23 900 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (VII) voor het jaar 1995

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 september 1995

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen gesteld door het lid van Uw Kamer, mevrouw Sipkes (GroenLinks) naar aanleiding van het verschijnen van het proefschrift over de Binnenlandse Veiligheidsdienst, gesteld in de vergadering van uw Kamer van 6 september jl.1

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Antwoorden van de Minister van Binnenlandse Zaken op vragen van het lid der Tweede Kamer, mevrouw Sipkes (GroenLinks) naar aanleiding van het verschijnen van het boek over de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD), gesteld in de vergadering van 6 september 1995

In de vergadering van uw Kamer op 6 september jl. heeft mevrouw Sipkes mij om een uitvoerige schriftelijke reactie gevraagd naar aanleiding van het verschijnen van het proefschrift van de heer Engelen over de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). In antwoord hierop deel ik u het volgende mede.

In november 1990 heeft wijlen minister Dales opdracht gegeven om op wetenschappelijk verantwoorde wijze vast te leggen hoe de BVD in het verleden heeft gefunctioneerd. Teneinde het wetenschappelijk karakter van de studie te waarborgen heeft zij een wetenschappelijke commissie in het leven geroepen die de auteur heeft begeleid bij het schrijven van het boek. Een ambtelijke begeleidingscommissie heeft er in opdracht van mijn voorgangster op toegezien, dat in het bijzonder de identiteit van informanten van de BVD geheim zouden blijven. Naar mijn oordeel is deze ambtelijke commissie in haar opdracht geslaagd. Op 18 september a.s. spreekt de promotiecommissie haar oordeel uit over het wetenschappelijk gehalte van het boek. Vanzelfsprekend komt de inhoud van het boek voor rekening van de schrijver.

Het boek beschrijft uitvoerig de wijze waarop de BVD in de jaren van 1945 tot 1967 zijn taken heeft vervuld. Deze taken waren vastgelegd in het Koninklijk besluit van 8 augustus 1949, dat tot 1972 van kracht was. Samengevat kwam de taak van de BVD erop neer dat de dienst de regering tijdig moest informeren over staatsgevaarlijke personen en extremistische stromingen, zowel ter linker- als ter rechterzijde van het politieke spectrum. Veel van de BVD-inspanningen richtten zich op de Communistische Partij van Nederland (CPN) en daarmee verwante organisaties.

Zoals in het Koninklijk besluit van 8 augustus 1949 was voorgeschreven, hield de leiding van de BVD de voor de dienst verantwoordelijke ministers doorlopend op de hoogte. Dat gold ook voor de methoden die de dienst gebruikte. Er was er in die jaren van een parlementaire controle op het gebruik van methoden en middelen door de BVD zoals wij die heden kennen nog geen sprake. Sindsdien is dat echter sterk veranderd. Zo is de controle door de Commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die door uw Kamer in 1952 in het leven is geroepen, steeds verder geïntensiveerd. Vanaf 1967 publiceert deze commissie openbare jaarverslagen van haar werkzaamheden. Tegenwoordig rapporteert de commissie jaarlijks omtrent haar bevindingen. Naar aanleiding van een motie van uw Kamer heeft de BVD in 1987 een formeel-wettelijke basis gekregen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waardoor veranderingen in de taakomschrijving alleen kunnen plaatsvinden met instemming van het parlement. In de loop der jaren is daarnaast de praktijk gegroeid om alle vooral operationele aspecten van de taakvervulling van de BVD met de Commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten te bespreken. Het is inmiddels gewoonte dat de regering van belang zijnde informatie, inclusief operationele gegevens, gevraagd maar ook ongevraagd ter kennis brengt van deze commissie. In vergelijking met andere landen steekt de huidige parlementaire controle op de BVD bepaald niet ongunstig af (Vgl II 1990-1991, 21 819 nr. 4). Om ook de Kamer als geheel beter in staat te stellen haar controlerende taak adequaat en systematisch uit te voeren, brengt de BVD sinds enkele jaren een openbaar jaarverslag uit. Hierin worden de activiteiten vermeld die de dienst in de verslagperiode heeft ontplooid. Verder worden hierin de toekomstige risico's gesignaleerd voor de binnenlandse veiligheidssituatie.

De BVD is een op moderne leest geschoeide en een inmiddels meer naar buiten gerichte organisatie, die in staat is professioneel in te spelen op zich snel wijzigende veiligheidsrisico's. Ik heb vastgesteld, dat de leiding en medewerkers van de BVD ervan doordrongen zijn dat verantwoording door en parlementaire controle op de dienst een vanzelfsprekende voorwaarde is in een democratische samenleving. Ik word dan ook regelmatig ingelicht over hetgeen van belang kan zijn. Binnen het ministerie participeert de BVD zoveel mogelijk in de gebruikelijke (controle)procedures en overlegstructuren. Zo maakt het hoofd van de BVD deel uit van de bestuursraad van mijn ministerie en volgt de BVD de departementale begrotingsprocedure. Een uitzondering hierop vormt de controle op de geheime begrotingsgelden. Deze gelden worden namens de minister gecontroleerd door het hoofd van de departementale accountantsdienst persoonlijk. Daarnaast is vanuit de Algemene Rekenkamer controle op de geheime gelden door de President van de Rekenkamer persoonlijk. Dit is ook wettelijk vastgelegd in de Comptabiliteitswet 1976. Met individuele klachten kan men sinds jaar en dag terecht bij de Nationale ombudsman. Met de ombudsman zijn afspraken gemaakt, die er op neer komen, dat hij inzage krijgt in alle informatie die hij nodig heeft om een klacht over de BVD adequaat te kunnen behandelen (Vlg. jaarverslag No. 1989) II 1989–1990, 21 478 nrs. 1–2, 236) en jaarverslag No. 1991 (II 1991–1992, 22 550, nrs. 1–2, p. 240). Onlangs nog is besloten de functie van de Ministeriële commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (MICIV) en het ambtelijk Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN) te versterken. Het blijft echter noodzakelijk om na te gaan of de taken, bevoegdheden en de controle op de BVD in overeenstemming zijn met de eisen van een nieuwe tijd. Ondanks de vorderingen die zijn geboekt, zie ik op het gebied van de controle nog ruimte voor verdere verbeteringen. Rechtsstatelijk gezien kunnen immers in het geheim uit te oefenen bevoegdheden niet genoeg onderworpen zijn aan extra waarborgen en controle.

Bij de publicatie van het boek heb ik mijn streven naar verdere verbetering ook naar voren gebracht. Ik heb daarbij gezegd te denken aan een inspectie-achtige constructie, waarin een aantal onafhankelijke mensen van buiten de BVD de bevoegdheid hebben om de BVD te controleren en daarover jaarlijks te rapporteren. Zo'n inspectie zou zowel aan mij als aan uw Kamer verslag kunnen uitbrengen. Dit is slechts een van de modaliteiten waarop de controle verder zou kunnen worden verbeterd. In de notitie die ik, mede namens mijn ambtgenoten van Algemene Zaken, van Defensie en van Justitie, op 18 april 1995 aan uw Kamer heb aangeboden en waarin een analyse wordt gegeven van de reikwijdte en de consequenties van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 16 juni 1994 over inzage in BVD-dossiers (II 1994–1995, 22 036, nr. 6), zijn in paragraaf 5 (kabinetsstandpunt) naast de mogelijkheid van een inspectie ook andere mogelijkheden genoemd. Ter uitvoering van dat kabinetsstandpunt wordt thans gewerkt aan een wetsvoorstel, waarin de controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een prominente plaats zal innemen. Hoe die controle en – in verband daarmee – de betreffende controlerende instantie er precies uit zal zien en over welke bevoegdheden in dat kader dient te worden beschikt, is echter nog voorwerp van studie. Het is immers zaak om daarbij te voldoen aan de eisen die hieraan worden gesteld door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volledigheidshalve herhaal ik hier, dat bij de komende wetswijziging ook de middelen die de dienst mag inzetten nader worden omschreven, evenals de omstandigheden waaronder deze kunnen worden ingezet.

Verder is mij nog gevraagd naar maatregelen om slachtoffers uit de onderzochte periode te ondersteunen. In tegenstelling tot mevrouw Sipkes zou ik niet van «slachtoffers» willen spreken als het gaat om personen die indertijd, vanwege het zogeheten ambtenarenvebod, niet de gewenste baan hebben gekregen. Een en ander was overeenkomstig het indertijd gevoerde kabinetsbeleid. De BVD heeft overeenkomstig zijn, door de politiek verantwoordelijke ministers voorgeschreven, taak over bepaalde personengegevens verzameld en in het verlengde hiervan instanties geïnformeerd. Het was de uitdrukkelijke bedoeling van de regering om met behulp van het ambtenarenverbod te bereiken dat in kwetsbare functies geen communisten werden aangesteld. Ik zie geen aanleiding maatregelen ter onderstuening van deze personen te treffen.

Ik hoop uw Kamer voldoende hiermee te hebben ingelicht.


XNoot
1

Zie Handelingen II, nr. 37, vergaderjaar 1994–1995.

Naar boven