23 900 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1995

nr. 24
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 juni 1995

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 8 juni 1995 overleg gevoerd met staatssecretaris Vermeend van Financiën over de mogelijkheid om bepaalde diensten onder het verlaagde BTW-tarief te laten vallen (23 900IXB, nr. 18).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Reitsma (CDA) steunde de staatssecretaris in zijn pogingen om in Europa een draagvlak te creëren voor het onder het verlaagde BTW-tarief brengen van arbeidsintensieve diensten en milieuvriendelijke produkten. Hoe staat het hiermee? Hij steunde het verzoek om de Commissie machtiging te vragen voor tijdelijke toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor schoenherstellers, maar verbaasde zich er gezien voorgaande discussies over dat een nauw verwante categorie als kledingreparateurs er niet bij is betrokken. Betreft het verzoek ook deze groep en zo neen, kan hij er alsnog in worden ondergebracht?

Uit persberichten begreep de heer Reitsma dat diverse wetswijzigingen c.q. ministeriële regelingen betreffende de BTW kunnen worden verwacht. Om welke voorstellen gaat het dan en wanneer moeten die in werking treden? Met name vroeg hij in dit verband aandacht voor voorstellen betreffende sport en cultuur, die in vorige algemene overleggen reeds uitvoerig aan de orde kwamen. Welke onderdelen van cultuur krijgen prioriteit bij de verdeling van de ruimte die moet worden gecreëerd via BTW-reparatiewetgeving? Omdat deze ruimte aanzienlijk groter blijkt dan was verwacht vroeg hij om in het licht van hetgeen hierover eerder reeds werd opgemerkt, te overwegen om de toegang tot attractieparken in het verlaagde BTW-tarief onder te brengen. Volgens een schrijven van de Club van Elf kost dit niet de door de vorige staatssecretaris van Financiën berekende 75 mln., maar zo'n 20 mln. Daarbij komt dat in Europa slechts Nederland en Duitsland voor deze categorie het hoge BTW-tarief hanteren, dat er volgens het bedrijfsleven wel degelijk sprake is van concurrentieverstoring en dat deze activiteit gerekend zou kunnen worden tot de arbeidsintensieve dienstverlening. Eveneens vroeg hij aandacht voor een schrijven van de Vereniging sociale advocatuur Nederland (VSAN) over concurrentievervalsing tengevolge van het achterwege laten van BTW-berekening voor dienstverlening door vakbonden, ANWB, stichtingen rechtsbijstand en rechtsbijstandsverzekeraars. Hij pleitte niet voor BTW-berekening over de dienstverlening van genoemde instanties, maar vernam wel graag of het door de VSAN geconstateerde niet op gespannen voet staat met Europese concurrentie-regelgeving. Ook vroeg hij een reactie op een brief van de Stichting Kijken, over verschillende BTW-berekeningen als vergelijkbare activiteiten worden ontplooid in boekhandels en galerieën. Ten slotte vroeg hij een reactie op berichten als zou Frankrijk BTW-vrijstelling geven voor projecten met oliewinning uit koolzaad.

Mevrouw Assen (CDA) was tevreden over de oplossing die door de staatssecretaris in zijn brief van 6 juni jl. (FIN-95-236) is geboden voor problemen rondom BTW-heffing in de thuiszorg. Zij vond het juist dat gelijke behandeling wordt gekoppeld aan het ontbreken van het recht op aftrek van voorbelasting. Naar analogie van de oplossing in de sector kinderopvang is gekozen voor een administratief voorschrift. Impliceert dit dat deze oplossing net als die voor de kinderopvang geldt voor één jaar? Wanneer komt er een wetswijziging die dit definitief maakt? Is het mogelijk om vooruitlopend op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie met wetswijziging te beginnen? Wanneer wordt overlegd met de sector en waar zal dit over gaan? Wie nemen deel aan het overleg?

Mevrouw Vos (Groenlinks) hoopte dat de Ecofin-raad zich nog voor komende Prinsjesdag zal buigen over de BTW-tariefsevaluatie. Hoe zou de Nederlandse interventie tijdens de Ecofin-raad van 22 mei jl. hebben geluid als dit onderwerp aan de orde was gekomen? Zou alleen het principe van een verlaagd BTW-tarief voor milieuvriendelijke produkten en arbeidsintensieve diensten aan de orde zijn gesteld, of zouden ook concrete voorstellen zijn gedaan? Zo ja, voor welke produkten en diensten? Rapporteert de werkgroep-Vergroening nog voor de zomer en zo ja, verwacht de staatssecretaris daaruit nog voorstellen te halen die kunnen worden ingebracht in de discussie over de BTW-tariefsevaluatie en een wijziging van de communautaire afspraken over de indeling van BTW-tarieven? Zij stemde in met het verzoek om machtiging voor tijdelijke toepassing van een verlaagd tarief voor schoenherstellers en vroeg om dit op korte termijn uit te breiden tot kledingherstellers, kappers, kringloopwinkels en -goederen, alsmede biologische landbouwprodukten. Zij bevestigde haar voorkeur om culturele prestaties (podiumkunsten, bioscopen en muziekscholen) en sportevenementen in het lage BTW-tarief onder te brengen. Zijn er nieuwe mogelijkheden voor een gunstige behandeling van muziekscholen? Zij was er niet blij mee dat de opbrengst van een BTW-verlaging voor culturele prestaties mede wordt gebruikt om bezuinigingen op cultuursubsidies te compenseren. De in dit verband gekozen fondsconstructie achtte zij weinig gelukkig. Zijn instellingen wel bereid om hieraan mee te werken? Grote vraagtekens zette zij bij het brengen van de toegang tot recreatieparken onder een verlaagd BTW-tarief. Dit schept een precedent voor andere bedrijven in de toeristenindustrie en bovendien gaat het hierbij om een bedrijfstak die consumentisme aanwakkert. Verder vroeg zij reactie op de door haar fractie in grote lijnen onderschreven NJMO-brochure over ecologisering van het belastingstelsel.

Mevrouw Vos constateerde dat door het in het kabinet bereikte, generieke akkoord over de lastenverlichting in 1996 de arbeidskosten aan de onderkant van de arbeidsmarkt met ongeveer 6% worden verlaagd. Waarom is niet gekozen voor gerichtere lastenverlichting, zoals een laag BTW-tarief voor arbeidsintensieve dienstverlening aan particulieren?

Ook mevrouw Vos was tevreden over de oplossing die is geboden voor de problemen rondom de BTW-heffing in de thuiszorg. Is hiermee de «tijdbom onder de thuiszorg» definitief ontmanteld?

Mevrouw Giskes (D66) verheugde zich eveneens over de oplossing voor de problemen rondom de BTW-heffing in de thuiszorg. Wordt het beleid met terugwerkende kracht aangepast? Tevreden was zij ook over de toepassing van het verlaagde BTW-tarief op condooms. Zij constateerde dat er iets meer duidelijkheid is gekomen over de BTW-heffing op culturele prestaties. Geldt deze voor alle soorten culturele prestaties, of wordt hierbij onderscheid gemaakt? Het is namelijk de vraag of alle soorten culturele prestaties deze steun wel behoeven. Ook zij vroeg een nadere toelichting op de mogelijkheden die muziekscholen kunnen worden geboden. Verder vroeg zij naar de stand van zaken bij de uitvoering van de motie-Ybema c.s. (22 873, nr. 22). Hoe wordt gereageerd op verzoeken van diverse beroepsgroepen om onder het verlaagde BTW-tarief te worden gebracht? Waardering had zij voor het verzoek tot tijdelijke toepassing van een verlaagd BTW-tarief voor schoenherstellers, al vroeg zij zich daarbij af of dit zich verhoudt tot de weigering om in te gaan op de wens tot verlaging van accijns op frisdranken. Beide wensen zijn immers gebaseerd op moties die stammen uit de vorige kabinetsperiode.

De heer Van der Ploeg (PvdA) schaarde zich achter het verzoek tot machtiging voor tijdelijke toepassing van een verlaagd BTW-tarief voor schoenherstellers, omdat het hierbij gaat om:

– een arbeidsintensieve bedrijfstak;

– een bedrijfstak die zich richt op de binnenlandse markt;

– milieuvriendelijke produktie.

Welke positieve werkgelegenheids- en milieu-effecten zijn hiervan te verwachten? Waarom betreft het verzoek niet ook andere, gelijksoortige categorieën beroepen zoals kledingherstellers, sociale advocatuur, kappers en kringloopwinkels? Ware het niet beter geweest om op basis van bovengenoemde drie criteria te kiezen voor een beter gecoördineerde, meer samenhangende aanpak? Wanneer kan die worden verwacht of is dit uitgesloten, gezien het gebrek aan enthousiasme in de rest van Europa? Kan men zich in het laatste geval niet beter richten op een instrument als de afdrachtkorting? Om te kunnen beoordelen met welk instrumentarium het best eenvoudige banen kunnen worden gecreëerd vroeg hij om een vergelijkend overzicht van de werkgelegenheidseffecten die kunnen worden bereikt via:

– òf afdrachtkortingen in het kader van lastenverlichting aan de onderkant van de arbeidsmarkt;

– òf een brede, samenhangende BTW-verlaging voor produkten en diensten die voldoen aan bovengenoemde drie criteria.

Ook hij vroeg aandacht voor het schrijven van de VSAN van 10 mei jl. Hoe verhoudt de daarin gemelde fiscale ongelijkheid zich tot het dereguleringsoffensief dat is ingezet door de Minister van Economische Zaken? De oplossing die is gevonden voor de BTW-problemen in de thuiszorg kon zijn goedkeuring wegdragen. Dit bevordert marktwerking en past in het beleid om over te gaan van producent- naar cliëntgebonden subsidies.

De heer Van der Ploeg juichte het voornemen toe sportevenementen en culturele prestaties onder het verlaagde BTW-tarief te brengen, maar maakte zich zorgen over de hieraan verbonden fondsvorming. Hoe staat het hiermee? Hij gaf geen hoge prioriteit aan toepassing van het verlaagd BTW-tarief op de toegang tot attractieparken. Zij dragen relatief veel bij aan congestie en milieuvervuiling en richten zich niet alleen op de binnenlandse markt. Wel vroeg ook hij een verklaring voor de verschillende berekeningen van het te verwachten opbrengstverlies als gevolg van zo'n maatregel. Verwijzend naar de door hem eerder genoemde criteria zette hij vraagtekens bij toepassing van het verlaagde BTW-tarief op condooms. Hoe staat het met de plannen tot (de ook door zijn fractie gesteunde) ecologisering van het BTW-stelsel?

De heer Van Rey (VVD) had waardering voor de durf en daadkracht die de staatssecretaris in zijn beleid ten aanzien van de BTW-tarieven ten toon heeft gespreid, maar miste duidelijkheid over de precieze inhoud ervan. Het ordedebatje van 9 mei was bedoeld om daarin te voorzien. Nu die duidelijkheid er is, moet worden geconstateerd dat op Europees niveau teleurstellende voortgang is geboekt. De afspraak over een tariefsevaluatie in het vierde kwartaal van 1994 is niet nagekomen. Wat is hiervan de reden? Hij riep de staatssecretaris op in Europees verband aan te dringen op het nemen van beslissingen over toepassing van het lage BTW-tarief op arbeidsintensieve dienstverlening en milieuvriendelijke produkten. Waarom is het Nederlandse verzoek om machtiging voor tijdelijke toepassing van het lage BTW-tarief beperkt tot de schoenherstellers? Samen met andere landen moet worden getracht om op dit punt bredere afspraken te maken. In dit verband bepleitte hij om ter bevordering van de werkgelegenheid arbeidsintensieve dienstverlening onder het lage BTW-tarief te brengen.

De heer Van Rey herinnerde eraan dat zijn fractie er steeds van uit is gegaan dat in 1995 beslissingen zouden worden genomen over bijlage H bij de zesde BTW-richtlijn en dat dit ook een rol zou spelen in het kader van de algemene lastenverlichting. Omdat amusementsparken in deze bijlage genoemd worden in dezelfde paragraaf als cultuur, schouwburgen en dergelijke, vond hij het wat flauw om nu tegenover pleidooien voor een gelijke behandeling te wijzen op de eraan verbonden milieu-aspecten. In dit verband benadrukte hij dat attractieparken juist veel moeite doen om betere aansluitingen op het openbaar vervoer te verkrijgen. Ook hij vroeg een verklaring voor het verschil in opbrengstverlies. Er moet hoe dan ook een beslissing worden genomen over deze parken. Wanneer komt die?

Onbegrijpelijk vond de heer Van Rey het dat de problemen rondom de BTW-heffing in de thuiszorg zo lang hebben voortgeduurd. Dit vond hij des te verontrustender daar uit kamerstuk 24 171 blijkt dat in deze sector, ondanks een behoedzaam CPB-scenario, niet minder dan 25 000 arbeidsplaatsen moeten worden vervuld door ongediplomeerden. Waarom is niet gekozen voor de weg via artikel 11g van de Wet op de omzetbelasting 1968? In dit verband meldde hij dat psychotherapeuten tot de inwerkingtreding van de wet Beroepen in de gezondheidszorg (BIG) te kampen zullen hebben met concurrentievervalsing, omdat tot die tijd op hun diensten het hoge BTW-tarief van toepassing is. Kan de oplossing die voor de thuiszorg is geboden, ook voor hen gelden? Ten slotte vroeg hij aandacht voor problemen bij de BTW-heffing voor muziekschoolleerlingen boven de 21 jaar.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris herinnerde aan de afspraken in het regeerakkoord over de invulling van de lastenverlichting, de terugdringing van het financieringstekort en de aanwending van meevallers in dit kader. Omdat deze geen financiële ruimte laten voor uitvoering van BTW-voorstellen, is een koppeling gelegd met de financiële ruimte die wordt gecreëerd via BTW-reparatiewetgeving (24 172). Besluitvorming over de invulling van deze ruimte vindt plaats in een gedachtenwisseling met het parlement, op basis van in te dienen wetsvoorstellen. Inzet van het kabinet is daarbij het pakket zoals dit globaal is neergelegd in het wetsvoorstel op kamerstuk 24 172. Dit gaat uit van de prioriteit die het kabinet geeft aan bevordering van de werkgelegenheid en houdt zoveel mogelijk rekening met in het verleden gedane toezeggingen op BTW-gebied en met voorstellen die fracties op dit punt deden bij de recente algemene beschouwingen. Zo is er in het pakket 60 mln. opgenomen voor maatregelen op het gebied van kinderopvang. Mocht het wetsvoorstel niet worden aanvaard, dan moet de financiering van deze en andere maatregelen opnieuw worden bezien. Hij was bereid om (indien de Kamer daarom vraagt) in de schriftelijke voorbereiding van het wetsvoorstel een overzicht te geven van de voorstellen van het kabinet en het beslag dat deze leggen op de te creëren budgettaire ruimte.

De staatssecretaris bevestigde dat zijn voorganger het opbrengstverlies bij toepassing van het verlaagde BTW-tarief op de toegang tot attractieparken raamde op 75 mln. Voorlopige bevindingen van een onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van schriftelijke reacties hierop, geven aan dat het waarschijnlijk aanmerkelijk lager uitvalt. De Kamer wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd over het eindresultaat van dit onderzoek. Ook zal daarbij worden ingegaan op de eerdere berekeningen.

Evenals zijn voorganger was de staatssecretaris voorstander van een systeem waarin de Europese lidstaten facultatief de mogelijkheid krijgen een verlaagd BTW-tarief toe te passen voor milieuvriendelijke produkten en arbeidsintensieve dienstverlening. De zesde BTW-richtlijn verhindert dit thans, omdat de desbetreffende bijlage H limitatief opsomt waarop het verlaagde BTW-tarief mag worden toegepast. Inwilliging van de Nederlandse wens vergt derhalve aanpassing van de Europese regelgeving. In dat kader zou ter vermijding van concurrentievervalsing kunnen worden gekozen voor een verplichtend stelsel, maar hiervoor blijkt binnen Europa geen enkel draagvlak te bestaan. Ook voor het alternatief (een facultatief systeem) is er onder de lidstaten weinig animo. Teleurstellend vond hij het dat de voor 1994 voorziene BTW-tariefsevaluatie op dit punt niet heeft plaatsgevonden, omdat hij die gelegenheid had willen aangrijpen om aandacht te vragen voor Nederlandse wensen en een nadere toelichting te geven op het verzoek om machtiging voor een tijdelijke toepassing van een verlaagd BTW-tarief voor schoenherstellers. De negatieve gevolgen die deze arbeidsintensieve sector ondervond van plaatsing in het hoge BTW-tarief en de speciale aandacht die de Kamer hier steeds voor heeft gehad, rechtvaardigen dit verzoek. Via een extensieve interpretatie ervan zal worden getracht het ook van toepassing te laten zijn voor beroepen als kledingherstellers. Indien de BTW-tariefsevaluatie op de agenda voor de komende Ecofin-raad staat, zal de gelegenheid worden benut het Nederlandse standpunt in deze kwesties naar voren te brengen. Hierover wordt de Kamer geïnformeerd. Gezien de stand van zaken waarschuwde hij ervoor, geen al te hoge verwachtingen te hebben.

Omdat het thans nog niet mogelijk is om een verlaagd BTW-tarief toe te passen voor arbeidsintensieve diensten, vond de staatssecretaris het weinig zinvol om het door de heer Van der Ploeg gevraagde overzicht te geven. Wel was hij bereid het Centraal Planbureau te vragen om een actualisatie van de modelmatige berekeningen (spoorboekjes) waaruit is af te leiden welk effect een bepaalde inzet van middelen heeft op de werkgelegenheid. Overigens gaf hij aan dat bij inzet van het BTW-instrument ook steeds moet worden gekeken naar het effect ervan op het milieu.

De staatssecretaris herinnerde aan toezeggingen die het kabinet tijdens de algemene beschouwingen heeft gedaan over fondsvorming in de cultuursector, in samenhang met BTW-maatregelen. Aangezien over de uitwerking hiervan met alle betrokkenen nog wordt overlegd, kon hij thans nog geen nadere mededelingen doen over de inhoud van desbetreffende wetsvoorstellen. Wel deelde hij mede dat bij de uitwerking tegemoet zal worden gekomen aan de wensen van de Kamer.

Toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968 leent zich niet voor oplossing van de problemen in de thuiszorg, omdat dit gekoppeld is aan in de Europese lidstaten erkende beroepen, terwijl juist in deze sector veel niet-gediplomeerden actief zijn. In het belang van de sector is daarom gekozen voor een snel uitvoerbare, juridisch-technische oplossing. Voor zover de (binnen enkele maanden te verwachten) uitspraken van het Europese Hof van Justitie hem daartoe de ruimte bieden, wenste de staatssecretaris aan deze lijn vast te houden. Tot verdergaande terugwerkende kracht dan 1 januari 1995 was hij niet bereid, maar wel wilde hij zich ervoor inzetten om in individuele gevallen via maatwerk een oplossing te bieden voor knelpunten. In het overleg met de sector fungeren eerdere vrijstellingsbeslissingen als toetsingskader. In het kader van dit overleg is er reeds contact geweest tussen het ministerie en de Landelijke vereniging voor thuiszorg. Via de inspecties zal een aantal commerciële instellingen worden gevraagd om eraan deel te nemen. Het overleg is bedoeld om de grenzen van de mogelijkheden tot vrijstelling te bepalen. Hij was bereid te zijner tijd nader van gedachten te wisselen over problemen die zich onverhoopt nog mochten voordoen.

Over de uitslag van een onderzoek naar aanleiding van de brief van de VSAN d.d. 10 mei jl. wordt de Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

Het muziekonderwijs aan jongeren onder de 21 jaar is ondergebracht in de Europese vrijstellingsregeling voor regulier onderwijs. De EG-richtlijn sluit in dezen echter hobby- en vrijetijdscursussen uit.

Een eerste rapportage van de werkgroep-Vergroening wordt binnenkort verwacht. Gezien het brede terrein dat de werkgroep bestrijkt, wilde de staatssecretaris de werkgroep voldoende tijd geven voor een gedegen eindrapportage. Finale rapportage voor komende Prinsjesdag sloot hij uit.

De staatssecretaris vermoedde dat berichtgeving over Franse experimenten met de winning van koolzaadolie niet de BTW-tarieven betreffen, maar de accijnzen. Over de precieze inhoud van de desbetreffende besluitvorming wordt de Kamer nader geïnformeerd. In dit verband releveerde hij dat onder voorwaarden een aantal Friese ondernemers de mogelijkheid is geboden om aan een experiment op dit gebied mee te doen.

Van het door mevrouw Vos bedoelde rapport van de NJMO en de door de heer Reitsma bedoelde brief van de stichting «Kijken» had de staatssecretaris nog geen kennis genomen. Hij verzocht hen om hem hiervan een exemplaar te doen toekomen, teneinde daarop te kunnen reageren. Een afschrift van deze reactie zal aan de Kamer worden gezonden.

Nadere gedachtenwisseling

De heer Van Rey (VVD) ergerde zich eraan dat de Europese Commissie de afspraak betreffende de BTW-tariefsevaluatie niet is nagekomen, maar wees erop dat dit voor de staatssecretaris een handvat is om te bewerkstelligen dat dit onderwerp op de agenda voor de komende Ecofin-raad wordt gehandhaafd. Bij het naar voren brengen van Nederlandse standpunten moet worden benadrukt dat het machtigingsverzoek een bredere strekking heeft dan alleen de schoenherstellers. Mocht blijken dat Europa echt niet wil luisteren, dan moeten nationale oplossingen worden gevonden. Ten slotte vroeg hij er aandacht voor dat een besluit tot toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor de toegang tot attractieparken alleen kan worden genomen op basis van heroverweging van de verdeling van de ruimte in het BTW-reparatiewetsvoorstel of verhoging van de opbrengst ervan.

De heer Van der Ploeg (PvdA) kon zich vinden in het door de staatssecretaris geschetste pakket van voorstellen voor toepassing van een verlaagd BTW-tarief. Hij onderstreepte de noodzaak om hiervoor Europese steun te verwerven. Gezien de scepsis die de staatssecretaris op dit punt uitte, drong hij erop aan om ook te kijken naar andere instrumenten, zoals dienstencheques, afdrachtkortingen en dergelijke. Tegen deze achtergrond verwelkomde hij het toegezegde overzicht, dat kan worden gebruikt bij een samenhangende aanpak van het werkgelegenheidsprobleem.

Mevrouw Giskes (D66) vond eveneens dat op Europees niveau de druk op de ketel moet worden gehouden. Uit het antwoord van de staatssecretaris maakte zij op dat BTW-maatregelen betreffende kinderopvang, thuiszorg en condooms onverkort worden uitgevoerd, onafhankelijk van het al dan niet aanvaarden van het BTW-reparatiewetsvoorstel.

Mevrouw Vos (Groenlinks) bepleitte om lastenverlichtingsmaatregelen niet alleen te beoordelen op hun effect op de werkgelegenheid, maar ook op hun milieu-effecten. Zij hoopte dat een zo breed pakket op tafel zal worden gelegd dat de Kamer ook echt een brede afweging kan maken. Ook zij drong erop aan om de druk op Europa groot te houden.

De heer Reitsma (CDA) vertrouwde erop dat de staatssecretaris op Europees niveau de druk op de ketel houdt. Hij nam er kennis van dat voorstellen voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief bij de behandeling het BTW-reparatiewetsvoorstel aan de orde komen. Ook hij verheugde zich over het toegezegde overzicht, al wees hij erop dat dit alleen waarde heeft als het neutraal aan de Kamer wordt toegezonden en niet eerst word getoetst aan het regeerakkoord.

Mevrouw Assen (CDA) maakte uit het antwoord van de staatssecretaris op dat hij de uitspraak van het Europese Hof van Justitie met vertrouwen tegemoet ziet. Mocht dit toch negatief uitvallen, geldt de vrijstelling in de thuiszorg dan voor één jaar?

De staatssecretaris was voornemens via informele kanalen druk uit te oefenen om de BTW-tariefsevaluatie op de agenda voor de komende Ecofin-raad te houden, maar hij benadrukte in dezen volstrekt afhankelijk te zijn van besluitvorming door anderen. Bij de inzet van instrumenten wordt het effect ervan op de werkgelegenheid steeds bezien. In overleg met het CPB zal aan de Kamer een modelmatig overzicht worden verstrekt van de effectiviteit van lastenverlichtingsinstrumenten op de werkgelegenheid. Aan het CPB zal ook worden gevraagd of het mogelijk is om in een dergelijk «spoorboekje» milieu-effecten op te nemen. Op de vraag om hieraan ook beleidsmatige conclusies te verbinden ging hij niet in. Dat is aan het kabinet. Ondubbelzinnige garanties voor de financiering van voorstellen betreffende de thuiszorg kon hij niet geven. Wel bevestigde hij zich in te zetten voor het overeind houden van het pakket uit het BTW-reparatiewetsvoorstel.

De voorzitter van de commissie,

Ybema

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), De Korte (VVD), ondervoorzitter, Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, De Jong (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), Van Heemst (PvdA), Van Wingerden, Rabbae (GroenLinks), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Hoogervorst (VVD), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van der Linden (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Van de Camp (CDA), Van Zijl (PvdA), Liemburg (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), Crone (PvdA), Verkerk, Rosenmöller (GroenLinks), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (Unie 55+), Voûte-Droste (VVD), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA).

Naar boven