekere drempelwaarde. Dit betekent dat het verantwoord is met een dergelijke waarde te werken en uiteraard wordt die waarde zo gekozen dat er een marge in zit.
De minister merkte vervolgens op dat het diverse malen aangehaalde EPA-rapport nog slechts een concept is. In de Verenigde Staten is over het concept een felle discussie opgelaaid en de definitieve versie zal voorlopig nog wel even op zich laten wachten. De Gezondheidsraad zal hopelijk in het door hem uit te brengen rapport dit najaar de definitieve conclusies van het EPA-rapport kunnen verwerken. Als dat niet mogelijk is, moet er maar een apart vervolg op komen. Als ze voorhanden zijn, zullen ook de conclusies van het grote moedermelkonderzoek worden meegenomen. Verder zal worden gekeken naar de samenhang tussen dioxinen en PCB's en zal de Gezondheidsraad ingaan op de vraag of het verantwoord is een drempelwaarde te hanteren.
Het RIVM-rapport met een bundeling van de resultaten van onderzoek naar dioxine in voeding zal waarschijnlijk medio 1996 worden uitgebracht.
Als de methoden en instrumenten van de gezondheidseffectrapportage voldoende vorm en inhoud hebben gekregen, zullen ze ongetwijfeld ook op de onderhavige problematiek kunnen worden toegepast. Elke collega-minister zal worden «lastiggevallen» met het verzoek in voorkomende gevallen een dergelijke gezondheidseffectrapportage op te stellen.
De antwoorden op vragen van de heer Mateman zijn inderdaad nogal ongelukkig geformuleerd met alle misverstanden vandien. Bedoeld is te zeggen dat de BLA-emissiegrenswaarde aanzienlijk strenger is dan uit een oogpunt van gezondheidsrisico's sec nodig is, als geen rekening wordt gehouden met het achtergrondniveau. Toch staat het kabinet van harte achter die norm omdat het achtergrondniveau van dioxines te hoog is; hoge eisen aan de belangrijkste emittenten kunnen een bijdrage leveren aan het terugdringen ervan. Als het zo goed gaat met het terugdringen van de dioxine-uitstoot, zoals het TNO-rapport aangeeft, wordt het wellicht des te belangrijker dat achtergrondniveau in ogenschouw te nemen. Er waait nogal wat troep de grens over en internationale samenwerking is wat dit betreft onontbeerlijk.
Er zijn door de GG&GD in Arnhem inderdaad terecht activiteiten ontplooid nu de bevolking in Lathum en Weurt opvallend veel klachten heeft. Het onderzoek is nog niet afgerond, maar het blijft moeilijk de resultaten goed te interpreteren. Als een gezondheidsonderzoek wordt gedaan, bestaat de kans dat klachten ten onrechte onder een bepaalde paraplu worden gebracht. Toch blijft dit onderzoek nuttig en nodig. Wellicht zou eens een vergelijkend onderzoek moeten worden gedaan naar dioxineconcentraties in vetweefsel van mensen op de hei en van mensen die in de buurt van afvalverbrandingsinstallaties wonen. Helaas is dioxine heel lang aanwezig in het vetweefsel en bovendien wordt het doorgegeven aan volgende generaties.
Onderzoek heeft uitgewezen dat mevrouw Ketz en ook haar dieren meer dan gemiddelde dioxineconcentraties in hun bloed hebben, maar ook die waarden vallen binnen de spreiding. Opvallend is wel dat met name de hoger gechloreerde dioxines in hoge concentraties bij deze mevrouw aanwezig zijn. Dat zou kunnen wijzen op een vliegasblootstelling.
Ministerieel medewerker Anema heeft duidelijk gemaakt dat de voordelen van het geven van borstvoeding nog altijd groter zijn dan het nadeel dat tijdens de zoogperiode sprake is van een nogal hoge blootstelling aan dioxine. In het advies van de Gezondheidsraad zal ook aan dit aspect aandacht worden besteed. Borstvoeding is nog steeds verantwoord.
Mevrouw Dijksma (PvdA) vroeg hoe groot het probleem van de achtergrondbelasting nog is nu de afvalverbrandingsinstallaties de dioxine-uitstoot drastisch hebben teruggebracht.
Mevrouw Vos (GroenLinks) vroeg hoe de minister van VWS oordeelt over het pleidooi uit volksgezondheidskundige hoek om de dioxinenormen voor koemelk te verlagen. Zij vroeg zich af aan welke normen bijvoorbeeld geïmporteerde Belgische melk moet voldoen.
Mevrouw Vos zei blij te zijn dat ook de minister van VWS de waarde van gezondheidsonderzoeken in de nabijheid van AVI's inziet. De minister van VROM heeft in antwoord op schriftelijke vragen onomwonden gezegd geen aanleiding te zien voor bevolkingsgezondheidsonderzoeken. Is zij nog steeds die mening toegedaan?
De heer Klein Molekamp (VVD) stelde vast dat het antwoord van de minister van VROM bevestigt dat het wonen in de nabijheid van een AVI geen buitengewoon riskante aangelegenheid meer is. De AVI's hebben ontzettend veel geïnvesteerd om te kunnen voldoen aan de normen met als resultaat dat het spanningsveld tussen AVI's en de bevolking geen recht van bestaan meer heeft.
De heer Lansink (CDA) vroeg of er kwantitatief inzicht kan worden geboden in de achtergrondbelasting. Daarbij zou ook moeten worden aangegeven in hoeverre die andere bronnen kunnen worden aangepakt.
Minister De Boer antwoordde het gevraagde kwantitatieve inzicht in achtergrondconcentraties thans niet te kunnen bieden. Zij voegde hieraan toe dat in landsdelen zonder AVI de achtergrondconcentratie relatief hoog is als gevolg van invloeden uit het buitenland. Internationaal beleid is noodzakelijk en daarvoor wordt ook met een zekere regelmaat aandacht gevraagd in de Europese Milieuraad.
De minister verklaarde verder zich geheel aan te sluiten bij haar collega van VWS wat betreft de volksgezondheidsonderzoeken.
Minister Borst-Eilers ging ervan uit dat de Gezondheidsraad ook aandacht zal besteden aan de normen voor het dioxinegehalte in koemelk. In het algemeen geldt voor iedereen het advies, niet al te veel melkvet en vlees van grazende dieren te consumeren. De Inspectie gezondheidsbescherming heeft opdracht gekregen een onderzoek te starten naar de dioxinegehaltes van geïmporteerde zuivelprodukten.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Versnel-Schmitz
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Van Nieuwenhoven
De griffier van de vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Hillen
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Van Erp (VVD), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Verbugt (VVD), Aiking-van Wageningen (AOV), Poppe (SP), Gabor (CDA), Jorritsma-van Oosten (D66), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA).
Plv. leden: Biesheuvel (CDA), Blauw (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Bukman (CDA), Van de Camp (CDA), Oudkerk (PvdA), Fermina (D66), Valk (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Hendriks, Bijleveld-Schouten (CDA), Van 't Riet (D66), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Boers-Wijnberg (CDA).
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Schutte (GPV), De Korte (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), voorzitter, Van der Heijden (CDA), ondervoorzitter, Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Mulder-van Dam (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Middel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Nijpels-Hezemans (AOV), Fermina (D66), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Oudkerk (PvdA), Cherribi (VVD), Sterk (PvdA), Van Boxtel (D66), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD).
Plv. leden: Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Essers (VVD), Lilipaly (PvdA), Esselink (CDA), Rijpstra (VVD), Voûte-Droste (VVD), Smits (CDA), Dijksman (PvdA), Houda (PvdA), Beinema (CDA), Van den Bos (D66), Vreeman (PvdA), Rouvoet (RPF), Boogaard (AOV), Van Waning (D66), Sipkes (GroenLinks), De Jong (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), J. M. de Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Bremmer (CDA), Bakker (D66), Cornielje (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23900-XI-73.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.